Direct naar artikelinhoud
OpinieEmma Verhoeven en Marion Wasserbauer

Regenboogkleuren zijn een teken van politiek en sociaal verzet

Brussels Pride, afgelopen weekend.Beeld ANP / EPA

Emma Verhoeven is doctoraatsstudent communicatiewetenschappen en onderzoekt homonationalisme in nieuwsmedia (UAntwerpen). Dr. Marion Wasserbauer is specialist seksuele en genderdiversiteit (UAntwerpen, Radboud Universiteit). Ze schrijven in eigen naam.

en

Het is een merkwaardig fenomeen: elke Pride opnieuw zetten nieuwsmedia in op kleurrijke reportages, terwijl ze ook een platform bieden aan opiniemakers die de strijdpunten van lgbtq+-personen in twijfel trekken.

Dit jaar lag het ‘dwangmatige karakter’ van het regenboogactivisme onder vuur. Regenboogkleuren zouden meer weerstand zijn gaan oproepen door de ‘controversiële lading’ en zouden daardoor de sociale cohesie tussen burgers bedreigen. Die berichtgeving is pijnlijk en gevaarlijk. Holebi’s en transpersonen zijn steeds meer zichtbaar in de samenleving en in de media, maar dat gaat niet noodzakelijk gepaard met meer veiligheid. Steeds vaker is de Pride nu ook een aanknooppunt voor een gemediatiseerd moreel debat. Zo stelt Jurgen Slembrouck in een opiniestuk dat de regenboogkleuren ‘steeds meer weerstand oproepen’, voornamelijk door het ‘dwangmatige karakter van het regenboogactivisme’. 

De media bepalen nog steeds in grote mate wat we belangrijk vinden en hoe we daarover praten. Woorden als ‘controversiële holebi- en transgenderagenda’ in het debat introduceren, zoals Slembrouck doet, is niet onschuldig. Het zijn termen die gebruikt worden om lgbtq+-gelijkheden in diskrediet te brengen. Hetzelfde geldt voor het wegzetten van genderidentiteit en seksuele oriëntatie als individuele levenskeuzes. Bovendien zijn de beweringen louter gebaseerd op anekdotes en enkele gemediatiseerde incidenten, niet op onderzoek.

Het opiniestuk laat ten onrechte uitschijnen dat de juridische strijd van  lgbtq+-personen gestreden is. Een snelle blik op Rainbow Europe, dat  lgbtq+-wetgeving voor 49 landen in kaart brengt, bewijst het tegendeel. De Pride is een manier om hiaten in de wetgeving aan te kaarten, maar ook om verworven rechten te beschermen. Brussels Pride wordt nadrukkelijk in de periode van IDAHOT (Internationale dag tegen holebi- en transfobie) georganiseerd. Dat herinnert ons eraan dat niet lang geleden, in 1990, homoseksualiteit nog als ziekte werd beschouwd. Rechten zijn nooit in steen gebeiteld, legale veranderingen kunnen worden omgekeerd. Gelijkheid voor de wet garandeert bovendien geen gelijkwaardigheid. 

Holebi’s en transpersonen hebben in de afgelopen dertig jaar heel wat rechten verworven, maar de sociale acceptatie hinkt achterop. Dat is merkbaar aan de discriminatie en het fysiek en verbaal geweld waarmee veel  lgbtq+-personen nog steeds geconfronteerd worden. We mogen dus niet de fout maken om legale inclusie als een eindpunt te zien. Ondanks de verworven rechten blijven geweld en discriminatie tegenover lgbtq+-personen hardnekkig circuleren. Verworven rechten hebben sociaal draagvlak nodig.

De meeste pogingen om naar een gelijkwaardigere samenleving te streven, komen voort uit activisme. Ingaan tegen een structureel ongelijke samenleving wekt altijd wrevel op bij mensen die het liever bij de status quo houden. Niets doen is niet neutraal. Een betoog voor behoud van ‘neutraliteit’ is vaak een masker voor normen die georganiseerd zijn voor de meerderheid. Gemarginaliseerde groepen worden dus niet bepaald beschermd door neutraliteit, de status quo wel. De oproep om op ‘een bedachtzame manier’ draagvlak te creëren, leest dan ook als een oproep om pogingen tot verandering simpelweg een halt toe te roepen. 

Prides zijn een uitgelezen context om na te denken over wat er anders en beter kan in de maatschappij. Die verandering en reflectie vinden velen onwennig. Onwennigheid is lang niet hetzelfde als onderdrukking. Regenboogkleuren zijn een teken van politiek en sociaal verzet. Het is logisch en net nodig dat die regenboogkleuren wrijving veroorzaken. Het zou dan ook een fout zijn om in de val van de neutraliteit te trappen. 

Media hebben de mogelijkheid om zichtbaarheid te creëren voor groepen die onvoldoende gehoord worden. De keerzijde daarvan is dat in toenemende mate lgbtq+-identiteiten en -initiatieven geproblematiseerd en ter discussie gesteld worden. Aanvaarding kan nooit opgedrongen worden en dat hoeft ook niet. Wel is er nood aan een aanpak die gelijke rechten omkadert, niet enkel voor lgbtq+-personen, en waarin wederzijds respect wel een kernwaarde is. 

In eigen naam ondertekend door volgende onderzoekers die in verschillende disciplines rond gender, seksualiteit en diversiteit werken: Samira Azabar (UAntwerpen); Valerie De Craene (UGent, VUB); Sander De Ridder (UAntwerpen); Maxim Delodder (UAntwerpen); Alexis Dewaele (UGent); Frederik Dhaenens (UGent); Alexander Dhoest (UAntwerpen); Anouk De Ridder (UAntwerpen); Ben De Smet (UGent); Bart Eeckhout (UAntwerpen); Priscilla Hau (UAntwerpen); Piet Hoebeke (UGent); Willem Joris (KU Leuven, VUB); Petra Meier (UAntwerpen); Joz Motmans (UGent); Bastiaan Redert (UAntwerpen); Jonas Roelens (UGent, Radboud Universiteit); Sofie Van Bauwel (UGent); Rozemarijn van Dijk (UAntwerpen); Thalia Van Wichelen (UAntwerpen); Florian Vanlee (VUB); Elina Vrijsen (UAntwerpen, UGent).