Direct naar artikelinhoud
EssayJonathan Holslag

Aan onze universiteiten gaapt een kloof tussen missie en werkelijkheid

Overvolle fietsenstalling aan het Ufo-gebouw van Universiteit Gent.Beeld Wouter Maeckelberghe / Wannes Nimmegeers

Jonathan Holslag doceert aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is de auteur van Van muur tot muur: de wereldpolitiek sinds 1989. Elke maand schrijft hij een essay voor De Morgen.

Deze zittijd leverden mijn examens opnieuw knappe argumentaties op in keurig uitgewerkte paragraafjes. Ik vraag me dan steeds af wie de schrandere auteurs zijn en mijmer dat ik graag Socrates zou zijn om met die studenten te converseren langsheen het gestaag slinkende groen van onze campus. Het omgekeerde gebeurt ook, dat je aanvoelt dat studenten bijvoorbeeld worstelen met de taal en dat zij hulp nodig hebben om zichzelf te overstijgen. Studenten hebben eigenlijk niet eens een gezicht meer, een naam en een nummer, ja, maar zo heb ik er elk jaar nu minstens zeshonderd; mijn collega hier in de trein, duizend.

De massaopleidingen van de gammawetenschappen (de wetenschappen die zich met maatschappij en gedrag bezighouden: onder andere sociologie, economie, rechten en communicatiewetenschap, red.) zijn mossel noch vis: zij slagen er noch in om talenten aan te moedigen noch om studenten met achterstand te begeleiden. Het zijn opleidingen die vooral de middelmaat in stand houden. Er wordt veel gepraat over kritisch denken, maar er wordt beperkt kritisch gedacht. Er wordt veel gepraat over begeleiding, maar er wordt weinig échte persoonlijke begeleiding geboden. Sinds ik lesgeef, heb ik bijna alle individuele opdrachten zoals presentaties moeten schrappen omdat het er gewoon te veel waren. Ook de mondelinge examens moeten er aan geloven.

Ik weet het, ik ben een peripatetische romanticus, een fossiel op mijn eenenveertigste, weinig aangepast aan de schaalvergroting die opleidingen aan onze universiteiten doormaken. Ik ben wellicht ook helemaal geen ideale professor voor deze tijd: te mistrouwig tegenover de algoritmes en tabellen van de administraties. Ik voel me nog het meeste thuis in de ideale wereld die universiteiten voor zichzelf uitschrijven in hun missieteksten, de wereld van “integriteit”, “kwaliteit”, “kritisch denken”, “deelname aan het maatschappelijk debat”, “maatschappelijke relevantie”, “menselijke benadering” en “dialoog” – het denken dat zich niet onderwerpt. Heerlijk.

Meedogenloze concurrentie

Misschien toch, heel misschien, zijn die oude principes echter niet steeds verkeerd. Neem bijvoorbeeld “integriteit”: dat je doet wat je zegt, dat je onaantastbaar probeert te zijn voor invloeden die je morele missie perverteren. Aan de universiteiten wordt uitgelegd wat perverse effecten zijn: schadelijke gevolgen van goede bedoelingen. Universiteiten willen zichzelf handhaven. Maar de middelen zijn beperkt, beperkter overigens dan in buurlanden. De middelen worden vooral uitgereikt op basis van kwantiteit. Goed, er zijn wel visitaties die ook de kwaliteit bekijken, maar proffen die proffen beoordelen, dat blijft een complexe bedoening.

Het resultaat is een meedogenloze concurrentie om meer studenten met middelen die nauwelijks toenemen. De studentengroepen groeien sneller dan het personeel dat beschikbaar is voor onderwijs. Daarenboven dingen universiteiten steeds meer naar internationale studenten die meer opleveren, maar dat eist forse investeringen in forse internationaliseringsdepartementen. Ze willen studenten met problemen opvangen, maar ook dat eist enorme middelen in pedagogische begeleidingsdiensten, die de nimmer aflatende stroom van uitzonderingsaanvragen of betwistingen ook amper aankunnen en amper zicht hebben op wat er in de lessen gebeurt.

Prorector Caroline Pauwels riep onlangs op om studenten de kracht te geven om zichzelf te overstijgen. Maar welke prikkel krijgen professoren vandaag om te werken aan die emancipatie? Op de universiteit van de prorector zijn algoritmes uitgewerkt die bepalen hoeveel tijd een professor in een vak zou moeten investeren. Dat zijn doorgaans twaalf dagen voor een groot vak. Als zo’n vak pakweg 150 studenten telt, is de professor al snel zeven tot acht dagen bezig met examens alleen. Zeker als de prof probeert te peilen naar kritisch denken en werkt met open vragen, dan moet de terugkoppeling onvermijdelijk op maat zijn. Als je een beetje denkt aan je zelfbehoud, gooi je dat kritische denken dus best overboord. Ik vermoed dat vooral meerkeuzevragen oprukken.

Wedloop naar de bodem

Als je dus wil inzetten op kritisch denken met interactie tijdens de les en open vragen tijdens het examen, dan haal je jezelf meer werk op de hals dan dat je eigenlijk zou mogen volgens de algoritmes. Als je dan ook nog eens de lat hoog legt bij het examen en veel studenten een tweede poging nodig hebben dan haal je jezelf nog meer op de hals. Eigenlijk krijgen professoren vandaag vooral prikkels om de lat laag te leggen, misschien af en toe te praten over kritisch denken, maar het vooral niet grondig te evalueren. Een wedloop naar de bodem heet dat. Het is intrigerend hoe instellingen die de samenleving zo graag de maat nemen als het gaat om pervers beleid, er zelf niet aan ontsnappen.

Soms wordt het bijna komisch. De ouderwetse professor die vindt dat studenten af en toe nog een boek moeten lezen en benadrukt dat zo’n vrucht van intellectuele arbeid vooral aandachtig moet worden geconsumeerd, heeft zelf amper tijd om de intellectuele arbeid van zijn studenten aandachtig te lezen. Het is tegenwoordig niet uitzonderlijk dat een professor elk jaar een twintigtal papers begeleidt. De botsing tussen idealen en realiteit is wellicht de belangrijkste verklaring voor de ontelbare uitgedoofden in de academische wereld. Minzaam cynisme lijkt de beste overlevingsstrategie. De ideale professor vandaag is een puntenboekhouder.

Wat de studenten betreft: het gaat zeker niet alleen om de toppers onder de studenten. Studenten met achterstand betalen eveneens een prijs. Democratisering zou betekenen dat we die studenten beter helpen om over de hoge lat te geraken, zichzelf inderdaad overstijgen, in plaats van de lat lager te leggen. Dat vraagt om meer persoonlijke begeleiding en meer aanmoediging: een extra lezing van een tekst, een extra duw tijdens een debat, een babbel na de les. Begin er maar eens aan in zulke groepen. Inclusie is al moeilijk in het lager en middelbaar onderwijs, in klasjes van twintig leerlingen; het is een complete illusie in grote aula’s met proffen die hun studenten slechts enkele uren per week zien. Vele opleidingen zijn aan het democratiseren zonder echt te emanciperen.

Blokkende studenten in de Therminal in Gent.Beeld Wannes Nimmegeers

Zware beproeving

En, neen, dit betoog hoeft heus geen aanleiding te geven tot sarcastische tegenwerpingen, zoals: “Wat klagen ze: ze verdienen toch genoeg”. Voor een doorsneeprofessor beperkt de lesopdracht zich tot minder dan de helft van zijn mandaat. De rest van de tijd moet hij boeken en artikels schrijven, onderzoekers aansturen. Een fijne collega, die zelf onlangs nog een prikkelend pleidooi leverde voor de vierdagenwerkweek, berekende niet zo lang geleden, als ik me de cijfers goed herinner, dat een professor gemiddeld 55 uur per week werkt. Dan kom je – ruwe berekening – uit op een uurloon van 35 tot 37 euro voor een professor van mijn leeftijd. Bruto.

Onderwijs zou de leukste baan ter wereld moeten zijn. Maar voor idealisten wordt onderwijs een zeer zware beproeving. Het is erg moeilijk om te aanvaarden dat we in bepaalde opleidingen zo weinig kunnen investeren in talent of begeleiding kunnen bieden aan getalenteerde mensen die om verschillende redenen tegenslag hebben gekend. Het lastigst van al is de tegenstrijdigheid: het feit dat universiteiten aan de ene kant een façade van engagement optrekken, maar dat achter de façade steeds minder waar kunnen maken, dat er zo’n groot verschil gaapt in sommige opleidingen tussen missie en werkelijkheid.

Het is in het belang van de geloofwaardigheid van onze universiteiten dat dit probleem aangekaart wordt. De middelen van het hoger onderwijs in Vlaanderen zijn beperkt in vergelijking met andere West-Europese landen. Er is schaarste. Maar universiteiten gaan er zelf ook verkeerd mee om en voeren onderling een uitputtingsslag die ten koste gaat van hun missie. De student is daar de dupe van, maar ook de samenleving die meer dan ooit weerbare en wijze jongeren nodig heeft. Er zijn twee opties: ofwel passen de universiteiten hun missie aan aan de realiteit, ofwel stemmen zij de realiteit opnieuw af op de missie. Dat lijkt me een minimale invulling van de academische integriteit. Laat de rectoren het in hun volgende overleg dus vooral daar over hebben: over de kern van de zaak.

Om misverstanden te vermijden: dit artikel werd door ondergetekende neergepend in de late uurtjes en dus niet tijdens de diensttijden.