Direct naar artikelinhoud
AchtergrondRuimtelijke ordening

‘Een sluipmoord op onze open ruimte’: hoe verdere betonnering van de open ruimte in de hand wordt gewerkt

Ruimtelijk planner Tom Coppens (UA).Beeld Tim Dirven

Ons ruimtelijk beleid beschermt de open ruimte niet, maar werkt net verdere versnippering en betonnering in de hand. Willen we de klimaatcrisis en andere uitdagingen het hoofd kunnen bieden, dan is het dringend tijd om het roer om te gooien, waarschuwen experts.

“Een mooi staaltje ruimtelijke verrommeling”, noemt ruimtelijk planner Tom Coppens (UAntwerpen) het. Tussen akkers en velden ligt plots één straat met een handvol huizen. “Het gevolg van anticiperende grondeigenaars, die vóór de opmaak van de gewestplannen in de jaren 1970 nog snel een aanvraag om te verkavelen hebben ingediend. Gemeentebesturen gingen daar destijds makkelijk in mee.”

Coppens schreef samen met journalist Peter Renard en ruimtelijk planner Guy Vloebergh het boek Met voorbedachten rade. “Eindeloze lintbebouwing. Verkavelde stadsranden met vrijstaande huizen. Half-industriële baanwinkels langs oude steenwegen. Bedrijventerreinen en opslagruimten in landbouwgebied. Luxevilla’s en weekendverblijven in verkavelde bossen. Uitdijende koterijen in achtertuinen. Serrecomplexen en megastallen nabij natuurgebied. Tuincentra tussen tot villa’s omgebouwde landbouwbedrijven.” Het drietal schetst geen fraai beeld van Vlaanderen en zijn ruimtelijke ordening, of beter het gebrek eraan.

In en rond zijn thuisgemeente Kampenhout toont Coppens ons daar enkele staaltjes van. We fietsen langs lintbebouwing die wat een mooi open landschap had kunnen zijn doormidden klieft, dichtgetegelde voortuinen en grindvlaktes incluis. Op foto’s uit de jaren 1970 staan slechts enkele boerderijen. Een weiland dat is ingekleurd als woonuitbreidingsgebied wacht op executie. “Gemeenten mogen zelf beslissen wat ze met hun woonuitbreidingsgebied doen”, zegt Coppens. “Uit een bevraging blijkt dat een derde van de gemeenten die graag wil aansnijden. De door de Vlaamse overheid vastgelegde schadevergoeding die gemeenten moeten betalen aan grondeigenaars wanneer ze geen bebouwing toestaan, maakt die beslissing weinig aantrekkelijk.”

Wat verderop bedacht de federale politie dat het hart van een bos de perfecte locatie is voor een slipschool. “Een uitzonderingsregel ‘in het algemeen belang’ maakte dit mogelijk”, weet Coppens. “De invulling daarvan is inmiddels zo opgerekt dat zelfs een padelclub die wil uitbreiden er zich op kan beroepen.”

Zonevreemde woningen

De ruimtelijke verloedering is het resultaat van decennia bewust gevoerd beleid, betogen Coppens, Renard en Vloebergh in hun boek. “Achtereenvolgende veranderingen aan de regelgeving hebben er niet voor gezorgd dat de open ruimte steeds beter werd beschermd, maar dat er steeds meer mogelijk was”, zegt Coppens. “Het beleid streeft niet naar een goede ruimtelijke ordening, maar geeft voorrang aan de belangen van eigenaars en lobbygroepen. Daarom stellen we dat er een sluipmoord op de open ruimte plaatsvindt.”

Het begon nochtans veelbelovend. De eerste algemene wet op stedenbouw had in 1962 tot doel “’s lands natuurschoon ongeschonden te bewaren” door via planning de tot dan toe ongecontroleerde verkaveling een halt toe te roepen. “De kapitale fout die men toen heeft gemaakt, is om gronden als woongebied te bestemmen zonder dat er een concrete vraag was om daar te bouwen”, zegt Coppens. “Terwijl andere landen het omgekeerd aanpakten: het uitgangspunt is dat je nergens mag bouwen, en pas bij een concrete nood aan extra woningen worden plannen opgemaakt. Door gronden zomaar als woongebied in te kleuren, hebben die uit het niets meer waarde gekregen, en dat terugdraaien is bijna onmogelijk.”

Zonevreemde woningen
Beeld DM

De inkleuring van ruimtelijke plannen creëert zonevreemde woningen, die er weliswaar al stonden, maar niet langer stroken met de bestemming van de grond waarop ze staan. Hoewel niet exact bekend is hoeveel dat er zijn, is duidelijk dat hun aantal niet is afgenomen, wel integendeel. Ook bij de aanpak van zonevreemde woningen blijkt eigendomsrechten beschermen doorheen de jaren de grootste bekommernis. In 2009 geeft de Vlaamse overheid eigenaars van zonevreemde woningen zogenoemde ‘basisrechten’ om te verbouwen, die hen toestaan tot 1.000 kubieke meter uit te breiden of te herbouwen. “Het gevolg is dat je als eigenaar van een zonevreemde woning meer mag dan wanneer je in woongebied woont, waar striktere regels gelden”, zegt Vloebergh. “Dat krijg je aan een buitenstaander niet uitgelegd.”

Doordat voormalige boerderijen makkelijk kunnen worden omgevormd tot woningen, komen er tot op vandaag nog zonevreemde woningen bij. “De veelal gegoede nieuwe eigenaars kopen vervolgens omliggende percelen op, en dragen zo bij tot de ‘verpaarding’ en ‘vertuining’ van het platteland”, zegt Vloebergh. “Met als gevolg dat vruchtbare landbouwgrond verloren gaat, en grondprijzen voor boeren onbetaalbaar worden.” Uit onderzoek van het Instituut voor Landbouw- en Visserij-Onderzoek (ILVO) blijkt dat 15 procent van onze landbouwgrond voor iets anders wordt gebruikt.

Koterij

Wat je ziet langs Vlaamse wegen, zie je ook in de cijfers. Ongeveer een derde van de ruimte wordt voor menselijke activiteiten gebruikt, wat van Vlaanderen een van de dichtst bebouwde regio’s van Europa maakt. Een zesde van Vlaanderen ligt onder een laag asfalt en beton. Met het kwart van onze gebouwen dat niet in woonkernen, maar langs in totaal 12.000 kilometer lange linten ligt, zijn we kampioen lintbebouwing. Meer dan 10 procent van de gebouwen ligt zelfs niet langs een lint, maar her en der in het landschap.

Die lintbebouwing is bewust gestimuleerd. “Al sinds de 19de eeuw is onze huisvestingspolitiek onder invloed van de katholieke kerk sterk gericht op eigendom verwerven, om sociale onrust te vermijden”, zegt Coppens. “Daar waren goedkope gronden voor nodig. Mensen meer landelijk laten wonen langs bestaande wegen had als voordeel dat ze in tijden van crisis zelf wat voedsel konden verbouwen. Gemeenten oefenden druk uit om de gronden langs de wegen op hun grondgebied als bouwgrond in te kleuren, want extra inwoners betekenden extra inkomsten. Hoewel bij de opmaak van de gewestplannen in de jaren 1970 de focus aanvankelijk op de woonkernen lag, werden gaandeweg steeds meer linten als bebouwbaar ingekleurd.”

Tom Coppens: 'Die cultuur waarin de belangen van het individu zwaarder doorwegen dan die van de gemeenschap is niet makkelijk te veranderen.'Beeld Tim Dirven

Uw perceel viel daarbij alsnog uit de boot? Geen nood. De overheid voorzag met de zogenoemde ‘opvulregel’ een achterpoortje: tussen twee op minder dan 70 meter van elkaar gelegen woningen mag in landbouwgebied alsnog worden gebouwd. Die in de praktijk tot regel verheven en ruim geïnterpreteerde uitzondering maakte later plaats voor de ‘afwerkingsregel’, die toelaat om te bouwen tegen de blinde gevel van een al bestaande woning. “Een totaal overbodige uitzondering die enkel tot gevolg heeft dat linten verder aangroeiden”, zegt Coppens.

In 2006 werkt de Vlaamse overheid de versnippering nog verder in de hand door lintbebouwing nog meer te stimuleren. Waar vroeger enkel langs een ‘goed uitgeruste’ weg mocht worden gebouwd, kan dat nu ook langs wegen zonder riolering of andere nutsvoorzieningen.

Zoals je in Vlaamse tuinen op allerhande koterijen stoot, is ook de wetgeving rond ruimtelijke ordening een amalgaam van uitbreidingen, herzieningen en uitzonderingen. “Er kunnen alsmaar minder overtredingen worden begaan, aangezien er altijd maar meer afwijkingen en uitzonderingen mogelijk zijn”, zegt Coppens.

De steeds complexere regelgeving heeft nog een bijkomend nadeel. “Wie over de beste advocaat beschikt en met juridische spitsvondigheden het onderste uit de kan kan halen, haalt zijn slag thuis”, zegt Coppens. “Tel daarbij nog de mogelijkheid om bouwovertredingen af te kopen en je krijgt een fundamenteel onrechtvaardige klassenjustitie.”

Handhaving is bovendien geen prioriteit. “Die taak is doorgeschoven naar de gemeentebesturen”, zegt Renard. “Maar die hebben daar niet de capaciteit voor, staan dicht bij de burger en hebben niet zelden inbreuken gedoogd. Het gevolg is dat de overheid enkel ingrijpt als je de pech hebt dat een buur een klacht indient. Voor de rest doet iedereen wat hij wil.”

De terughoudendheid om bouwovertredingen streng te bestraffen is deels terug te voeren tot eind jaren 1990. De toenmalige socialistische minister van Ruimtelijk Ordening Eddy Baldewijns wil bouwmisdrijven ‘zonder pardon’ aanpakken en laat enkele illegale woningen met bulldozers afbreken. “In de media was de teneur dat die eigenaars niet zozeer overtreders waren, die illegaal in natuur- of landbouwgebied hebben gebouwd , maar slachtoffers van een onredelijke overheid”, zegt Coppens. “Dat heeft van ruimtelijke ordening een erg beladen dossier gemaakt, en politici vooral doen inzetten op rechtszekerheid voor eigenaars, in plaats van op een goede inrichting van de open ruimte.”

Bij hun onderzoek stelden Coppens, Renard en Vloebergh vast dat de wet sinds 1999 veertig keer is aangepast. “Dat heeft geen enkele keer tot een betere bescherming van de open ruimte geleid”, zegt Renard. “Je moet het toch maar doen.”

Wat ligt er aan de basis van ons gemors met ruimte? Rechter Jan Van den Berghe ziet in Met voorbedachten rade een verklaring in hoe we stelen van de gemeenschap minder erg lijken te vinden, en trekt de parallel met de vaak milde aanpak van fiscale en sociale fraude. “Anders dan bijvoorbeeld in Nederland, waar land door de strijd tegen het water altijd een waardevol goed was, en er altijd een sterke overheid is geweest, is bij ons het wantrouwen tegenover de overheid groot”, zegt Coppens. “Die cultuur waarin de belangen van het individu zwaarder doorwegen dan die van de gemeenschap is niet makkelijk te veranderen.”

Redden wat er te redden valt

Nochtans zijn er goede redenen om werk te maken van een fatsoenlijke ruimtelijke ordening. “Onze ruimtelijke structuur is te duur en vreet energie”, zegt Coppens. “Verspreide bebouwing leidt tot meer verplaatsingen met de auto en maakt nutsvoorzieningen en diensten duur. Een performant openbaar vervoer organiseren wordt zo haast onmogelijk. Bovendien bemoeilijkte de ruimtelijk wanorde adapatie aan de klimaatverandering. We hebben open ruimte nodig die kan dienen als overstromingsgebied, en waar water kan infiltreren als buffer tegen droogte. Maar er wordt massaal gebouwd in overstromingsgebied.”

Er is nog een manier waarop ons gemors met ruimte broodnodige transities in de weg staat. Getuige daarvan het protest tegen nieuwe windmolens of hoogspanningslijnen zoals het Ventilus-project. “Wanneer je mensen overal laat bouwen, woont er overal wel iemand die hinder ondervindt”, zegt Renard. “Zo heeft de overheid het verzet zelf georganiseerd. In die dossiers wordt dan het algemeen belang ingeroepen, terwijl men in het ruimtelijk beleid altijd het individuele belang voorop heeft gesteld.”

De betonstop, in essentie een goed idee, is volgens Renard een voorbeeld van het Vlaamse aankondigingsbeleid. Vanaf 2050 – nadien bijgesteld tot 2040 – mag in Vlaanderen geen open ruimte meer worden aangesneden. “De betonstop is in 2016 voor het eerst ter sprake gebracht, en sindsdien is er geen enkele maatregel genomen om dat doel te realiseren”, zegt Renard. “Het gevolg is een aanmoediging om nog snel te verkavelen.” In 2017 stijgt de oppervlakte die verdwijnt van gemiddeld 6,4 naar 7,3 hectare per dag.

Wat is er nodig om het tij echt te keren? Er staan zo’n 3 miljoen woningen in Vlaanderen en daar komen er elk jaar zo’n 40.000 bij. Het is vooral zaak te redden wat er nog te redden valt door ervoor te zorgen dat die op de juiste plaatsen terechtkomen. “De overheid moet grote kuis houden in de wildgroei aan mogelijke afwijkingen”, zegt Vloebergh. Die leiden tot de dood door duizend steken. “Elk afzonderlijk lijken die uitzonderingen misschien onschuldig, maar allemaal samen hebben ze een funeste impact op de open ruimte.”

Coppens hoopt dat er politici opstaan die het – eindelijk – opnemen voor een betere ruimtelijke ordening. “Er is nood aan visie en middelen om die te realiseren”, zegt Coppens. “Wie wil er nu niet leven in een land met aantrekkelijke woonkernen, en meer ruimte voor natuur en voedselproductie? Het is niet moeilijk daar een positief verhaal van te maken, maar het gebeurt niet.”

Redden wat er te redden valt

Peter Renard, Tom Coppens, Guy Vloebergh, Met voorbedachten rade - De sluipmoord op de open ruimte, Kritak, 256 p., 25 euro.