Direct naar artikelinhoud
ReizenEuropa voor boekenfanaten

Slenteren door steden van papier: dit zijn de mooiste boekhandels en bibliotheken van Europa

De interuniversitaire Bibliothèque Sainte-Geneviève in Parijs, op de Place du Pantheon. Toegang krijgen tot deze verborgen parel vergt engelengeduld.Beeld Marie-Lan Nguyen

De reis van zijn leven? Die leidt literair journalist Dirk Leyman langs schrijversplekken, boekhandels en bibliotheken over heel Europa. En levert een papieren oogst op die hem steeds de weg naar de verbeelding doet vinden.

‘De reis van mijn leven’, moet ze nog plaatsvinden of heb ik ze al beleefd? Even bevond ik mij in dubio toen de magazinechef haar verzoek voorlegde. Niet dat ik geen verrukkelijke vakantiemomenten cultiveer. Of traumatische reis­ervaringen opliep – nu ja, twee, hooguit. Eerder omdat ik wanhopig slecht ben in kiezen en karakterieel zelden in superlatieven grossier – je bent literair criticus of je bent het niet. Misschien omdat ik onderweg amper mijn belevenissen in hapklare Instagram-story’s giet. En wie weet omdat ik – ik ben optimistischer dan ik eruitzie – altijd denk dat het beste nog moet komen. Bovendien spiegel ik me aan een uitspraak van Susan Sontag: “Ik ben niet overal geweest, maar het staat wel op mijn lijstje.”

Bestaat ze, de reis die de perfectie benadert en over de hele linie geslaagd is? Zeker. Maar zeg nu zelf: aan elke idyllische trip kleeft een schaduwzijde. Vervelende wachttijden, praktische sores, een opspelende maag. En mensen, te veel mensen op platgetreden plekken. Om te zwijgen van plots opstekend heimwee, een onverklaarbare onrust, insectenbeten of erger: een op barsten staande liefde. Reizen verhevigt alles. Ik kan het niet helpen. Me onderdompelen in het moment blijft een werkpuntje.

Als reiziger ben ik een beeldenbetrapper en leg ik een herbarium van herinneringen aan, terwijl een milde, ongevaarlijke melancholie als een aapje op mijn schouder zit – “Melancholie is een tijdelijk tekortschieten van de zelfbegoocheling”, formuleerde W.F. Hermans het ooit. Bewaren wil ik ze, die residu’s van vervoering en welbehagen, aan de hand van parafernalia: een toegangsticket, een adres- of metrokaartje, een restaurantrekening, een plannetje, een viltje.

Ik zal het niet verdoezelen: boeken vormen mijn leidraad. Elke reisbestemming gaat als vanzelfsprekend allianties aan met de literatuur en met schrijvers. Patrick Modiano, de surrealisten of Georges Perec loodsen mij door Parijs, Cees Nooteboom laat je in zijn Berlijnse notities de val van de Muur herbeleven en Orhan Pamuk gidst je door Istanboel. Zelfs als ik mezelf vrijaf geef van de literatuur, roept ze me wel tot de orde. Zo zat ik in Barcelona ooit op een plein te lunchen, toen Goncourt­winnaar Jonathan Littell pal naast me plaatsnam. Steevast tors ik ook een stevige stapel boeken mee en kom met nog veel meer terug. Het concept van de light traveller is me ontglipt.

Verlekkerd tussen de fotoboeken, azend op nieuwe veroveringen, in een Weense boekhandel.Beeld Dirk Leyman

Was ik ooit voorbestemd om een globetrotter te worden, een onverschrokken reiziger-durfal? Als eenzelvig jongetje – een snotverwend nakomertje, bovendien – was ik een tijdlang bezeten van cartografie, naslagwerken, atlassen en encyclopedieën. Drentelend met mijn vinger boven wereldbollen verlangde ik naar de verte, naar de meest afgelegen vuurtorens, naar onooglijke eilanden. Die reisdrang weerspiegelde zich in mijn verzamelingen die de meest buitenissige vormen aannamen. Zo maakten mijn oudere zussen, vrienden of buren me bij hun vakantieterugkeer perfect gelukkig met kleur­rijke, toeristische leporellofolders en uitvouwbare postkaartenboekjes, in felle Kodachrome-kleuren. De collectie groeide, tot ik er in 2015 een boek uit putte: Europe Express.

Rond mijn 25ste sloeg de reisliteratuur me in de ban: Bruce Chatwin over Patagonië, Jan Morris over Venetië, Jack Kerouacs roadtrips, Redmond O’Hanlons Congo of Claudio Magris’ Donau of de ook op tv uitgevente eilandgekte van Boudewijn Büch. En later de Wanderlust van Rebecca Solnit. Toch ben ik nooit een dappere Sylvain Tesson of Robert Macfarlane geworden. Ik kon me met mijn frêle gestel maar beter niet door smalle bergengtes wurmen of met de motor door de toendra snorren.

Amateurdetective

Mijn avontuurlijkste reiservaring? Op mijn buik liggen, hangend over een klif, om toch maar dat volmaakte plaatje van de Beachy Head-vuurtoren te schieten. Of in 2014 met A. dat schijnbaar verlaten Parc Zoologique binnendringen op Saint-Jean-Cap Ferrat, waar dronken krakers en honden ons verjoegen en later Russische oligarchen immense villa’s bouwden. En kamperen, vraagt u? Dat blijft een geseling voor het comfortdiertje dat ik ben. Eenmaal zette ik in de Dordogne een tent op, in duisternis en bij sterke wind. Ze oogde ’s morgens als een verongelukt deltavliegtuigje. Ik was de risee van de camping.

Ben ik dus het prototype van de armchair traveller? Na een portie desolaat natuurschoon snak ik steeds weer naar de ­beweeglijke, immer fascinerende rituelen van de stad, naar dat “immense reservoir van elektriciteit”, zoals Baudelaire Parijs ooit noemde. Dan ben ik bereid elk straatnaambordje of elke stoeptegel te omarmen. De filosoof Walter Benjamin omschreef het type als “een figuur die zich scherp bewust was van de drukte van het moderne leven, een amateurdetective en onderzoeker van de stad”. Dat beviel me wel. Slenteren is één van mijn lievelingsbezigheden: het maakt me rustig, hoe druk een stad ook mag zijn.

De stadsbibliotheek van Stockholm, met zijn indrukwekkende galerijen en rotunda.Beeld Arild Vågen

“Word je dat nooit moe, dat turen naar die schrijversgevels?” vraagt S. pesterig, als ik haar na een Parijse dag vervoeg en vertel in welk arrondissement ik rondhing. En bijvoorbeeld ontdekte in welk restaurant Françoise Sagan met Jean-Paul Sartre tafelde, tijdens zijn laatste blinde levensjaar. ­Honderden, wellicht duizenden schrijversplekken moet ik getraceerd hebben, soms in het kader van een literaire queeste, een reportage of een boek, vaak louter voor het plezier van de synergie tussen locatie, schrijver en zijn tekst. Is de literatuur tenslotte geen uitstekende gps die je naar onvermoede plekken navigeert in buitenwijken of in chique kwartieren, naar villa’s, begraafplaatsen of iconische hotels? Want je zegt toch geen nee tegen een uitnodiging voor die mondaine literaire prijsuitreiking in Hôtel Belles Rives aan de Cap d’Antibes, waar Scott F. Fitzgerald zijn Tender Is the Night schreef? Of je strandt in Wenen en doorbladert er de krant op de exacte plek in Café Bräunerhof waar de Oostenrijkse opperpessimist Thomas Bernhard geregeld de zijne las. Onvergetelijk.

Grot van Ali Baba

Ook boekhandels behoren tot de verlokkingsmiddelen van een stad. Zoals kinderen naar de ijscokar hollen, zo steven ik als een verslaafde af op een antiquariaat. “Je boekensirene gaat weer af”, zegt S. wanneer ze me plots in een spelonk ziet verdwijnen waar papier is opgehoopt. En maar moet afwachten wanneer ik er terug uit tevoorschijn kom. Ook Connie Palmen kent het gevoel: “Juist wanneer het gevoel van ontheemding me bevangt, is elke boekhandel een thuishaven.” De wonderlijkste uren bracht ik door in de eindeloze Librairie Mollat in Bordeaux, in het regelmatig overstroomde Aqua Alto in Venetië, in L’Ecume des Pages in Saint-Germain-des-Prés en Ofr in de Marais of het gezellige Bücherbogen aan de Berlijnse Savignyplatz. En valt het reisboeken­aanbod van het Londense Daunt Books wel te overtreffen?

Gek dat men mij in buitenlandse boekhandels vaak aanspreekt alsof ik de winkelbediende ben, alsof ik razendsnel vergroeid raak met het decor. Uiteraard val je weleens in handen van excentrieke boekhandelaren. In een antiquariaat in een buitenwijk in Helsinki werd ik gegijzeld door de stokoude, pot­dove uitbater die me – een of ander Fins dialect uitstotend – van geen vin meer loste. Ik was de uitgelezen prooi. Hij beklom laddertjes en reikte me oninteressante Finse boeken aan. Ten einde raad schafte ik me een peperduur kinderboek van de Finse cultschrijver Arto Paasilina aan. Waarna ik mocht beschikken. Memorabeler was het bezoek aan de übercharmante tweedehandszaak Hurlingham Books in Zuid-West Londen (aarzel niet als u in de buurt bent). Uitbater Ray Cole bestiert de winkel al sinds 1968. Hij rijdt zijn klanten onder zachte dwang ook met de auto over en weer naar zijn magazijn, tien minuutjes verderop. Een hallucinante grot van Ali Baba is dat, met ruim een miljoen boeken, waar je urenlang in je eentje mag rondsnuisteren. Al vrees je er de hongerdood te sterven als de poort in het slot valt. De chaos is groot, de systematiek ver te zoeken. Tot Ray je weer ‘bevrijdt’ en van onder zijn petje sommeert dat het tijd is om zijn walhalla te verlaten. Het liefst met een stapel aankopen.

Het terras van Oodi, de nieuwe hoofdbibliotheek van Helsinki, waarvan de gevel metamorfoseert naargelang de lichtinval en de seizoenen.Beeld Dirk Leyman

Laten we de bibliotheken niet vergeten. Sinds mijn eerste aarzelende intrede – als zesjarige ongedurige lezer – in de allerminst onaardige bib van mijn taalgrensstadje, raakte ik verslingerd aan deze bewaarplaatsen van het boek. Reservoirs die ik volledig wou op- en leegslurpen. De schier oneindige beschikbaarheid van in te bladeren boeken, wat kon daar tegenop?

Library porn

In elke stad die ik aandoe, stap ik minstens één bibliotheek binnen. Na een bezoek aan het laatste woonhuis van August Strindberg in Stockholm belandde ik in de wijk Vasastan. Daar beleefde ik mijn bibliotheek-aha-­erlebnis. Op het eerste gezicht oogde het gebouw enigszins stug, in zijn noordelijke modernistisch-classicistische stijl. Maar de uit 1928 daterende Stadsbibliotheek, ontworpen door Gunnar Asplund, is vooral indrukwekkend door zijn rotunda. Als bibliofiel de cirkelvormige structuur – met drie rondom omzoomde ­verdiepingen – betreden, staat garant voor overweldiging en ontroering. Deze bibliotheek straalt helderheid en warmte uit, maar ook doordachtheid. Het was de eerste Zweedse bibliotheek waar destijds de bezoeker zelf in de rekken mocht neuzen, zonder interventie van een bibliothecaris. De gaanderijen zorgen nog steeds voor een lichte duizeling.

Scandinavië is sowieso een speeltuin qua library porn. Bezoek bijvoorbeeld de stadsbibliotheek van Malmö, of Oodi, de nieuwe bibliotheek van Helsinki die je bijna in katzwijm doet vallen met zijn vloeiende glas en staalstructuur en houten façade, waarin traditio­nele en hedendaagse elementen naadloos samenvloeien. Oodi metamorfoseert naargelang de lichtinval en de seizoenen. Elke verdieping bezit een uitgekiende andere atmosfeer en altijd heerst er ruimtelijkheid.

Library porn
Beeld Dirk Leyman

In Parijs word ik weleens bevangen door een verlangen naar de Salle Labrouste van de Bibliothèque Nationale in de Rue Richelieu, waar Walter Benjamin of Lenin ooit studeerden. Of de Bibliothèque Sainte-Geneviève aan het Pan­theon, met zijn innovatieve ijzeren dakgewelf, gebouwd tussen 1838 en 1851 door diezelfde ­Labrouste, meteen de grootste Franse inter­universitaire bibliotheek.

Van mijn strooptochten langs boekenpaleizen kom ik zelden onbeladen terug. Mijn reisgezelschap is eraan gewend: dat wordt helpen tillen met een redelijke kans op een schouderfractuur om al die veroverde papierwaren heelhuids op de eindbestemming te krijgen. Thuisgekomen leg ik ze op een hoge stapel, draai en drentel eromheen… Of zoals de schrijver Alexander Cockburn het ooit zei: “The travel writer seeks the world we have lost – the lost valleys of imagination.” Terugreizen en teruglezen, is dat dan toch de mooiste reis van mijn leven? Wellicht. Tot het hoog tijd wordt om weer te vertrekken.