Lalieux wil sancties opleggen aan overheidsdiensten die niet inclusief zijn

Volgens het laatste rapport van de begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap ligt hun tewerkstellingsgraad bij de federale overheidsdiensten op amper 1,06 procent. Dat is een daling ten opzichte van een jaar voordien. En dat terwijl de norm wettelijk op 3 procent ligt. Slechts één organisatie haalt dat cijfer. “Die trend moeten we omkeren. Dat is een collectieve verantwoordelijkheid van de hele regering en van onze federale overheidsdiensten”, aldus minister Lalieux.

In een nota die binnenkort op de regeringstafel ligt, stelt ze vijf pistes voor om de werkgelegenheid van mensen met een handicap te motiveren. Een eerste stap is een rapport dat tegen het najaar wordt verwacht en waarin de oorzaken van de verslechtering tegen het licht worden gehouden.

Op basis van dat rapport worden voor elk van de administraties concrete maatregelen gedefinieerd en trajecten uitgetekend om hen te helpen de 3 procent te halen. Die trajecten worden aangepast aan de noden van elke dienst. Om de administraties te ondersteunen, stelt minister Lalieux voor hen vrij te stellen van de budgettaire besparingen op vlak van personeels- en werkingskosten.

De minister zal haar collega’s echter ook een sanctiemechanisme voorstellen voor als de overheidsdiensten het vastgelegde traject niet respecteren. De sancties kunnen gaan om een bijdrage aan een fonds voor projecten die de integratie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt moet vergemakkelijken, of om een bevriezing van dit bedrag met de plicht het te behouden voor een project om personen met een handicap in dienst te nemen binnen de organisatie. “Het geld wordt zo in ieder geval besteed aan de inclusie voor personen met een handicap”, benadrukt Lalieux.

Tot slot moet er ook een nauwere samenwerking komen met de spelers op het terrein. “Als openbare dienst moeten we het voorbeeld geven, wat vandaag nog te weinig het geval is. Het bereiken van de tewerkstellingsgraad van 3 procent en het duurzaam verbeteren van de situatie vereist inzet, een collectieve bewustwording en een duidelijk en gemeenschappelijk streven naar meer inclusie”, besluit de minister.