Direct naar artikelinhoud
InterviewWarren Ellis

‘De hele documentaire is een prachtig, subtiel pamflet voor de natuur en tegen de inmenging van de mens’

Warren Ellis en Nick Cave.Beeld RV

Waar Nick Cave gaat, volgt de harige kluizenaar Warren Ellis, en omgekeerd. Cave zei ooit over zijn boezemvriend: ‘Warren is de liefste jihadist aller tijden. Hij begon bij The Bad Seeds in een ondergeschikte rol, maar hij heeft iedereen één voor één buitengewerkt. Wellicht ben ik de volgende.’ Tenzij het tegen dan zover komt, staat de groep eind volgende maand op TW Classic. Maar eerst presenteren de heren hun soundtrack bij de natuurdocumentaire La panthère des neiges én hun eigen film This Much I Know to Be True, waarin we hen songs van Bad Seeds-plaat Ghosteen uit 2019 en hun beider lockdownplaat Carnage (2021) tot leven zien wekken. De liefste jihadist geeft tekst en uitleg. 

Zullen we beginnen bij het prille begin? Ik citeer uit je unieke autobiografische boek Nina Simone’s Gum, dat vorig jaar verscheen: ‘In 1975 vroeg een muziekleraar wie interesse had in vioolspelen. Alle mooie meisjes staken hun vinger op. Dus ik ook.’ Ik wist niet dat je zo pragmatisch en opportunistisch was.

Warren Ellis: “Story of my life. (lacht) Het aangename aan het nuttige én het avontuurlijke koppelen. Wat mijn muzikale carrière kenmerkt, is dat het geen carrière is. Een nieuwsgierige en leergierige knoeier en plantrekker, dát ben ik. Ik heb gestudeerd. Ik heb lesgegeven. Maar dat was allemaal te rechtlijnig. Op een mooie dag stopte naast me op straat een auto. De bestuurder rolde het raam omlaag en vroeg: ‘Jij bent toch Warren? Speel je nog viool? Wij hebben een groepje…’ Zou ik nu met jou aan het spreken zijn als die man niet was gestopt? Als indertijd in de klas alle jongens hun vinger hadden opgestoken?

“Mijn broer en ik hebben jarenlang niet met elkaar gesproken. Maar het schrijven aan Nina Simone’s Gum rakelde een jeugdherinnering op aan clowns, en in een opwelling heb ik mijn broer daarover gebeld. We zijn nu verzoend, dankzij die clowns uit een ver verleden. I’m not woo-woo, ik ben geen halfzachte newagebeliever en geen fatalist, maar soms is het moeilijk om niet in het noodlot te geloven.”

Ben je bijgelovig?

“Ik zou graag ‘nee’ zeggen. Maar ik ben een tikje bijgelovig, ja. (mompelt) Méér dan een tikje.”

Luciano Pavarotti vertelde me dat hij op elk operapodium op zoek ging naar een verroeste nagel. Pas als hij die vond, was hij niet langer zenuwachtig voor het optreden die avond. Hij wist niet dat zijn manager elke keer zo’n nagel voor hem verstopte.

“Geweldig. Ik ben minstens zo erg, vrees ik. Als ik ergens een klein stukje metaal van een wiel zie liggen, dan móét ik het oprapen en bijhouden. Ik heb rare ritueeltjes waarvan ik nooit afwijk… Ik kan je niet vertellen welke, want dat brengt ongeluk. (lacht)

Laten we het over je soundtrack hebben. Ennio Morricone wees me erop dat ook stilte een cruciale component is: de componist moet weten wanneer hij de beelden voor zich moet laten spreken. Kies jij daarvoor of dwingt de regisseur je ertoe?

“Om te beginnen: Morricone heeft natuurlijk gelijk. Morricone had áltijd gelijk (lacht). De meeste componisten zijn heel eigenwijs en controlefreaks, dus ze eisen een zo groot mogelijke vrijheid. Ik niet, ik verkies zeer precieze richtlijnen en duidelijk afgebakende grenzen. Ik ken mezelf: anders blijf ik componeren tot het einde der tijden. Plus: ik word pas helemaal aan het eind ingehuurd, terwijl die regisseur al jarenlang met zijn film lééft, ermee opstaat en ermee gaat slapen. Ik vertrouw dus op zijn oordeel.”

Je zou denken dat een natuurdocu over mysterieuze dieren als La panthère des neiges meer stilte behoeft dan een actiefilm zoals The Assassination of Jesse James, waarvoor je ook de soundtrack schreef.

“Absoluut. In theorie. Maar fotograaf-regisseur Vincent Munier zei me vooraf met grote nadruk dat hij méér wilde dan geluidsbehang, het gemurmel van beleefde muzak op de achtergrond. Hij wilde dat de muziek een aparte stem was, ook een soort dier, een echt personage.”

Wat onderschat de kijker aan een soundtrack?

“Hoe slopend het is. Really, mate, I worked ridiculous hours. (lacht) Het plan was: van tien tot zes. De realiteit was: van tien tot drie uur ’s nachts. En vlak voordien had Carnage met Nick me al uitgeput. De inzinking was nabij. Ik had het project eerst geweigerd, maar toen ik Vincent ontmoette, ben ik bezweken: hij is zo’n charismatische en gepassioneerde man. Maar het is uitputtend. En ik ben geen purist of nostalgicus, ik ben niet één van die oldskool zeuren die zeggen: ‘Vinyl is beter dan Spotify.’ Ik dank de goden voor moderne technologie zoals de Boomerang (de eerste looperpedaal, later vaak gebruikt door artiesten zoals Ed Harcourt en Ed Sheeran, red.) en Pro Tools, want zonder was ik al lang ingestort. De technologie laat me toe om te rotzooien zonder dat ik in die rotzooi verdrink.”

Enkel de regisseur en jij krijgen de film te zien zonder muziek. Da’s een unieke positie…

“Toch niet. Ik krijg, helaas, een film bijna altijd te zien met een voorlopige soundtrack erop. Behalve Jesse James, die kreeg ik maagdelijk te zien. Vroeger was het anders: Ennio Morricone probeerde motiefjes uit op de piano terwijl hij, zo lang en zo vaak als hij wilde, in alle rust en afzondering de film bekeek. Maar tegenwoordig laat de regisseur op de plekken waar hij muziek verwacht een tijdelijke score inspelen door een studiomuzikant, vaak op synthesizer. Da’s handig omdat je dan duidelijk hoort waar de muziek moet beginnen en waar ze stopt, en wat de sfeer ongeveer moet zijn. Die aanpak versnelt het proces, en voor de producer geldt dubbel: tijd is geld, his deadline is yesterday. Maar het is contraproductief. Alsof je met een vrouw in bed ligt maar een regisseur je, euh, creativiteit stuurt door te zeggen: ‘En nu leg je je linkerhand op haar borst…’ Meestal bekijk ik die voorlopige versie met het geluid op mute. (grinnikt)

Naar mijn gevoel is het sleutelmoment in La panthère des neiges – ook bekend onder de naam The Velvet Queen – de consternatie van de makers als ze terug thuis zijn en in hun montagestudio plots vaststellen dat het schuwe dier waarop ze maandenlang hebben gejaagd, de hele tijd hén observeerde. Die sneeuwpanter was zo perfect gecamoufleerd dat ze hem niet eens zagen.

“Ja, práchtig moment: op een foto ziet Vincent plots de kop van het dier, haast onmerkbaar afgetekend tegen de rotsen. De jager beseft plots dat hij de prooi is. Al zijn Vincent en Marie Amiguet natuurlijk geen jagers, integendeel: het zijn activisten, en de hele documentaire is een prachtig, subtiel maar niet mis te verstaan pamflet voor de natuur en tegen de inmenging van de mens. Ik dacht meteen: een componist uit Hollywood zou hier a big deal van maken en er heel dramatische muziek op plakken. Ik niet. Voor zo’n onderwerp is subtiliteit álles.”

Een ander prachtig moment: Vincent die in de bergen van Tibet kinderen – voor het eerst en misschien het laatst in hun leven – op zijn gsm westerse muziek laat horen.

“Dat ontroerde mij ook. En nu wil je zeker weten of hij hun een song van Nick en mij heeft gespeeld? Geen idee, ik heb het niet gevraagd. Wat ik ook besefte: wij mensen observeren dieren in documentaires, maar de dieren zullen nooit een documentaire zien over mensen. Misschien moet iemand dat eens uittesten, zien wat hun reactie is. Afschuw en ontsteltenis, stel ik me voor: waarom zouden ze zich voor ons mensen moeten interesseren? (lacht)

Nick en jij zijn notoire workaholics. Als hij niet bestond, zou je tijd hebben voor een andere hobby. Welke? Documentaires?

“Ik vind La panthère des neiges echt wondermooi, maar ik zou niet het geduld hebben om maandenlang in zo’n bar landschap te wachten op een beest dat misschien niet eens opdaagt. Maar ik hou wel van dieren. We starten nu een soort reservaat op in Sumatra: misschien eindig ik daar wel, in Ellis Park, omringd door duizend gekwetste apen voor wie ik bananen pel. Andere gekwetste apen dan de gekwetste apen die me nu omringen.”

Warren Elis en Nick Cave.Beeld Matthew Thorne

BRONZEN KAUWGOM

De premisse van je boek Nina Simone’s Gum wordt kernachtig verwoord in de titel: na een optreden op het Meltdown-festival in Londen in 1999 stal je de kauwgom die Nina Simone, vlak voor ze begon te zingen, aan de onderkant van haar vleugelpiano had vastgeplakt. Jij hebt van die kauwgom een relikwie gemaakt. Een bisschop zei me ooit dat er van het kruis waarop Jezus werd gekruisigd genoeg splinters in omloop zijn om een heel bos te vullen. Vrij vertaald: bijna al die relikwieën zijn nep. Het jouwe is écht.

“Ik weet niet wat me toen bezielde. Nick zei me: ‘Soms maak ik me zorgen over jou.’ (lacht) Maar hij is even erg, hoor. Ik was al fan van Nina, en het was een prachtig concert, één van haar laatste, ze was al ziek, slecht te been, duidelijk vergaand van de pijn, en in 2003 stierf ze. Ik heb die kauwgom in haar handdoek gewikkeld en ’m vervolgens jarenlang niet bekeken. Maar na haar dood besefte ik: dit is… íéts. Die kauwgom is de enige organische link met haar, met wie ze was én met haar muziek. En mijn exemplaar is uniek – ik heb lang gedacht dat er nog wel andere propjes kauwgom zouden opduiken, maar blijkbaar ben ik de enige gek die ooit op dat idee kwam.

“Het interessante aan die kauwgom is hoe een op zich onbeduidend object een betekenis kan krijgen die de intrinsieke waarde ervan ver overtreft. Dat opent een discussie over wat heilig is, wat een relikwie is, wat al dan niet vereerd mag worden. Ik overweeg nu om van een uitvergroot afgietsel van die kauwgom in brons een standbeeld te maken.”

Waar sta je in de huidige discussie over koloniale standbeelden?

“Laat de standbeelden van al die foute generaals en adellijke profiteurs en slavenhandelaars stáán. En beschadig ze niet! Ik ben sowieso tegen vandalisme. Vergeet niet: die standbeelden werden ontworpen en gemaakt door grote artiesten wier prachtige werk je dan vernielt. De mensheid evolueert, gelukkig maar. En je kunt niet de mentaliteit van toen corrigeren met het bewustzijn van vandaag. Je kunt en moet wel duiden, zeggen: ‘Generaal so and so was een racist en sloeg zijn vrouw.’ De geschiedenis moet zichtbaar zijn, ook de foute geschiedenis. The great stuff and the shitty stuff of humanity. Stel je voor dat ze de concentratiekampen in Auschwitz of Treblinka zouden hebben afgebroken, dan was het of die gruwel nooit had plaatsgevonden en zouden de Holocaust-ontkenners vrij spel hebben!”

Nina Simone’s Gum opent met een citaat van Lou Reed, en je schrijft dat je in je eerste opnamestudio een altaartje bouwde met onder andere ‘een heilig exemplaar van Lou Reeds Metal Machine Music, met het cellofaantje intact’. Heb je ondertussen ook naar die plaat geluisterd?

“O, maar ik ken ze al heel lang en bezit er minstens twee vinylexemplaren van. (lacht) Dacht je: ‘Die arme Warren staat een grote ontnuchtering te wachten als hij hoort welke neurotische, experimentele instrumentale muziek daarop staat’? Nee, ik wéét dat Metal Machine Music wordt geacht een extreem atypische en onbeluisterbare plaat te zijn. Maar ik vond ze altijd mythisch en fascinerend, zelfs verslavend. Ook al dacht ik op basis van de hoes eerst: wow, een liveplaat! Maar ik ken die vier kanten uit het hoofd, ik kan ze neuriën. (lacht) Alleen die cd met het maagdelijke cellofaan raak ik niet aan, dat is tenslotte een relikwie.”

Wat zou Nina Simone zelf van de heiligverklaring van haar kauwgom gevonden hebben?

“Nina was niet de gemakkelijkste. Eerder de allermoeilijkste. (lacht) Er is een foto waarop ze poseert met Nick. Hij is toch geen talentloze onbekende, zou je denken, eerder een soort collega, én op dat moment de curator van het Meltdown-festival in Londen waar ze vetbetaald kon optreden. Maar ze poseert naast hem met een gezicht dat zegt… (zucht diep)

BRONZEN KAUWGOM
Beeld Charlie Gray

Ik zal je tien minuten worstelen met een tactvolle formulering besparen. Het is een gezicht dat zegt: ‘Wie is die idiote vent en waarom zou ik naast hem moeten poseren?’

“En een halfuur later poseerde ze naast de fantastische Little Jimmy Scott, en toen kon ze plots wél lachen. Nou ja, glimlachen. Sort of. Heel even. Maar Jimmy was dan ook zwart en van haar generatie, en dus een betrouwbare medestrijder. Ongetwijfeld vond ze mij een rare, a crazy white guy. En dat vond ze wellicht ook van Nick. En ongetwijfeld zou ze vinden dat de absurditeit van een tot relikwie verheven kauwgom de aandacht afleidt van haar muziek. Net zoals zoveel zwarte medemensen, zeker van haar generatie, was ze heel statusbewust: ze wilde respect – zie ook Aretha Franklin – en stond erop dat ze werd aangekondigd als ‘Doctor Nina Simone’. Zodat alle aanwezigen werd ingeprent dat zij niet zomaar een slavin of een huisvrouw uit het ghetto was die een beetje zong, maar een intelligente, gecultiveerde, onafhankelijke vrouw. Op Meltdown eiste Doctor Simone in haar kleedkamer zes flessen champagne, ‘voor persoonlijk gebruik’. (grinnikt)

Die kauwgom bevat haar speeksel en dus haar DNA. In theorie kun je haar klonen…

“En, om het nog absurder en surrealistischer te maken: je zult mij niet horen zeggen dat ik dat níét zou doen. Ik bezit ook een beetje bloed van Charlotte Rampling… Misschien kan ik die twee mixen en een supervrouw scheppen?”

Je componeerde ook soundscapes voor Stranger than Kindness, de tentoonstelling van Nick waar je dierbare stuk kauwgom te zien is. Hoe beslis je welke sfeer je brouwt voor welke zaal?

“Nick gaf me aanwijzingen. ‘Nick’s Hall of Gratitude’ behoeft een serenere sfeer dan een zaal met instrumenten. Maar soms werk ik in contrapunt: ruigere muziek voor een sfeervol, schemerig zaaltje of vice versa.

“Het is grappig hoe zo’n tentoonstelling een bloedserieuze sfeer genereert. Op een gegeven moment werd Nick door iemand van het museum op de vingers getikt omdat hij zonder handschoenen één van z’n eigen bezittingen aanraakte, een object dat hij thuis duizend keer zonder handschoenen had aangeraakt! En de kauwgom van Nina Simone moest verzekerd worden – hij is tenslotte onvervangbaar – en wordt nu getoond achter van diverse alarmen voorzien kogelvrij glas.”

Krankzinnig.

“En mooi en juist.”

Stranger than Kindness zou er wellicht niet zijn gekomen zonder de tentoonstelling Bowie Is, waarmee David Bowie alweer een trend lanceerde.

“Ik vroeg me eens af wat het ultieme rock-’n-rollrelikwie zou zijn. Iets wat toebehoorde aan Bowie? Maar toen zei Nick: ‘Misschien… Maar Bowie had zéker die kauwgom van Nina willen hebben.’ (lacht)

BOZE BIJEN

Begrijp je zelf waarom het zo goed klikt tussen Nick en jou?

“Onze samenwerking is meditatief en puur gevoelsmatig. En we hebben hetzelfde gevoel voor humor.”

Nick zei dat je altijd op zenden staat, zelden op ontvangen.

“Ja, dat klopt wel. Ik ben onrustig. Ik ben licht neurotisch. Ik ben heel productief. En ik wil Nick echt helpen, ik wil bijdragen, geen ballast zijn. Ik spui dus eerder te veel ideeën dan te weinig. En ik kick op improvisatie en vergeet soms dat je een precies gestructureerde song kapot kunt improviseren.

“Voor mij werkt muziek zo: als ik de klanken die ik voortbreng meteen begrijp, dan verlies ik zeer snel mijn interesse. Maar als ik erin verloren loop of iets bedenk wat me uit evenwicht brengt, blijf ik wakker. Als muziek te eenduidig wordt, zwart-wit, dan klap ik dicht, it shuts me down. Terwijl ik net open moet blijven. Maar dat besef ik nu pas, jaren geleden had ik je dit antwoord niet kunnen geven.

“Onlangs vroeg iemand me hoe mijn verhuis naar Parijs mijn muziek had beïnvloed. Geen idee! Ik wil het niet weten! En het is niet dat ik plots Franse chansons ben gaan maken die wemelen van de baguettes. (lacht)

In de documentaire This Much I Know to Be True zien we hoe Nick en jij worstelen met de bevalling van Carnage. Van welke andere artiest van vóór jouw tijd had jij zo’n fly-on-the-walldocumentaire willen zien?

“Beethoven! John Coltrane! Glenn Gould! Ennio Morricone! Miles Davis! Ik zou veel geld geven voor een making-of over Kind of Blue of Bitches Brew. Het is gepast dat je zegt ‘van vóór jouw tijd’, want die periode is mythisch omdat er zo weinig beeldmateriaal over bestaat. Zo vond ik nergens beelden van Nina’s concert op Meltdown in 1999. Terwijl er nu honderden smartphonefilmpjes van in omloop zouden zijn!”

Straks ga je alweer met Nick op tournee. Tijdens een optreden in Edinburgh hoorde ik hem zeggen: ‘Warren, er is iets mis met je viool.’ Waarop jij, kurkdroog: ‘Dat is altijd al zo geweest, Nick.’ En in je boek beschrijf je je atonale, chaotische, dissonante manier van spelen zo: ‘It sounded like a tsunami of pissed-off bees.’

(lacht smakelijk) Voor mij is vioolspelen een constant gevecht dat ik even vaak verlies als win. Ik ben technisch gesproken helemaal niet zo’n geweldige muzikant. Maar ik heb een onfeilbare feel, een zesde zintuig dat aan de bel trekt als ik een klank produceer die niet iedereen zou voortbrengen. Imperfecte brol die toch iets met je doet, daar gaat het me om. Wat eerst een vacuüm was vullen met zuurstof. Wat Nick noemde: een vleugje genialiteit in een oceaan van bullshit. En omdat ik niet klassiek geschoold ben, sla ik aan elk muzikaal kruispunt een andere weg in dan een krak in notenleer zou doen. Ik ben een ouderwetse excentrieke ambachtsman die moet wedijveren met Ikea. Miljoenen vioolstudenten kunnen beter Mozart spelen, maar alleen ik kan Warren Ellis-muziek creëren. Dat zal ik dus blijven doen, for better or for worse.”

De digitale versie van de soundtrack bij ‘La panthère des neiges’ is nu uit, de fysieke versie verschijnt op 17 juni bij Invada Records. De documentaire This Much I Know to Be True is nu uit. Nick Cave & The Bad Seeds spelen op 25 juni op TW Classic.

BOZE BIJEN
Beeld rv

© Humo