Direct naar artikelinhoud
InterviewZiggy Marley

‘Voor de buitenwereld is het fascinerend dat wij de zingende zonen van Bob Marley zijn, maar zelf vinden we elkaar niet’

Ziggy Marley: ‘Als ik zing, hoor ik mijn vader. Als ik in de spiegel kijk, zie hem. Als ik mijn huid aanraak, raak ik hem aan.’Beeld rv

In een tijd waarin de klassiekers van legendes vaak worden gespeeld door tributebands die amper voeling hebben met het origineel, zal niemand u dichter bij Bob Marley brengen dan zijn oudste zoon Ziggy (53). Op 28 juni speelt hij de hits van zijn vader in de AB. ‘Ik zal zijn boodschap tot mijn laatste snik blijven verspreiden.’ 

“Het is een vergissing jezelf te beperken tot één vrouw”, zo vond Robert ‘Bob’ Nesta Marley (1945-1981). “Vrouwen mogen hun man niet gevangennemen. Een man moet in alle vrijheid kunnen liefhebben.” En dus had de Koning van de Reggae elf erkende kinderen bij zeven verschillende moeders. Net zoals Ziggy proberen Stephen, Julian, Damian, Ky-Mani en de anderen elk op hun eigen manier hun vaders nagedachtenis te eren, en als het even kan langs de kassa te passeren. Maar Ziggy is de prominentste en veelzijdigste van het gezelschap: hij bracht de voorbije twintig jaar acht soloplaten uit, leverde muziek voor films (zoals 50 First Dates) en series (Dora the Explorer), is stemacteur (Shark Tale), publiceerde een kookboek (Ziggy Marley and Family Cookbook), schrijft kinderboeken (zoals Little John Crow, over een jonge gier die geen gier wil zijn), heeft een eigen kledinglijn en zelfs een eigen merk van platenspelers, speakers en koptelefoons.

Ik heb nu pas ontdekt dat de bluetoothboxen waaruit ik nu al jaren jouw muziek en die van je vader laat schallen niet zomaar House of Marley heten.

“No man. Ik produceer die. Ben je er blij mee?”

Zeer.

“Goed zo. Ik vind kwaliteit belangrijk. En ecologie. Wij gebruiken bamboe, verantwoord gekapt hout, organisch geteeld katoen, hennep, kurk en gerecycleerd aluminium. Met een deel van de winst doen we zelfs aan herbebossing in het regenwoud, via de non-profitorganisatie One Tree Planted. En we steunen een project dat het afval in de oceanen opruimt.”

Welke muziek was bij jullie thuis te horen toen je opgroeide? Luisterde je vader nog naar iets anders dan reggae?

“Zeker. Ik herinner me James Brown, en verder Earth, Wind & Fire, Isaac Hayes, Stevie Wonder, Marvin Gaye, Santana… Zelfs Barry White! (lacht) Mijn vader was geen purist. Ik vraag me af of de Eagles weten dat hij naar hun ‘Hotel California’ luisterde. En als hij tot rust wilde komen, legde hij iets van Nat King Cole op: die zalvende stem had een helend effect. Maar het vaakst waren bij ons natuurlijk reggaeartiesten te horen: Burning Spear, Toots & The Maytals, Jimmy Cliff, Peter Tosh...”

Moedigde hij jullie aan om zelf muziek te maken?

“Absoluut. Ik herinner me geen dag zonder muziek. Midden jaren 70 schreef hij al een lied voor ons, ‘Children Playing in the Streets’, dat Stephen en ik samen met onze zussen Sharon en Cedella in 1979 zouden opnemen: het was ons debuut als The Melody Makers (de door Ziggy aangevoerde band, die in 1988 een hit scoorde met ‘Tomorrow People’, zou actief blijven tot 2002, red.).”

Je vaders songs, waarmee jij nu tourt, zijn vaak minder simpel dan ze lijken. En The Wailers waren een strakke band. Bob moet een bezeten perfectionist à la James Brown geweest zijn.

“James Brown was zeker een inspiratie. En mijn vader was een harde werker: de repetities waren slopend. Maar bovenal hadden The Wailers iets speciaals. They were in a groove, mon. Die ritmesectie, met de broers Aston ‘Family Man’ en Carlton ‘Carly’ Barrett, is ongeëvenaard: dat besef ik nu pas. Ik durf niet beweren dat mijn groep dat peil haalt, maar we doen ons best.”

Jouw platen verschijnen op je eigen label, Tuff Gong Worldwide. Dat is genoemd naar Tuff Gong, het label dat je vader en zijn band The Wailers in 1970 oprichtten. Maar wat betekent die term eigenlijk?

“Tuff Gong was de bijnaam van mijn vader. Je kunt die vertalen als: ‘stoere gast’, ‘coole kerel’ of ‘sterke leider’.”

Nog een taalvraag: wat betekent Kaya, de titel van Bobs tiende studioplaat met The Wailers uit 1978?

Kaya is de vibe die ontstaat als je ganja consumeert. Nog eentje voor je reggaelexicon: de ‘ganja man’ is de man die de ganja levert, de dealer dus. Mijn vader hield van da erb, maar niet noodzakelijk van de leveranciers. Als iets illegaal is, bemoeit de georganiseerde misdaad zich er binnen de kortste keren mee, hè.”

Ik hou van reggae, maar niet van de verheerlijking van ganja: marihuanagebruikers hebben een verhoogde kans op longkanker en mentale aandoeningen zoals psychose en schizofrenie.

Da erb, hennep dus, is geen chemische rommel. Het is een helende plant met medicinale kwaliteiten. Je kunt ze ook gebruiken om kleren en papier en brandstof te maken en een hoop andere nuttige en duurzame producten. Maar zoals alles moet je ook hennep verantwoord en met mate gebruiken.

“Iedereen denkt dat wij Jamaicanen de hele tijd apestoned zijn, maar dat is niet zo. Bob was een harde werker, en op mijn beurt breng ik mijn kinderen in de eerste plaats inzet en zelfdiscipline bij. Ik investeer ook in lokale opleidingen. Alles begint bij jonge mensen: als je hen aan hun lot overlaat, zal het later misgaan.”

Je vader werd in 1966 een aanhanger en promotor van de rasta, een godsdienstige beweging onder de zwarte bevolking van Jamaica: zij geloven dat zwarten het uitverkoren volk zijn en verkondigen de terugkeer naar het beloofde land, Ethiopië. Ze vereren de 20ste-eeuwse Ethiopische keizer Haile Selassie als een heilige, terwijl hij een ordinaire megalomane dictator was die de mensenrechten schond.

“De personencultus rond His Imperial Majesty Haile Selassie Ras Tafari is minder belangrijk dan het symbool dat hij is voor de rastacultuur. Via hem houden wij de traditie in leven.”

Naarmate ik me meer in Bob verdiepte, vond ik het wat onkies dat hij popmuziek blijkbaar zag als een vehikel om mensen naar het ware geloof te lokken. Of zoals hij zelf zei: ‘Je moet de luisteraar lijmen met suiker, met aanstekelijke liefdesliedjes zoals ‘Is This Love’ of zorgeloze dansmuziek zoals ‘Easy Skanking’. Pas daarna, als je hun vertrouwen hebt gewonnen, breng je hun de rastaboodschap.’

“Bob zong over de dingen waarin hij geloofde. Hij zong over liefde en plezier maken, en hij klaagde wantoestanden aan, zoals uitbuiting en corruptie. En hij zei: ‘Zorg dat je het nooit te druk hebt om de waarheid te leren kennen.’ Daarmee doelde hij op onze overtuiging, en bij uitbreiding op een goede, vreedzame, eerlijke manier van leven.

‘Iedereen denkt dat wij Jamaicanen de hele tijd apestoned zijn, maar dat is niet zo. Bob was een harde werker, en op mijn beurt breng ik mijn kinderen in de eerste plaats inzet en zelfdiscipline bij.’Beeld rv

“En ja, muziek is een internationale taal: natúúrlijk zag hij die als een middel om zijn doel te bereiken. Ook muziek is een wapen. Maar hij zette het in voor de goede zaak.”

Hij hamerde ook op eenheid in Afrika.

“Er zijn zwarte volkeren die met elkaar ruziën. Neem de jarenlange vete tussen Ethiopië en Eritrea: dat is fout. We zijn allemaal broeders. Onze voorouders zijn door slavenhandelaars opgepakt en weggevoerd, maar mijn vader is zichzelf zijn leven lang als een Afrikaan blijven beschouwen. Als een Ethiopiër eerder dan als een Jamaicaan. Afrika was voor hem het begin van alles. De navel van de wereld.”

Ik zag een interview waarin Bob de King James Bible hekelde, een door de protestante koning Jacobus I van Engeland in de 17de eeuw geautoriseerde Bijbelvertaling waarin Engeland opeens het centrum van de wereld was...

“… en mensen van kleur minderwaardig waren.

“Op school kreeg de generatie van Bob les over ontdekkingsreizigers die in feite kolonisten waren, figuren zoals Christoffel Columbus en Marco Polo. Maar geen woord over leiders van kleur.”

Werd bij jullie thuis over politiek gepraat? Met de kinderen, bedoel ik.

“Ja, maar dan meer in het algemeen. Ik wist al snel wat corruptie was: daarmee groeide elke burger in Jamaica op. Zelfs de politie was niet te vertrouwen. Bob zong over valse leiders. Hij zou nu zeker sympathiseren met Oekraïne, net zoals ik.

“De filosofie van mijn vader was simpel: ‘Lead by example!’ Geef het goede voorbeeld! Een ander motto van hem was: geen woorden maar daden.’”

In de song ‘Time Will Tell’, de afsluiter van ‘Kaya’, zong hij: ‘Jah would never give the power to a baldhead / Run come crucify the dread’. Waar slaat dat op?

“Het is een verwijzing naar de aanslag die op 3 december 1976 op hem was gepleegd. Hij werd in de arm en in de borst geschoten, mijn moeder Rita raakte gewond aan het hoofd. Bob bedoelde dat louche fanatici zijn vlam nooit zouden kunnen doven. Hij geloofde dat een mens van goede wil bescherming geniet.

“Enkele dagen later trad hij alweer op, tijdens een verkiezingsbijeenkomst die opponenten wilde verzoenen. Toen iemand hem daar vroeg waarom hij toch speelde, met veel pijn, zei mijn vader: ‘De slechte krachten op deze planeet nemen geen dag vrij. Dan mag ik dat ook niet doen.’”

Jij bent de hoeder van een merk en de bewaker van een reputatie. Je moet de voorbije veertig jaar honderden aanbiedingen hebben gekregen van bedrijven en individuen die Bob Marley voor hun karretje wilden spannen. Wat heb je zoal geweigerd?

“Natuurlijk alles waarvan ik denk dat mijn vader het zou hebben afgekeurd. Reclame voor alcohol, bijvoorbeeld. Of politici die een song wilden gebruiken voor hun verkiezingscampagne.”

Geïnspireerd door je vaders succes hebben heel wat witte Amerikaanse en Europese artiesten reggae light geïntegreerd in hun commerciële muziek. Wat vond Bob daarvan?

“Zolang het gebeurde in een sfeer van positiviteit en broederschap, vond hij dat oké. Natuurlijk wist hij wie The Police waren, om maar één zo’n popgroep te noemen.

“Mijn vader had een open geest: toen hij naar Londen trok, waar toen de punk woedde, had hij bijvoorbeeld sympathie voor de punkers. Vandaar dat hij in 1977 The Damned, The Jam en The Clash bij naam noemde in de song ‘Punky Reggae Party’.”

Toen ik in Jamaica was, zag ik daar heel wat opportunisten. Waren er geen parasieten die in jouw almaar rijker en beroemder wordende vader een suikeroom zagen?

“Het woord ‘parasiet’ gebruik ik niet. Mijn vader híélp zijn gemeenschap. En opportunisten vind je overal. Bob gaf liever een dollar te veel aan iemand die het niet verdiende dan een dollar te weinig aan iemand die het nodig had.”

Is er een object waarmee je, als je het vastpakt, je vader kunt oproepen? Niet zijn rode Gibson Les Paul, want die werd met hem begraven.

“Ikzelf. I am that thing. Als ik mijn stem hoor, hoor ik mijn vader. Als ik in de spiegel kijk, zie ik hem – als ik mijn bloed zie ook. Als ik mijn huid aanraak, raak ik hem aan.”

In maart brachten The Marley Brothers, de supergroep die je met je broers vormt, de single ‘Cornerstone’ uit, een cover van jullie vader. Als jullie samen zingen, merken jullie dan tics van Bob op? Daar staat Damian maar ik zie onze vader: denk je dat soms?

“Zelden of nooit. Voor de buitenwereld is het fascinerend dat wij zingende zonen van Bob Marley zijn, maar zelf vinden we elkaar niet zo fascinerend (lacht). We kennen elkaar door en door, we plagen elkaar zoals alle broers. Maar soms is er wel een moment dat het gedol even stopt en één van ons iets zegt als: ‘Als Bob ons nu kon zien, zou hij blij zijn.’”

Vorig najaar overleed op 84-jarige leeftijd George Headley Robinson, de man die de wereld sinds 1974 kent als Georgie uit Bobs hit ‘No Woman No Cry’: ‘And then Georgie would make the fire lights / A log wood burning through the night / Then we would cook cornmeal porridge / Of which I’ll share with you’. Wat voor iemand was hij?

“Georgie was een warme, genereuze man die ons vaak opving als mijn vader weer eens op tournee was. Hij vertelde ons spannende verhalen, hij kookte voor ons: havermoutpap, zoals in de song, maar ook pudding van zoete aardappelen en verse vis. Hij leerde ons overlevingstechnieken. Hij was een elder, een oude wijze wiens raad een diepe indruk op ons maakte.

“Later werd hij een toeristische attractie toen ons ouderlijk huis in Trenchtown, de wijk van Kingston waar ik geboren ben, een museum werd. Zo’n man is onvervangbaar.”

Toen Bob nog leefde, was reggae een tijdlang alomtegenwoordig. Nu is het een nichegenre dat je amper nog ergens hoort.

“Niet akkoord. Mijn vader is vandaag veel beroemder dan tijdens zijn leven. Toen had hij met scepsis en tegenstand te maken. Er werd smalend gedaan over reggae, alsof hij alleen maar deuntjes maakte waarop je gezellig kon dansen. Nu is de waarde van zijn werk ten volle doorgedrongen.

“Reggae zal blijven evolueren, zoals alle kunstvormen. Indertijd waren er puristen die tegen elektrische instrumenten waren: ‘Versterkte reggae is onzuiver,’ zeiden ze. Ooit werd reggae gevormd door de blues en New Orleans-jazz, nu zijn er raakpunten met r&b, hiphop en rap, en vandaaruit zal wéér iets nieuws ontstaan.

“Reggae is overal, man! Ik heb gezien hoe Arabieren op Arabische instrumenten ‘No Woman No Cry’ speelden! En zelf zal ik tot mijn laatste snik de blijde boodschap van mijn vader blijven verspreiden.”

42 jaar geleden stortte Bob Marley in terwijl hij aan het joggen was in Central Park, New York. In het ziekenhuis bleek dat de kanker die in 1977 onder een teennagel was vastgesteld ondertussen naar zijn hersenen, longen en lever was uitgezaaid. Op 23 september 1980 speelde hij zijn laatste show in Pittsburgh, Pennsylvania. Jij was toen bijna 12: wist je hoe ziek hij was?

“We wisten het, ja. Maar hij geloofde rotsvast in beterschap. Hij heeft ook alles geprobeerd, inclusief peperdure en dubieuze therapieën. Pas op het laatst, in mei ’81, zei hij, gelaten en berustend: ‘Het leven is niet te koop met geld.’

“Maar ik wil vooral zijn laatste wijze woorden onthouden: ‘On your way up, take me up. On your way down, don’t let me down’.”

Ziggy Marley speelt op 28 juni in de Ancienne Belgique in Brussel.