Direct naar artikelinhoud
AnalyseVerenigde Staten

Ooit waren de Republikeinen in Amerika vóór het recht op abortus. Wanneer veranderde dat, en waarom?

Zelfverklaard anti-feminist Phyllis Schlafly tijdens een protest tegen de Equal Rights Amendment.Beeld Bettmann Archive

Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft vrijdag het federale recht op abortus geschrapt. Een beslissing die wordt toegejuicht door een groot deel van de Republikeinen. Maar de Republikeinse Partij was niet altijd zo conservatief. Wanneer veranderde dat, en waarom?

“Het spijt me”, zegt Marjorie Taylor Greene in een video gericht aan haar achterban, “maar ik ben overmand door emoties. Dit is het beste nieuws van ons leven.” Het extreem-rechtse, conservatieve Congreslid uit Georgia heeft net gehoord dat het recht op abortus in de Verenigde Staten mogelijk wordt afgeschaft – voor haar een droom die uitkomt. Ze snikt. “Dit is een grote overwinning voor God.”

Vrijdag besloot het Hooggerechtshof inderdaad om, na bijna vijftig jaar, de gerechtelijke uitspraak Roe versus Wade te schrappen. Met die uitspraak werd in 1973 het federale recht op abortus gewaarborgd. Vanaf nu mogen alle Amerikaanse staten zelf beslissen of ze abortus toestaan. Een meerderheid van de negen opperrechters in het Hooggerechtshof is conservatief, drie van hen zijn benoemd door oud-president Donald Trump. Het directe gevolg van dit besluit is dat het recht op abortus in de helft van alle Amerikaanse staten – allemaal Republikeins – zo goed als verboden zal zijn. 

Had Republikeinen een eeuw geleden verteld dat hun nazaten in de verre toekomst het conservatiefste geluid van de Verenigde Staten zouden vertolken, en ze hadden je vierkant uitgelachen. Het was Abraham Lincoln, een Republikein, die de slavernij afschafte. Het waren Republikeinse politici die streden voor een sterkere overheid, voor gelijkheid tussen man en vrouw, anticonceptie, en zelfs voor abortusrechten.

Dat is nu nog maar moeilijk voor te stellen. Een conservatief en activistisch deel van de Republikeinse Partij brengt hele dagen door voor abortusklinieken. Ze bidden, zingen, brullen, met woede in hun stembanden. “Vermoord je kind niet!”, roepen ze naar meisjes en vrouwen.

Meer dan 80 procent van de Republikeinen is christelijk, bijna de helft van hen is evangelical. Zij stellen familiewaarden centraal en vinden de emancipatie van vrouwen maar ingewikkeld – ze zeggen liever terug te willen naar oudere tijden, dan naar nieuwe. Toch zit dit standpunt over abortus historisch gezien helemaal niet in het DNA van de Republikeinse Partij.

De meeste Amerikanen zijn voor behoud van het recht op abortus. Onder hen vind je ook bijna 40 procent van de Republikeinse kiezers. Waarom hebben de Republikeinen de afgelopen decennia zo hard gewerkt om abortus af te schaffen?

Samen optrekken

Halverwege de vorige eeuw vormt het recht op abortus nog geen scheidslijn tussen de partijen. Bij zowel Democraten als Republikeinen vind je voor- en tegenstanders. De Republikeinse Partij strijdt zelfs uitgesproken vóór vrouwenrechten: in de jaren veertig omarmen zij, eerder dan de Democraten, het Equal Rights Amendment: een wetsvoorstel dat gelijke rechten voor mannen en vrouwen wil vastleggen in de grondwet, maar dat er uiteindelijk nooit doorheen komt.

Republikeinen strijden onvermoeibaar voor meer toegang tot anticonceptie. “Het is belangrijk dat we dat doen”, zegt de latere president George H. Bush als Congreslid in 1968, “om het leed van ongewenste kinderen en overbelaste ouders uit te bannen.”

Soms trekken de partijen samen op. In 1965 zitten twee oud-presidenten, Republikein Dwight Eisenhower en Democraat Harry Truman, samen in een commissie van Planned Parenthood – een ngo die zich sterk maakt voor reproductieve rechten van vrouwen.

Intussen neemt de politieke wil om abortus te legaliseren steeds verder toe. In het boek These Truths, over de geschiedenis van de Verenigde Staten, beschrijft historicus Jill Lepore hoe niet zozeer vrouwengroepen, maar artsen en geestelijken in de jaren zestig pleiten voor ruimere abortusrechten. Vrouwen die een zwangerschap willen beëindigen, kloppen nu eenmaal bij hen aan. Een netwerk van meer dan duizend Amerikaanse pastors, priesters en rabbijnen helpt ze aan overzeese abortussen, in Europa of Puerto Rico, of naar Amerikaanse staten waar het wel mag, zoals New York, Alaska, Hawaii en Washington.

Tussen 1969 en 1970 weten zestien Amerikaanse staten hun abortusregels te verruimen, met Republikeinse steun. In 1973 wordt abortus landelijk legaal met de gerechtelijke uitspraak Roe versus Wade. Van de zeven rechters bij het Hooggerechtshof die voor stemmen, zijn er vijf aangesteld door een Republikeinse president. Zowel de Republikeinse als Democratische partij kent voor- én tegenstanders van het besluit.

Abortus was tot in de jaren zeventig weliswaar een onderwerp om over van mening te verschillen, maar géén punt voor polarisatie. Dat kentert wanneer een groep Democraten overloopt naar de Republikeinen.

En eigenlijk blijkt het dan niet eens zozeer het recht op abortus zelf dat het een explosief politiek thema maakt, maar een andere kwestie: ras.

Desegregatie van de scholen was een belangrijke mijlpaal voor de emancipatie van Afro-Amerikanen, zoals hier in Tennessee in 1956.Beeld Getty

Gedaantewisseling 

Vrijwel vanaf de oprichting in 1854 heeft de Republikeinse Partij zich gepositioneerd als voorvechter van de vooruitgang. De Republikeinen wisten onder Abraham Lincoln de slavernij af te schaffen. Dat terwijl Democraten daar juist, desnoods met geweld, aan wilden vasthouden. Zij waren de partij van de rijke, witte plantagehouder, de Republikeinen de partij van de gelijkheid, het idee dat elke Amerikaan evenveel kansen moet krijgen om het te maken.

Het lijkt alsof de Democraten en Republikeinen begin vorige eeuw van plek wisselden. Tijdens de economische crisis van de jaren dertig voerde president Franklin D. Roosevelt, een Democraat, economische hervormingen door die hem en zijn partij populair maakten bij Afro-Amerikaanse kiezers. De Democraten zagen het grote electorale profijt van deze nieuwe groep kiezers en stemden hun politiek daarop af. Toen dat in de jaren zestig tot nieuwe gelijkheidswetten leidde, waren veel conservatieve Democraten woest, met name de zogeheten Dixiecrats in het Zuiden. Zij verlieten de partij en masse om zich vervolgens te voegen bij de Republikeinen.

Daar vond in die jaren een tegengestelde beweging plaats. De Republikeinse Partij kampte met een leegloop van zwarte kiezers naar de tegenpartij en begon zich steeds meer te richten op de witte, oudere, rijkere Amerikaan. Maar hoe maakten ze die nieuwe groep het hof?

“Ras was een belangrijk thema voor deze groep conservatieve kiezers”, zegt politicoloog Paul Djupe, die de rol van religie in de Amerikaanse politiek onderzoekt aan Denison University in Ohio. “Dat wisten de Republikeinen. Echter, vanaf de jaren zestig werd het steeds minder acceptabel om openlijk racistisch te zijn.” De Republikeinse Partij moest op zoek naar nieuwe thema’s om de conservatieve kiezer aan zich te binden. “Uit onderzoek bleek dat onder hen, naast ras, de thema’s abortus en homorechten veel losmaakten.”

Als de Republikeinen van het recht op abortus een speerpunt konden maken, zo was de gedachte, dan zouden die nieuwe kiezers niet meer terugrennen naar de Democraten.

Wat ook meespeelde, is dat conservatieve en religieuze Republikeinen zich in toenemende mate door de tijdgeest bedreigd voelden. Met de opkomst van vrouwenrechtenorganisaties, burgerrechtenbewegingen en homorechtengroepen raakte het land in hun ogen in moreel verval. Abortus is voor hen een hoofdthema, maar de rest van de partij, de gematigde Republikein, lag er niet wakker van.

Om het recht op abortus toch op de landelijke Republikeinse agenda te krijgen, barst een jarenlange strijd los, waarvoor allerlei verschillende wegen moesten worden aangelegd en afgelegd.

Een feministische groep ­genaamd de National ­Organization for Women protesteert voor het Witte Huis voor gelijke rechten.Beeld Bettmann Archive

Vrouwen tegen emancipatie

Een van de belangrijkste Republikeinse wegbereiders voor het inzetten van het recht op abortus als politiek thema kwam uit onverwachte hoek. Ze heette Phyllis Schlafly, een blonde vrouw met opgestoken haar en een onwrikbare glimlach. Een jurist die als een van de weinige vrouwen haar opmars wist te maken binnen de rangen van de Republikeinse Partij. Zij pleitte voor inperking van vrouwenrechten.

Schlafly was tegen het Equal Rights Amendment, het wetsvoorstel voor gelijke rechten tussen mannen en vrouwen, dat in de jaren zeventig een hamerstuk leek. Ze ontdekte dat juist daarmee de gematigde huisvrouw kon worden aangetrokken. Door het Equal Rights Amendment zouden huisvrouwen hun rechten thuis verliezen, zei Schlafly. Straks werden ze nog opgeroepen in het leger, zouden ze moeten werken en hun gezinnen verwaarlozen.

Als zelfverklaard anti-feminist won Schlafly de harten van conservatieve huisvrouwen door heel het land; een groep die zich tot dan toe weinig in de politiek had gemengd. “De bewering dat Amerikaanse vrouwen worden onderdrukt en oneerlijk behandeld, is het bedrog van de eeuw”, schreef Schlafly in 1972, als reactie op de feministische vrouwenbeweging die steeds meer van zich liet horen. Schlafly keek neer op deze “agressieve vrouwen die in talkshows keffen over hoe mishandeld Amerikaanse vrouwen zouden zijn”.

Schlafly bewees binnen de Republikeinse Partij dat ook Amerikaanse vrouwen te mobiliseren waren met een boodschap tegen emancipatie en (later) het recht op abortus. Ze kwamen naar haar toespraken en demonstraties, kochten haar boeken en keken naar haar televisieoptredens.

De katholieke Schlafly wist een brug te bouwen tussen deze vrouwen, die verschillende religieuze achtergronden hadden. Waar de abortusstrijd tot dan toe voornamelijk werd georganiseerd vanuit een klein groepje katholieken, doorzag zij als een van de eersten dat daarmee de krachten van méér religieuze stromingen, zoals evangelicals en mormonen, te bundelen waren. Phyllis Schlafly zorgde voor de eerste stevige ruk naar rechts van de Republikeinse partij. Abortus werd bewust tot een polariserend thema gemáákt.

Moral Majority

Tegelijkertijd kwam eind jaren zeventig binnen de Republikeinse Partij een beweging op die een zelfverklaarde ‘heilige oorlog’ begon. Twee Republikeinse conservatieven, Paul Weyrich en de populaire tv-dominee Jerry Falwell, stonden aan de wieg van de zogeheten ‘Moral Majority’. Als christelijk land zou de meerderheid van de Amerikanen vatbaar zijn voor ‘morele politiek’, was hun idee: ‘pro-familie en pro-Amerikaans’. Via hun evangelie op radio en tv drongen ze Amerikaanse huiskamers binnen.

“Nieuw rechts is op zoek naar kwesties waar mensen om geven”, signaleerde Paul Weyrich, conservatief politiek strateeg, aldus E.J. Dionne in zijn boek Why the Right Went Wrong. Weyrich achtte sociale thema’s daarvoor geschikt en riep de oorlog uit: “Een ideologische oorlog, een ideeënoorlog, een oorlog die gaat over onze manier van leven.” Volgens hem zou die oorlog uitgevochten moeten worden als een echte. Anders dan die goddeloze communisten in de Sovjet-Unie wilde Weyrich juist méér kerk in de politiek, niet minder. De beweging vond gehoor bij miljoenen gelovige Amerikanen.

De Moral Majority zag, net als Schlafly, in Ronald Reagan de ideale presidentskandidaat om hun heilige oorlog te voeren. Met steun van rechts-conservatieve kiezers won Reagan in 1981 inderdaad de verkiezingen.

Reagans presidentschap betekende een omslagpunt voor de abortuspolitiek. “We zouden allemaal respect moeten hebben voor onschuldig leven”, oreert Reagan in een toespraak begin jaren tachtig. Terwijl mensen genoten van hun keuzevrijheid om een zwangerschap wel of niet te willen houden zou er volgens hem geen rekening worden gehouden met “degene die geaborteerd wordt”.

Puriteinse missie

Politieke steun alleen bleek niet genoeg. In 1982 werd de Federalist Society opgericht, een organisatie die conservatieve rechters klaarstoomde voor belangrijke juridische posten. Eind jaren tachtig kwam daar de lobbyclub Christian Coalition bij, die zoveel mogelijk rechts-conservatieve anti-abortuspolitici benoemd wilde krijgen, van lokale onderwijsbesturen tot leden van het Congres in Washington D.C. Politiek verander je vanaf de bodem.

“Vanaf de jaren negentig zie je dat deze christelijke politici binnen Republikeinse staten aan invloed winnen”, zegt Andrew Lewis, universitair docent in de conservatieve politiek aan Cincinnati University, in Ohio. “Hoewel Republikeinen het recht op abortus landelijk niet kunnen veranderen kunnen ze abortusrechten op staatsniveau alsnog inperken. In heel veel staten zijn ze succesvol geweest.”

Onder het presidentschap van Democraat Bill Clinton kwamen er halverwege de jaren negentig in het Huis van Afgevaardigden steeds meer politici die rechts-conservatieve geluiden verkondigden. Ze zetten hard in op het seksuele schandaal van de president, maakten stampij om wat ze zagen als het morele verval van het land. “Maar de meeste Amerikanen zaten helemaal niet te wachten op de puriteinse missie van deze zeer gelovige politici”, zegt politicoloog Djupe. “Het land werd onder Clinton juist progressiever en pluriformer, en deze mensen riepen dat het christelijke geloof boven alles staat.”

Tv-dominee Jerry Falwell, oprichter van de ultraconservatieve, religieuze ‘Moral Majority’.Beeld ANP / The New York Times Syndicate

Filosoof Jezus

Hoewel de samenleving van religieus fanatisme wegbewoog, maakten de Republikeinen een omgekeerde beweging. Decennialang keken veel Republikeinen neer op de uiterst conservatieve krachten binnen hun partij. Ze zagen hen als buitenstaanders, als onopgeleide mensen: dom, arm en radicaal. Maar vanaf de 21ste eeuw begon de partij de waarde in te zien van deze groep, die uitzonderlijk loyaal bleek en altijd netjes komt opdraven tijdens verkiezingen. Ze vormen electoraal een noodzakelijk kwaad om een meerderheid te kunnen krijgen, of iets wat daarbij in de buurt komt. Ze groeiden uit tot een van de invloedrijkste machtsblokken in de Republikeinse Partij.

President George W. Bush, die tijdens een verkiezingsdebat in 1999 Jezus zijn favoriete politiek filosoof noemde, zag dat dondersgoed in. Vrijwel gelijk na zijn aantreden zette Bush de financiering stop voor clubs die zich internationaal met reproductieve rechten bezighielden. “De president wil geen belastinggeld uitgeven aan fondsen die abortussen regelen”, zegt het Witte Huis in 2000. Veel rode staten namen in de loop der jaren wetten aan die de toegang tot zwangerschapsafbreking beperken.

Maar na Bush volgt Barack Obama, en toen begon de strijd pas echt. “Obama was een nachtmerriepresident voor rechts-conservatieven”, zegt politicoloog Djupe. “Een zwarte man met een islamitisch klinkende naam en veel progressieve beleidsplannen.”

Hoe verschrikt de rechts-conservatieven aanvankelijk ook waren, Obama bood ook een kans. Nu konden ze tegen hun achterban zeggen: wij worden bedreigd! Deze man is tegen onze conservatieve levensstijl en komt onze wapens afpakken! Hij heeft zelfs het homohuwelijk gelegaliseerd! “Rechts-conservatieven hadden nu een gedeelde vijand die de zondebok werd van alles waar ze bang voor waren. De fractie werd tijdens de Obama-jaren machtiger en radicaler.”

Triomf

Toen Donald J. Trump zich in 2015 verkiesbaar stelde, beloofde hij al snel zo veel conservatieve opperrechters te zullen benoemen, dat het federale recht op abortus zou worden teruggetrokken. Na zijn winst bezuinigde hij miljoenen dollars aan overheidssteun op Planned Parenthood. Alles wat rechts-conservatieven de afgelopen decennia wensten, vonden ze in deze kandidaat: hij is openlijk racistisch, homofoob, misogyn. “Trump begreep heel goed dat hij extreem-rechtse taal moest gebruiken om deze kiezers te mobiliseren”, zegt Djupe, “om de verkiezingen te winnen.”

Daarbij werd hij geholpen door het Amerikaanse systeem van voorverkiezingen, dat werkt in het voordeel van radicale kandidaten. De opkomst bij die interne verkiezingen, waarbij de Democraten en Republikeinen elk de partijgenoten kiezen die het uiteindelijk moeten gaan opnemen tegen de tegenpartij, is bijzonder laag: vaak niet meer dan 15 procent. 

Gematigde Amerikanen komen niet opdagen – wie er uitrolt maakt hun minder uit. Maar voor de radicale partijleden maakt het alles uit. Zo wint een extreme kandidaat het in de voorverkiezingen vaak van een gematigdere kandidaat. Laat het recht op abortus nu net dat thema zijn dat bij veel extreme kandidaten iets losmaakt. Dit verklaart ook hoe het kan dat een minderheid van radicale kiezers steeds meer de Republikeinse koers is gaan bepalen.

President Trump kwam zijn verkiezingsbelofte na door drie conservatieve rechters te benoemen, onder wie een uitgesproken tegenstander van het recht op abortus: Amy Coney Barrett. Die invloed is blijvend. Nadat Trump in 2020 de verkiezingen had verloren van Joe Biden, bleef ‘zijn’ Hooggerechtshof zitten.

Afgelopen mei lekte er een conceptvonnis uit van dat Hooggerechtshof dat geen spaan heel laat van de gewraakte uitspraak uit 1973. “Roe versus Wade was van meet af aan stuitend slecht”, staat er. Dat vonnis is vrijdag definitief geworden. Nu het hooggerechtshof inderdaad het recht op abortus heeft ingetrokken, zal dat als een enorm verlate verkiezingszege van Trump worden gezien – en de triomf waar rechts-conservatieven decennia naartoe hebben gewerkt.

Toch is nog altijd een meerderheid van de Amerikanen voor het behoud van het recht op abortus. Maar wat de meerderheid wil, doet er niet altijd meer toe, zegt onderzoeker Andrew Lewis. “Het maakt niet uit hoeveel mensen iets willen, maar hoe gráág ze het willen.” Het is precies daarom dat wapenwetten zo ruimhartig blijven, terwijl de meeste Amerikanen voor strengere wetten zijn, zegt hij.  

Volgens politicoloog Djupe is het einde van de invloed van conservatief-rechts in de Verenigde Staten nog lang niet in zicht. “Zij hebben het momentum te pakken”, zegt hij. Conservatieve staten zullen de toegang tot anticonceptie kunnen beperken, net als andere verworvenheden van vrouwen en homoseksuelen. “De samenstelling van het land verandert, wordt diverser. Religieus conservatieven vinden weinig aansluiting bij jonge kiezers. Daar voelen ze zich door bedreigd. Ze zijn bang dat ze niet lang meer hebben, daarom alleen al zullen ze niet zomaar hun macht opgeven.”