Direct naar artikelinhoud
InterviewLgbtq+-activisten

‘In landen als Polen en Hongarije worden de rechten van queer personen steeds meer ingeperkt. Dat kan hier ook gebeuren’

Queer activisten Sem Lannau en Maggy Doumen: ‘De Pride draait nog te vaak alleen rond witte, homoseksuele mannen'Beeld Damon De Backer

Toen Maggy Doumen (73) voor het eerst met een vrouw sliep, stond homoseksualiteit nog op de lijst van geestesziekten. Sem Lannau (31) groeide dan weer op in een tijd waarin zowat elke gemeente en elk bedrijf de regenboogvlag hijst. Toch geloven beide queer activisten dat de Pride nu meer dan ooit nodig is.

“Ik ben altijd al een trekker geweest.” Maggy Doumen zit pas vijf minuten aan een tafel in de schaduw van het Antwerpse Roze Huis wanneer ze een plastic map met daarin een felgekleurd manifest bovenhaalt. Ze zakte in de eerste plaats naar het zonnige terras af om het over de start van de Antwerp Pride op 10 augustus te hebben, maar haar engagement voor queer personen loopt ook na het evenement door. Het drukwerk is van RainbowAmbassadors, een organisatie die het opneemt voor lgbtq+-senioren.

Het onderwerp ligt Doumen als lesbienne na aan het hart en aan de overkant van de tafel bestudeert Sem Lannau de tekst daarom aandachtig. Als veelgevraagd activist praat die vaak als ervaringsdeskundige over non-binariteit, daarnaast organiseert die evenementen en werkt die in de zorg. Er is een leeftijdsverschil van 42 jaar, maar beiden vinden elkaar in hun liefde voor de Pride. “Want het is de ene dag in het jaar waarop we als lgbtq+-personen onze stem kunnen laten horen”, zegt Doumen.

België heeft een van de meest progressieve wetgevingen ter wereld als het over de rechten van lgbtq+-personen gaat. Waarom is de Pride vandaag nog steeds nodig?

Doumen: “De drie koepelorganisaties krijgen die dag de kans om te tonen waar ze precies voor willen vechten. Politici houden ook effectief rekening met hoeveel mensen er aanwezig zijn om te zien hoe zwaar die eisen doorwegen. Dat is belangrijk, want hoewel lgbtq+-personen  een grote groep binnen de bevolking vormen, wordt er niet altijd naar hen geluisterd. Bovendien is er nog altijd veel discriminatie.”

Lannau: “Naast de activistische betekenis vind ik de Pride ook waardevol omdat je er de kans krijgt om volledig jezelf te zijn. Er komen duizenden mensen naartoe die eenzelfde manier van denken hebben, waardoor het soms als een grote familie aanvoelt. Dat is fijn, want niet iedereen krijgt de steun van thuis mee. Ik groeide bijvoorbeeld op in een streng evangelisch gezin en de relatie met mijn ouders was niet altijd makkelijk. In zo’n situatie doet het deugd om een connectie met gelijkgestemden te ervaren.”

Hoe verzoenen jullie die gelijkgezindheid met de jaarlijkse discussies over welke politieke partijen al dan niet aan de parade mogen deelnemen?

Doumen: “Ik vind dat volksvertegenwoordigers een plaats op de Pride hebben als ze hun solidariteit willen uiten. Zij maken wetten en spelen daarom een belangrijke rol. Persoonlijk maak ik me wel zorgen over de verrechtsing. In landen als Polen, Hongarije en de Verenigde Staten worden rechten van queer personen steeds verder ingeperkt. Dat kan hier ook gebeuren. Daarom snap ik de bezorgdheid over extreemrechtse partijen die meelopen wel. Alle deelnemende organisaties moeten daarom vooraf een manifest met de waarden van de Pride ondertekenen.”

Lannau: “Oprechtheid is voor mij een sleutelwoord. Je ziet vaak bedrijven die plots een maand lang producten met regenboogkleuren verkopen en met de Pride meelopen, maar daarna gebeurt er niets meer. Politieke partijen doen dat ook soms, ze proberen er gewoon munt uit te slaan.”

In Nederland kreeg een transfobe holebibeweging onlangs kritiek omdat ze aan de Pride wilde deelnemen. Hoe staan jullie daartegenover?

Doumen: “Respect is enorm belangrijk, daarom moeten de deelnemers de waarden van de Pride onderschrijven. Als je een groep uitsluit, waar eindigt het dan? Dat gezegd zijnde, is het ook wel zo dat de Pride mensen uit verschillende leefwerelden samenbrengt. Sommige homo’s en lesbiennes hebben het initieel ook moeilijk met trans personen, maar ik hoop dan dat zij meegetrokken worden door de positiviteit van de beweging.”

Lannau: “Als ik met een groep van 20 vrienden afspreek, kunnen er ook mensen bij zijn die het moeilijk hebben met bepaalde minderheden. Je kan zoiets nooit helemaal uitsluiten.”

De Pride begon ooit als een protestactie. Wat blijft daar vandaag nog van over?

Lannau: “De organisatie van de Antwerp Pride is zich alleszins bewust van de kritiek dat het evenement te commercieel geworden is. Daar probeert ze iets aan te doen door bijvoorbeeld de Trail of Stories te organiseren (een wandelroute die opgebouwd is rond de verhalen van queer personen, PN). Maar er is sowieso inhoudelijk nog werk aan de winkel en ook diversiteit blijft een uitdaging zodat iedereen zich welkom voelt. De Pride draait nog te vaak alleen rond witte homoseksuele mannen.”

Doumen: “Daar ben ik het met je eens. Als je bijvoorbeeld probeert om sponsors te zoeken voor een evenement voor lesbiennes, krijg je veel minder steun. Dat is in het algemeen dan ook een publiek dat financieel minder slagkrachtig is. Bij lgbtq+-feestjes zie je sowieso veel minder vrouwen. Die ongelijkheid zie je natuurlijk niet alleen bij regenboogbewegingen, het probleem doet zich overal voor. Maar wij zouden er als eersten iets aan moeten doen.”

Hoe kan dat dan gekeerd worden?

Doumen: “Ik denk dat koepelorganisaties een belangrijke rol kunnen spelen door hun bestuur diverser te maken. Dat gebeurt niet door te verwachten dat minderheden zelf naar je toe zullen komen, je moet actief op zoek gaan. Je moet met mensen praten en vragen wat ze tegenhoudt om aan de Pride deel te nemen. Want bepaalde zaken zijn ook cultureel gebonden.”

Lannau: “Er is vandaag een aparte Trans Pride, een Lesbian Pride en een Pride of Color. Soms vragen mensen zich af of dat wel nodig is, maar de kern is dus dat de deelnemers aan die evenementen zich te weinig thuisvoelen bij de reguliere Pride. Dan spreekt het voor zich dat ze zelf iets organiseren.”

De Pride lokt tienduizenden mensen naar de stad. Die publieke viering van diversiteit staat in contrast met de taboes uit uw jeugd, mevrouw Doumen. Hoe heeft u die tijd beleefd?

Doumen: “Ik ging als jongere wel naar de Roze Zaterdagen uit solidariteit en ik had enkele relaties met vrouwen, maar ik besefte niet dat ik lesbisch was. Daar zat destijds ook geen toekomst in. Ik wilde kinderen en een relatie tussen vrouwen was onmogelijk, dus trouwde ik met een man. Pas na mijn scheiding op mijn 44ste realiseerde ik me wat mijn geaardheid is. Daarvoor wist ik wel wat homoseksualiteit was, maar het is nog een ander verhaal om te beseffen dat je zelf zo bent. Als ik goede hulp had gekregen, zou ik er waarschijnlijk al op mijn 18de voor uitgekomen zijn.”

Denken jullie dat dat aanvaardingsproces bij jongeren vandaag vlotter verloopt?

Lannau: “Ik denk dat het, ongeacht de leeftijdscategorie, sterk afhangt van de omgeving waarin je leeft en wie je naast je hebt. Tijdens mijn jeugd waren er bijvoorbeeld veel taboeonderwerpen en was seks voor het huwelijk uit den boze. Toen ik thuis vertelde dat ik op vrouwen val, dachten ze dat bidden iets zou oplossen. Zonder dat geloof zou ik tijdens mijn outing minder belemmeringen ervaren hebben. Daarom maak ik me wel zorgen nu religie bij jongeren weer een belangrijkere rol speelt.”

Doumen: “Er zijn vandaag wel meer rolmodellen dan in het verleden, zij kunnen veel betekenen voor jongeren die worstelen. Daarnaast denk ik dat het belangrijk blijft om voldoende te praten. Mijn jonge kleinzoon heeft twee moeders en zijn vriendjes vragen hem soms hoe hij verwekt is. Dan vraagt hij uitleg aan zijn ouders en de volgende dag vertelt hij dat in de klas. Als je open communiceert, maakt dat een verschil. Zeker omdat onderzoek aantoont dat 20 procent van de jonge jongens tegen gelijke rechten van holebi’s is.”

In een Antwerpse school staken jongeren in mei een regenboogvlag in brand. Wat had de school kunnen doen om dat te voorkomen?

Lannau: “Je ziet vandaag veel vlaggen en zebrapaden in regenboogkleuren, maar je bent daar niets mee als het daarbij blijft. Scholen moeten hun leerlingen ook onderwijzen. Ik denk dat we kinderen en jongeren vooral niet mogen onderschatten. Zij kunnen meer aan dan we denken en het heeft geen zin om over bepaalde onderwerpen te zwijgen.”

Doumen: “Het belang van een goede voorlichting moet doordringen in alle delen van het onderwijssysteem. Met RainbowAmbassadors geven we soms workshops over lgbtq+-senioren aan ergotherapeuten in opleiding. De deelnemende studenten vertellen me dan telkens dat ze tijdens hun opleiding nog nooit over de thematiek hoorden. Hoe wil je dan dat zij de nodige aandacht aan senioren geven wanneer ze aan de slag gaan?”

Welke gevolgen heeft een gebrekkige voorlichting verder?

Lannau: “Het toont zich op verschillende manieren. Twee jaar geleden was ik bijvoorbeeld op de genderafdeling in het UZ Gent voor mijn top surgery. Ik was toen sowieso al veel bezig met mijn geaardheid en niemand ligt graag in het ziekenhuis, maar op een formulier moest ik plots aankruisen of ik man of vrouw was. Aan enkele verplegende personeelsleden moest ik uitleggen wat non-binair of trans zijn is.”

Doumen: “Als ouderen informeren of ze in een woon-zorgcentrum terechtkunnen, wordt vaak meteen verondersteld dat ze heteroseksueel zijn. Dan vragen personeelsleden aan mannen of hun vrouw nog leeft. Waarom is het niet mogelijk om inclusiever te spreken?”

Lannau: “Ik heb achteraf wel met een psycholoog en enkele medewerkers van het UZ Gent gesproken. We probeerden samen uit te zoeken hoe het anders kan. Sowieso wil ik als activist mijn stem graag gebruiken en iets veranderen voor andere queer personen.”

RainbowAmbassadors richt zich specifiek tot lgbtq+-senioren. Waarom verdient die groep een aparte belangenorganisatie?

Doumen: “Ik was voorlopig bewindvoerder van een ver familielid toen zij in een woon-zorgcentrum belandde. Ze had al jaren een vriendin, maar niemand erkende dat in de instelling. Toen ze stierf, werden haar partner en ikzelf niet verwittigd. Jaren later kreeg ik de vraag vanuit het Roze Huis om een project daarrond te ondersteunen en ik twijfelde niet. De samenleving gaat er te vaak vanuit dat seksualiteit en genderbeleving verdwijnen als mensen ouder worden. Terwijl dat helemaal niet zo is, wel integendeel.”

Lannau: “Ik werk al 12 jaar in de ouderenzorg en ontmoette in al die tijd slechts één lesbisch koppel dat open was over hun geaardheid. We hadden in de opleiding inderdaad meer info kunnen krijgen over wat we bij zulke ontmoetingen kunnen doen.”

Doumen: “Dat toont net mijn punt. De sensibilisering rond lgbtq+-personen moet er zijn van bij de geboorte tot aan de dood.”