Direct naar artikelinhoud
Ann De Boeck.
ColumnAnn De Boeck

De restanten onder het slaperige dorpje Oostkerke wijzen op een roemrijk verleden

Ann De Boeck is journalist.

Hun ogen blinken bij ieder laagje kleigrond dat ze geduldig wegschrapen met hun troffels. Echt idyllisch ziet het er nochtans niet uit: een geul van honderd meter met overal botrestanten en een beerputgeur die amper te harden is. Maar dit is waar archeologen van dromen. Tot nog toe vonden ze al 140 middeleeuwse skeletten, van baby’s tot ouderen, waaronder een aantal goed bewaarde exemplaren die na een kleine wasbeurt perfect in een biologielokaal zouden passen.

“De ogen van deze vrouw staan opvallend dicht bij elkaar. Het moet een opmerkelijke figuur zijn geweest”, zegt onderzoeker Bert van der Zwaluw. De Nederlander zit kromgebogen over een geraamte waarvan hij de aarde voorzichtig wegveegt. “Onder haar arm houdt ze een baby vast. Zie je dat? Hier zit nog een stukje schedel.” De botten worden in plastic zakjes gestopt, zodat ze naar een laboratorium kunnen worden gebracht voor verder onderzoek.

Al zes weken zitten ze hier op hun knieën, vlak naast de kerk van Oostkerke, bij Damme. De bedrijvigheid breekt de stilte die doorgaans over de witgeschilderde gevels van de polderhuisjes en de kronkelende kasseibanen hangt. Alsof ze Oostkerke uit een diepe winterslaap hebben geschud. En dat allemaal omdat een handvol arbeiders enkele weken geleden bij de rioleringswerken op het dorpsplein op een hoop menselijke botten zijn gestoten. Op een oud kerkhof, nota bene.

De restanten onder het slaperige dorpje Oostkerke wijzen op een roemrijk verleden
Beeld Benny Proot

Roemrijk verleden

De restanten onder dit slaperige dorpje wijzen op een roemrijk verleden. De lichamen, die naar christelijke traditie met het hoofd naar het westen werden begraven, komen zowel uit Oostkerke als een gehuchtje vlakbij: Monnikerede. Vandaag is dat verdwenen, maar in de 13de en de 14de eeuw was het een bruisende havenstad waar volop vis, zout en andere handelswaar werden verscheept. “Een van de belangrijkste havens van Europa”, zegt archeoloog Dieter Demey.

In die tijd liep er een belangrijke vaarweg van de zee naar Brugge: de Zwingeul. Stadjes zoals Damme, Sluis, Hoeke en Monnikerede lagen langs deze geul en werden zo belangrijke voorhavens voor Brugge. Zo kalm als ze er nu bij liggen, zo bruisend en chaotisch ging het er toen aan toe. Tenminste: tot het Zwin langzaam verzandde, steeds ondieper werd en uiteindelijk niet meer bevaarbaar was. Hierna bloedden de steden dood. Over hun glorieperiode is nog niet zoveel geweten.

“Puur op basis van het aantal lichamen kunnen we ervan uitgaan dat er zeker tweeduizend mensen in Monnikerede woonden. Dat was enorm veel in die tijd”, zegt Demey, die van een belangrijke ontdekking spreekt. Hij haalt nog een andere vondst boven: een stuk aardewerk, wellicht van een kruik, dat met zekerheid uit het Duitse Rijnland werd geïmporteerd. Aan de hand van dit soort objecten, waaronder ook een zwaard, hopen de onderzoekers oude handelsroutes bloot te leggen.

De botten bevatten eveneens een schat aan informatie. Waar mensen woonden en wat ze aten, het werd allemaal opgeslagen in hun botstructuur. Aan de hand van een analyse weten we straks dus hoe internationaal het publiek in Monnikerede was. Zo zijn we al zeker dat er steenkool uit Noord-Engeland werd verhandeld en dat er Italianen en Spanjaarden met hun galeien de geul opvaarden.

‘Circus’

Intussen vragen de buurtbewoners in Oostkerke zich wel af hoelang de opgravingen nog zullen duren. De rioleringswerken hebben al tien weken vertraging opgelopen. “Toen ze vorige week zo’n babygeraamte voor mijn deur legden, trok er een rilling door mijn lijf”, zegt Sylvie, die vlak naast de werken woont. “Nu ja, we zijn geen moeilijke mensen. Ik vind het enkel jammer dat ik al een paar weken niet meer met de auto in de garage raak.”

Ook voor een gemeenteraadslid dat komt kijken, hoeft “het circus” niet lang meer te duren. Haar naam heeft ze liever niet in de krant. Daarvoor ligt het onderwerp te gevoelig. Niet iedereen in Oostkerke kan er immers mee lachen dat overledenen uit hun graf worden getild. Bovendien moet de stad voor de analyse 1.000 euro per lichaam ophoesten. “De eerste tien lijken waren interessant. Maar of het een meerwaarde heeft om die 130 andere los te peuteren? We kunnen het geld ook gebruiken voor de levenden.”

Nee, dan kunnen ze de doden beter laten rusten.