Ook Grondwettelijk Hof oordeelt dat de coronamaatregelen mochten

Het is toegestaan te verbieden om op een bank te zitten. ©  Kristof Vadino

De wettelijke basis waarop de vrijheidsbeperkende coronamaatregelen tot de komst van de pandemiewet gebaseerd waren, schendt de Grondwet – op een kleine uitzondering na – niet. Dat stelt het Grondwettelijk Hof in een langverwacht arrest.

Matthias Verbergt

Het Grondwettelijk Hof heeft donderdagmiddag een langverwacht arrest geveld over de grondwettigheid van het gros van de vrijheidsbeperkende coronamaatregelen die onze regeringen tijdens de coronapandemie oplegden. Conclusie: de wet waarop de regering steunde, schendt de Grondwet niet – op één kleine uitzondering na.

Van toen de pandemie uitbrak, in maart 2020 tot oktober 2021, waren de coronamaatregelen die de regering uitvaardigde wettelijk gebaseerd op de wet civiele veiligheid uit 2007. Die geeft de minister van Binnenlandse Zaken de bevoegdheid om ‘in geval van dreigende omstandigheden’ de bevolking verplichten ‘zich te verwijderen van plaatsen of streken die bijzonder blootgesteld, bedreigd of getroffen zijn’.

Ook biedt de wet de mogelijkheid om ‘iedere verplaatsing of elk verkeer van de bevolking te verbieden’ en voorziet ze in straffen voor wie de instructies niet opvolgt. Maar de wet was initieel niet bedoeld voor langdurige vrijheidsbeperkingen, wel om acute noodsituaties zoals ontploffingen of andere kortstondige rampen het hoofd te bieden.

Pandemiewet

Ook was de vraag of de bevoegdheden die de wet gaf aan de minister van Binnenlandse Zaken, niet te ver gingen. Inperkingen van de grondwettelijke rechten en vrijheden zijn alleen mogelijk bij wet, en zo’n uitgebreide delegatie aan één minister – en niet de gehele regering – zagen veel experten als te verregaand.

Een grote groep grondwetsspecialisten eiste in november 2020 in een open brief in deze krant een stevigere wettelijke basis. Kort daarna beloofde de toen pas aangetreden Vivaldi-regering werk te maken van zo’n pandemiewet, maar uiteindelijk duurde het door allerlei oponthoud nog tot februari 2021 tot de regering eruit was, tot juli vooraleer de speciale wet in de Kamer goedgekeurd raakte en tot oktober tot ze werkelijk van kracht werd.

Verzachtende omstandigheden

Het was over de grondwettigheid van die ruim omschreven delegatie en de strafbepalingen van de wet civiele veiligheid dat het Grondwettelijk Hof zich donderdag uitsprak, in een antwoord op enkele zogenaamde prejudiciële vragen van de politierechtbank van Charleroi.

‘Nu het gaat om risico- en noodsituaties van velerlei aard die niet op exhaustieve wijze en in detail kunnen worden omschreven, vermocht de wetgever ruime bewoordingen te kiezen om het mogelijk te maken ten aanzien van die risico’s gepast op te treden’, stelt het Grondwettelijk Hof. Ook zijn de strafbepalingen voldoende duidelijk.

Het Hof stelt wel één ongrondwettigheid vast. De wet civiele veiligheid laat rechters niet toe om rekening te houden met verzachtende omstandigheden en om die reden een lagere straf op te leggen dan voorzien. Dat is wel het geval bij straffen die in het Strafwetboek staan. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat die onmogelijkheid discriminerend is. Op dat vlak zal de wet dus aangepast moeten worden.

Derde en laatste hoge rechtbank

Het Grondwettelijk Hof is zo de derde en laatste hoge rechtbank die haar fiat geeft aan de wettelijke basis van de oorspronkelijke coronamaatregelen. Tal van rechters, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, hadden bepaalde straffen die personen hadden opgelegd gekregen wegens het overtreden van de maatregelen, ongedaan gemaakt.

Maar het Hof van Cassatie, ’s lands hoogste rechtbank, oordeelde in september 2021 dat de wet civiele veiligheid voldeed als wettelijke basis. Eerder had ook al de Raad van State – de waakhond van de uitvoerende macht die zich zeker in het begin van de pandemie erg soepel opstelde – zijn fiat gegeven.

Contactopsporing

Het Grondwettelijk Hof sprak zich donderdag ook uit over de grondwettigheid van de regels rond contactopsporing tijdens de pandemie. Ook die geeft het Hof groen licht, op enkele uitzonderingen na. Zo vernietigt hij de afwezigheid van een maximale bewaartermijn van persoonsgegevens en de machtiging die is verleend om persoonsgegevens aan derden over te maken met het oog op wetenschappelijk onderzoek.

Bij het Grondwettelijk Hof loopt ook nog een vernietigingsberoep tegen de pandemiewet zelf, die ook niet onomstreden is. Maar een uitspraak daarover valt niet meteen te verwachten.