Direct naar artikelinhoud
AnalyseEnergiecrisis

‘Je legt toch beter het hele dak vol’: dit moet u weten voor u zonnepanelen laat plaatsen

‘Je legt toch beter het hele dak vol’: dit moet u weten voor u zonnepanelen laat plaatsen
Beeld Tim Dirven

Met de huidige energieprijzen heten zonnepanelen een no-brainer te zijn. Een tikkeltje misleidend, want bij de aankoop komt best wat hersenwerk kijken. Van terugverdientijd tot terugtelnijd, we zetten de belangrijkste vragen op een rij.

Wat maakt van zonnepanelen zo’n goede investering?

Voor een gezin met een gemiddeld verbruik van 3.500 kWh aan elektriciteit schuift de VREG vandaag een geschatte jaarfactuur van 3.256 euro naar voren. In mei was dat nog de helft, en twee jaar voordien zelfs maar een vierde. Die torenhoge prijzen wekken een honger naar zonnepanelen op: alle stroom die u zelf produceert én zelf verbruikt, hoeft u namelijk niet aan die peperdure tarieven af te nemen.

Bovendien zijn ook de injectietarieven, de vergoeding die leveranciers u bieden voor de overschotten die op het net belanden, fors meegestegen. “Er is op dit ogenblik geen betere belegging. Een typische gezinsinstallatie betaalt zichzelf op 2,5 à 3 jaar terug in het huidige klimaat”, zegt Dirk Van Evercooren van sectorfederatie ODE Vlaanderen. Test Aankoop berekende in juli nog dat u rekening moet houden met een terugverdientijd van zes tot elf jaar.

Die snel veranderende omstandigheden nopen wel tot enige nuchterheid: “Bij die genoemde terugverdientijd moet je er bijna van uitgaan dat je vandaag zonnepanelen laat plaatsen, maar de sector kan de vraag niet bijhouden”, zegt professor Michaël Daenen (UHasselt/Energyville). De grootste flessenhals zijn de omvormers, die de gelijkstroom van zonnepanelen omzetten in wisselstroom. De meeste installateurs rekenen op een wachttijd van zes tot acht maanden.

“Niemand weet hoe de tarieven er tegen dan zullen uitzien”, zegt Daenen. Vanaf 2023 wordt ook de Vlaamse premie gehalveerd, tot maximaal 750 euro. Toch blijft het voor hem “een must”, tenminste voor wie de ruimte heeft en het budget. “Omdat het je meer zekerheid geeft, je wordt minder afhankelijk van de grillen van de markt.” Die grilligheid hoeft vandaag nog weinig betoog.

U heeft noch de ruimte, noch het budget?

“Eén paneel zou ik nu niet meteen leggen”, lacht Daenen. Maar zelfs op het dak van een smal rijhuis kan u al snel een handvol panelen leggen. Door de vaste kosten van een installatie ligt de terugverdientijd dan misschien iets hoger. “Maar je kan toch al snel de helft van het gemiddelde jaarverbruik opwekken, dat blijft een aantrekkelijk aandeel”, zegt Daenen. Bij de meeste groepsaankopen is het dan ook mogelijk om vanaf vier zonnepanelen in te stappen.

Wie niet direct over de nodige financiële ruimte beschikt, heeft ook nog opties. De meeste banken bieden een groene lening aan, tegen een verlaagd rentetarief, en Vlaanderen biedt bij zonnepanelen de mogelijkheid om renteloos te lenen voor wie onder een bepaalde inkomensgrens valt – 46.170 euro voor alleenstaanden, 65.960 euro voor koppels. Op het platform Mijn VerbouwLening vindt u alle informatie. Daarnaast werken sommige aanbieders ook met een zogenaamde huurkoopformule.

“Voor wie in een appartementsblok woont, is het natuurlijk een pak minder vanzelfsprekend”, zegt Daenen. Het dak van een appartementsgebouw is namelijk gemeenschappelijk, en dus moeten alle eigenaars akkoord gaan. In de praktijk lukt het vaak ook niet om daarmee eigen verbruik te dekken, maar enkel het verbruik van de gemeenschappelijke delen.

Hoe kiest u de juiste zonnepanelen?

“Zonnepanelen zijn uitgegroeid tot een matuur product, er zijn geen gigantische verschillen meer tussen merken”, zegt Van Evercoorn. Maar ook al hoeft het haast eindeloze aanbod aan merken en panelen geen breinbreker meer te zijn, er zijn wel een aantal zaken waar u rekening mee moet houden.

Een eerste maatstaf kan het ‘tier-systeem’ zijn, dat fabrikanten opdeelt in drie categorieën. In Tier 1 zitten de bekende bedrijven met minstens vijf jaar op de teller en die het hele productieproces in eigen handen hebben. Gemiddeld ligt hun prijs hoger, maar de kans op productiefouten lager. “De panelen van kleine merken zijn niet per se slechter, maar ze durven wel eens over de kop gaan”, zegt Daenen. Dan is die productgarantie – sowieso mikt u daar best op vijftien jaar – net iets minder zeker.

Voor de zonnepanelen zelf kan u op de bijbehorende datasheet terecht. Daar vindt u bijvoorbeeld informatie over de vermogensgarantie: na 25 jaar behaalt een paneel liefst meer dan 80 procent van het oorspronkelijke vermogen, sommige fabrikanten weten dat op te trekken tot boven de 85 procent.

Staar u sowieso niet blind op die cijfertjes: het rendement van een paneel, zeg maar de efficiëntie waarmee zonlicht wordt omgezet in elektriciteit, lijkt intuïtief een cruciale graadmeter. Maar enkel als u een beperkt dakoppervlak hebt – en dat oppervlak dus zo veel mogelijk moet laten renderen – is die factor doorslaggevend. Daenen: “Wie meer dan plaats genoeg heeft op het dak, beperkt zich best tot twee vragen: wat is het piekvermogen en hoeveel kost het mij?”

Weet namelijk dat veel optimalisaties in de prijs zijn doorgerekend. Zelfs esthetiek, zegt Daenen. “Maar op een plat dak speelt dat geen rol. Dan kan je beter eens kijken met welke zonnepanelen de grote parken op dit moment worden uitgerust. Die kijken enkel naar de kosten en de baten.”

Volgens Van Evercoorn is het alleszins zaak om meer dan één offerte op te vragen bij installateurs, als je niet voor een groepsaankoop kiest. “Kijk eens naar hun staat van dienst, en probeer voeling te krijgen met hoe tevreden hun klanten zijn.” Een blik op de Facebook-pagina van een installateur kan soms waardevoller zijn dan een datasheet.

Oost-west, of is zuid toch best?

Niet alleen het aantal panelen bepaalt hoeveel energie u opwekt. Er is de hellingsgraad – tussen de 30 en 45 graden is optimaal – maar die kan u op een plat dak kunstmatig aanleggen. Ook de schaduw die door een uit de kluiten gewassen boom op de panelen kan vallen, speelt een rol. En er is natuurlijk de heilige graal: de oriëntatie van uw dak.

‘Ik heb geen zuidgericht dak, dus ik moet er niet aan beginnen’, hoort Dirk Van Evercooren nog steeds bij twijfelaars. “Maar dat klopt niet meer sinds het wegvallen van de terugdraaiende teller.” Bij die terugdraaiende teller is elk opgewekt kilowattuur evenveel waard, of u het nu zelf verbruikt of niet. Dat is bij een digitale teller niet het geval. Wat u op het net zet – tegen injectietarief – weegt lager door dan wat u bespaart op uw eigen verbruik – tegen het hogere afnametarief.

“Zelfverbruik is vandaag dus de belangrijkste motor geworden van het rendement van zonnepanelen”, zegt Van Evercooren. Een zuidgericht dak produceert misschien het meest, maar veelal op momenten dat u niet thuis bent. “We zien daarom dat ook oost-west-opstellingen zinvol zijn geworden, omdat ze beter spreiden. De panelen produceren iets vroeger in de ochtend, op de momenten dat je nog niet naar het werk bent vertrokken. En iets later in de avond, wanneer het hele gezin thuis zit.”

Overigens hoeft u niet enkel naar uw dak te kijken. Zonnepanelen kunnen evengoed op een gevel, op een tuinhuis of op de grond. Ze vereisen geen omgevingsvergunning, maar let wel op de regelgeving rond integratie (op een dak) of niet-overdekte constructies (in de tuin).

Moet u die digitale teller echt installeren?

Sinds 2021 installeert netbeheerder Fluvius automatisch een digitale meter wanneer u de zonnepanelen aanmeldt, wat ten laatste drie maanden na de verplichte keuring moet gebeuren. Alleen wie voor 2021 zonnepanelen liet installeren, kan de digitale meter nog tot uiterlijk 1 januari 2025 van zich afschuiven.

Terugtelnijd is echter niet nodig. Het injectietarief ligt dan wel lager, zonder digitale teller betaalt u jaarlijks een ‘prosumententarief’. Dat bedraagt vandaag zo’n 100 euro per kW vermogen van de omvormer. Bovendien zullen energieleveranciers zoals Mega of Octa+ een extra forfait aanrekenen aan cliënten die vasthouden aan de terugdraaiende teller. Voor een gemiddelde omvormer zou dat neerkomen op nog eens 720 euro per jaar extra.

“Bovendien kan je met een terugdraaiende teller op je eindafrekening nooit onder nul gaan, terwijl je met een digitale meter iets kunt verdienen aan wat je te veel geproduceerd hebt”, zegt Daenen. Dat is ook wat Van Evercooren ziet: “Gezinnen die met twaalf panelen hun verbruik zouden dekken, leggen toch best het hele dak vol. We staan als maatschappij voor een gigantische elektrificatie, of het nu gaat om auto’s of warmtepompen.”

Wie dat grotere plaatje omarmt, kan maar beter anticiperen, vindt Van Evercooren. Zeker omdat die extra panelen een kleinere marginale meerkost met zich meebrengen, en dus sneller rendabel zijn.

Is uw energiecontract aan vernieuwing toe?

Wellicht. Wie zonnepanelen heeft gelegd, vindt een ideaal moment om de markt af te schuimen. De energieleveranciers zijn namelijk zelf vrij om het injectietarief te bepalen en daar zitten best grote verschillen op – vandaag schommelen die tarieven tussen de 0,30 en 0,60 euro per kWh. De goedkoopste leverancier kan een belabberd injectietarief aanbieden.

In theorie zou je een afnamecontract en een teruglevercontract kunnen afsluiten bij twee verschillende leveranciers. “Maar in de praktijk is er bitter weinig animo om die contracten op te splitsen, bijna altijd is het alles of niets”, zegt Van Evercooren. De afweging is heel erg afhankelijk van uw persoonlijk verbruiksprofiel: wie veel overtollige stroom aan het net afgeeft, zal meer waarde hechten aan het injectietarief, en omgekeerd.

Een handig instrument is de V-test van de VREG. Op basis van uw verbruik en injectie krijgt u een persoonlijk overzicht van de bestaande contracten, en hoe zwaar die in uw portefeuille doorwegen. Met een klein beetje rekenwerk kan u zo snel tot de juiste slotsom komen.

Staat geen enkel injectietarief u aan? Sinds deze zomer kan u die overtollige energie ook verkopen aan buren, familie of vrienden als die over een digitale meter beschikken en bij dezelfde energieleverancier zijn aangesloten. Vanaf 2023 valt die laatste voorwaarde zelfs weg. Dat kan een win-win zijn als de bedongen prijs een gulden middenweg vormt tussen afname- en injectietarief.

Moet u gaan leven op het ritme van uw zonnepanelen?

“De digitale meter is zeker en vast een prikkel om je zelfverbruik te gaan organiseren op de momenten dat je panelen aan het produceren zijn”, zegt Van Evercooren. Eigenlijk verschilt dat principe niet zo gek veel van het dag- en nachttarief, maar dan omgekeerd. “Dan liet je ’s avonds voor het slapengaan de vaatwasser draaien, nu zou je dat kunnen doen voor je naar het werk vertrekt”, zegt Daenen. Wie over slimme toestellen beschikt, kan de wasmachine of droogkast zelfs op het piekuur laten draaien.

Niet alles valt natuurlijk op die manier te organiseren. “Een elektrische wagen opladen matcht meestal niet met ons ritme van wonen en werken”, zegt Daenen. “En een koelkast of een warmtepomp zijn ook continue verbruikers.”

Ook daar ziet Van Evercooren mogelijkheden. “Wie een elektrische wagen heeft, ledigt meestal niet elke dag die hele batterij. Wie een dag per week thuis werkt en op dat moment oplaadt, komt al een heel eind. En de nieuwste generatie warmtepompboilers kan je zo instellen dat ze telkens tussen 11 en 13 uur heet water opwekken, bijna honderd procent opgewekt door de zon.”

Lukt het ook met een thuisbatterij?

Weinig producten waar je meer gemengde signalen over hoort dan de thuisbatterij. Het principe is nochtans aantrekkelijk: de overtollige energie die u overdag produceert, stockeert u en is dus ook ’s avonds of ’s nachts bruikbaar. Het zelfverbruik stijgt dus, maar daar staat wel een prijskaartje tegenover. Afhankelijk van de grootte spreken we dan al snel over 2.000 à 8.000 euro – premie ingerekend.

“Met de huidige terugverdientijden op panelen is het niet meteen een noodzakelijke factor”, zegt Van Evercooren. Hij raadt aan om na installatie minstens een jaar lang te monitoren hoeveel u zelf verbruikt en hoeveel u injecteert. Dat kan snel via de onlinetoepassing Mijn Fluvius. “Dat laat niet alleen toe om te bepalen of een batterij zinvol is, maar ook hoe groot die moet zijn.” Een te grote batterij kan onderbenut blijven in herfst en winter, terwijl er in de zomer toch weer veel op het net zal belanden. “Dat haalt het rendement sterk omlaag.”

Een capaciteitstarief, dat de belasting van het elektriciteitsnet moet beperken, kan een batterij aantrekkelijker maken, zegt Daenen. “Dan is het voordelig om, via een batterij, je pieken van verbruik en injectie te gaan uitsmeren over de dag.”

Even wachten, lijkt dus sowieso de boodschap, zeker omdat thuisbatterijen “minder ver doorontwikkeld” zijn dan zonnepanelen, aldus Daenen. “Binnen vijf of tien jaar heb je misschien een betere batterij voor minder geld. Maar evengoed kunnen we tegen dan de batterij van een elektrische wagen inzetten als thuisbatterij. En die is zes tot tien keer groter.”