Direct naar artikelinhoud
Boekbespreking‘Chums’ - Simon Kuper

‘Moeiteloze superioriteit’: hoe een kliekje uit Oxford later het Verenigd Koninkrijk zou leiden

Student Boris Johnson was voorzitter van de Oxford Union en zou later zeggen: ‘We waren een opdringerig, aanmatigend en alles welbeschouwd weerzinwekkend zootje.’Beeld REUTERS

De Britse schrijver en columnist Simon Kuper (52) schreef een boek over Boris Johnson en andere Britse Conservatieve politici toen ze nog ambitieuze en ongemanierde studenten waren die zich klaarmaakten voor hun greep naar de macht.   

en

Het premierschap van Boris Johnson hangt aan een zijden draadje nu steeds meer Conservatieve regeringsleden ontslag nemen of hem vragen op te stappen.

Het recentste nieuws over het lot van Boris Johnson en zijn regering leest u hier.

Al snel nadat Simon Kuper in 1988 begonnen was aan zijn eerste jaar aan Oxford University, viel hem een student op die altijd een paraplu bij zich had, een donker ­kostuum met twee rijen knopen droeg en een ouderwetse bril ophad.

“Hij zag eruit als een victoriaanse dominee”, herinnert Kuper zich. “We dreven de spot met hem in ons blaadje (‘Cherwell’, het studentenweekblad waar Kuper voor schreef, red.) en beseften de hele tijd niet dat we hem hielpen om zijn merk uit te bouwen.”

De man, en het merk, was Jacob Rees-Mogg, wiens stijve, aristocratische stijl onveranderd bleef naarmate hij opklom in de rangen van de Conservatieve Partij en die nu in het kabinet van premier Boris Johnson fungeert als staatssecretaris voor Brexitkansen en Overheidsefficiëntie. Hij was slechts één lid van een groep jonge mannen – anderen waren onder meer Johnson zelf; nog een toekomstig eerste minister, David Cameron; een regeringslid, Michael Gove; en een voormalige adviseur van Johnson, Dominic Cummings – die zich halverwege en eind jaren 80 in Oxford bevonden en later het land zouden gaan leiden.

Kuper schrijft over hun gewoonten, hun eigenaardigheden en hun bijwijlen vervelend gedrag in Chums: How a Tiny Caste of Oxford Tories Took Over the UK, dat in april uitkwam. Het boek schetst een profiel van een groep toekomstige leiders op een moment dat weinigen buiten hun elitaire kringen wisten wie ze waren, en brengt het Oxford van die tijd in kaart zoals een natuurdocumentaire een overzicht zou geven van roofdieren en hun prooi op de Serengeti-vlakten.

Kuper, schrijver en columnist van de Financial Times, was een buitenstaander toen hij in die biotoop arriveerde. Hij was opgegroeid in Zuid-Afrika en woonde tussen zijn 6de en 16de in Nederland. Zijn vader was antropoloog, zijn moeder redigeerde academische boeken. De discussies tijdens het eten bij hem thuis vormden zijn voorbereiding op de tafeldebatten die hem aan de universiteit wachtten.

Het is een van de redenen waarom hij nooit last had van het ‘oplichterssyndroom’ – het gevoel dat volgens hem vaak voorkwam bij andere studenten in Oxford, dat het feit dat ze waren toegelaten aan die universiteit een administratieve dwaling was. Hij had een deel van zijn middelbaar aan een privéschool in Londen doorgebracht, en had daar niet de soort neuroses aan overgehouden die ­welig tierden aan de universiteit.

“Toen ik in Oxford arriveerde, merkte ik dat mensen geobsedeerd waren door klasse”, zegt hij. “Vrienden van me voelden zich minderwaardig vanwege hun accent, de manier waarop ze zich kleedden, hoe ze liepen. Ik kwam uit het buitenland en had totaal geen last van dat klassen­systeem.”

TE ABSURD

Kupers tongval, die behoorlijk conventioneel Brits klinkt voor niet-Britse oren, leek hem te onderscheiden van de meeste mensen die hij ontmoette. Zoals hij uitlegt, kwam hij enigszins chic over bij mensen uit de arbeiders- en de middenklasse, maar ontegenzeggelijk on-chic bij de echt rijken. De laatsten zouden hem in Oxford bestempelen als een stain, een voormalige leerling van een public school, één trede op de maatschappelijke ladder onder de tug, de term voor een oud-leerling van een van de ‘mindere’ private schools. (Eton College en Winchester College zijn bekende public schools.)

De voorbereidende middelbare school met het grootste aanzien was Eton, gesticht in 1440, waar veel sleutelfiguren in Chums een diploma haalden. Kuper geeft hen het etiket toffs, een term die ze weleens hanteren om zichzelf te omschrijven en die staat voor afgeschermde, zelfvoldane en snobistische aristocratische types.

Terugblikkend vond zelfs Johnson zichzelf en zijn maten ietwat hatelijk. “We waren een opdringerig, aanmatigend en alles welbeschouwd weerzinwekkend zootje”, schreef hij in Have I Got Views for You, een verzameling essays uit 2006.

Kuper maakte vrienden, speelde cricket, werd verliefd en probeerde verder zo goed als mogelijk te eten aan de universiteit, die weinig gaf om gastronomie. Hij zat er niet op hetzelfde moment als Johnson, die in 1987 afstudeerde als classicus. Chums is veelal reportage gebaseerd op gesprekken met de voornaamste personages, naast observaties van leeftijdgenoten en kennis van Oxford opgedaan door lessen bij te wonen. Kuper was zich slechts vaag bewust van deze politieke zwaargewichten in wording, en kon zich toen niet voorstellen dat ze ooit nationale betekenis zouden krijgen.

“Ze leken daar te absurd voor”, zegt hij. “Ik sprak voor het boek met een vriend die ook bij Cherwell zat. Hij zei: ‘Ik dacht dat ze iets uit het verleden waren, en dat de moderne tijd die belachelijke Etonians, met hun witte das en hun onnozele manier van praten, wel zou wegvagen. Het kwam toen niet bij me op dat ze gewoon begrepen hadden hoe de weg naar de macht liep.’”

Simon Kuper voert in zijn boek aan dat, als dit korps afgewezen was door Oxford, de brexit er nooit gekomen was.Beeld NYT

Een deel daarvan was gewoon naar Oxford gaan, dat elf van de vijftien Britse premiers sinds de Tweede Wereldoorlog heeft voortgebracht. Daarna kwam het erop aan bij de Oxford Union te gaan, een debatgenootschap dat in 1823 gesticht werd. Het is gehuisvest in een neogotisch gebouw met bibliotheek, snookerzaal en bar, en een debat­zaal waar 450 mensen kunnen plaatsnemen. De Union staat al lang te boek als een proeftuin voor mensen met politieke ambities van elke ideologische gezindte, die er een uitgelezen kader vinden om hun talent voor impromptu spreken en gevatte replieken te demonstreren.

Voor hij zich inschreef, had Kuper nooit gehoord van de Union. De toffs, daarentegen, droomden al sinds hun adolescentie van de debat­kamer, zegt hij. Ze hadden getraind om voor haar volgepakte houten banken te paraderen op plekken zoals de Political Society aan Eton, zowat de belofteploeg van de Union.

De meest begeerde functie bij de Union was die van voorzitter. Eerdere bekleders van het ambt waren onder anderen de eerste ministers William Gladstone, Edward Heath en H.H. Asquith. Johnsons vader Stanley had eind jaren 50 tevergeefs geprobeerd de titel in de wacht te slepen, en het leek onvermijdelijk dat zijn zoon iets soortgelijks zou ondernemen, gezien zijn tomeloze ambitie.

MOEITELOZE SUPERIORITEIT

Boris Johnson is de meest fascinerende persoonlijkheid in Chums. De chaotische stijl, de zelfrelativerende humor, de gave voor grappige opmerkingen – het was er al allemaal aan de universiteit, net zoals de ambivalente houding van een telg van de elite tegenover presteren. Het doel was dingen na te streven zonder daar ogenschijnlijk moeite voor te doen, want dat werd als ietwat vulgair beschouwd. ‘Moeiteloze superioriteit’ was het welbekende officieuze motto van Oxford.

Zijn eerste campagne voor de hoogste functie bij de Union had, zoals Kuper opschrijft, dus opvallend weinig om het lijf. Zijn rivaal was een oud-leerling van een public school genaamd Neil Sherlock, die zich herinnert dat Johnson niet eens de moeite nam om campagne te voeren en nooit uitspraken deed over zijn plannen voor als hij zou winnen. (Sherlock had beloofd de Union nieuw leven in te blazen door het ledenaantal te vermeerderen.) Sherlock beschreef de campagne voor Kuper als “meritocraat versus toff”.

Sherlock zei het in een recent interview zo: “Het was makkelijk hem af te schilderen als ­iemand van het conservatieve establishment die ervan uitging dat hij zou winnen en die geen idee had hoe hij een organisatie moest leiden.”

Sherlock haalde een duidelijke meerderheid van 1.200 stemmen, en werd later lobbyist voor KPMG en PwC. Johnson verwerkte de tegenslag en reef het volgende jaar het presidentschap ­binnen.

Kuper voert in Chums aan dat, als dit korps afgewezen was door Oxford, de brexit er nooit gekomen was. Een van de originele pleitbezorgers was een student die later parlementslid werd. Daniel Hannan lanceerde de Oxford Campaign for an Independent Britain in 1990 in een koffiehuis in Oxford, op het moment waarop euroscepsis hoogst onmodieus was – behalve onder de chums.

“Ze gaan het land leiden, en ze willen niet dat mensen in Brussel iets te zeggen hebben”, zegt Kuper. “Hun hele lotsbestemming bestaat erin naar Westminster te trekken, met in hun achterhoofd dat grootse land, zoals het land dat hun vaders en grootvaders leidden. De meeste Britten geven niets om de Europese Unie. Maar als je denkt dat je het land gaat leiden, dan heeft dat wel belang.”

De latere premier David Cameron (rechts) met een vriend tijdens een van de vele feestjes in 1987.Beeld Dafydd Jones

Kuper heeft ook een op Oxford teruggaande uitleg voor ‘partygate’, een overkoepelende term voor illegale feestjes in de ambtswoning van de premier in Downing Street 10, waaraan Johnson deelnam. Hij schond daarmee wetten die zijn ­eigen regering had afgekondigd op het hoogtepunt van de coronapandemie.

Voor Kuper was – en is – onverschilligheid voor de wet een uitgesproken kenmerk van de exclusief mannelijke Bullingdon Club, een luidruchtige groep rijke studenten die soms samenkomt om te eten, te drinken en dingen af te breken in een restaurant van hun keuze. Cameron en Johnson, allebei Bullingdon-leden, waren erbij tijdens een etentje in 1987 waarop iemand een kamerplant door het venster van het restaurant keilde.

“De boodschap van Bullingdon is: ‘Wij maken de regels, we kunnen doen wat we maar willen’”, zegt Kuper.

Kuper studeerde in 1992 af met een diploma geschiedenis en Duits, en zijn toekomst bleef ­dezelfde sporen volgen als die van de chums toen hij en anderen terechtkwamen in wat hij ‘de ­retorische sector’ noemt. In zijn traditie van eng gefocuste opleidingen had Oxford hen geleerd te ­lezen, te schrijven en ironisch te keuvelen, maar weinig bijgebracht over wetenschappen, finan­ciën of andere dingen buiten hun studiegebied.

Velen werden journalist, een veelbeproefd carrièrepad voor geletterde generalisten met de juiste adelbrieven. Snel na zijn afstuderen schreef ­Kuper Soccer against the Enemy, een boek over de impact van voetbal op de politiek, waarvoor hij 22 landen bezocht. Het spelletje kon de toffs niet echt boeien. “Ze keken erop neer, als ze er al aan dachten”, zegt hij.

In 1995 begon hij bij de Financial Times, waar hij jarenlang een sportcolumn schreef. Eén onuitgesproken vereiste voor de job? “Je had een diploma van Oxford of Cambridge nodig”, zegt hij. “In die tijd was dat zowat een voorwaarde.”

Simon Kuper, Chums: How a Tiny Caste of Oxford Tories Took Over the UK, Profile, 240 p., 20 euro.

© The New York Times