Direct naar artikelinhoud
InterviewSimon Mignolet

Simon Mignolet: ‘Voor mij hoeft het buitenland niet meer’

‘Vorig jaar had ik het moeilijk, maakte ik enkele flaters. Als je zo’n storm overleeft, krijg je vertrouwen.'Beeld Damon De Backer

Hoe sterk is Club Brugge dit seizoen écht in de Champions League? Met Simon Mignolet (34) kan de landskampioen in elk geval op een betrouwbaar sluitstuk rekenen. ‘Voor mij hoeft het buitenland niet meer.’

Nooit eerder startte een Belgische club beter in de poulefase van de Champions League dan Club Brugge dit seizoen. 1-0-thuiswinst tegen Bayer Leverkusen was prima zonder meer, maar vooral de 0-4 uit bij FC Porto zindert tweeënhalve week later nog altijd na.

En dinsdag moet Club het dus opnemen tegen Atlético uit Madrid, een club met een seizoensbudget van om en nabij de 400 miljoen euro. De gezamenlijke marktwaarde van de kernspelers van de kampioen van Spanje in 2021 bedraagt volgens transfermarkt.com 651,5 miljoen euro, tegenover 161 miljoen voor Club.

Gelukkig is de bal rond, en vooral: een doelman in topconditie is een troef. Voor heel wat aanvallers is Simon Mignolet niet die kerel van 1m93 maar een muur waar ze tegen opbotsen.

‘De beste poule die we konden loten’, zei u na de Champions League-loting. U had een voorgevoel?

“Na de loting zei ik dat we een nieuwe stap moesten zetten binnen ons Europese verhaal. Dat kwam er in de eerste plaats op neer dat we beter moesten gaan verdedigen. Scoren deden we voldoende de voorbije jaren, maar we kregen te veel doelpunten tegen. Nu hebben we niet alleen twee keer gewonnen, we zijn samen met Bayern, Real en Sporting Lissabon ook een van de vier teams die nog geen tegendoelpunt moesten incasseren. Dat zorgt voor stabiliteit.”

Bij Atlético ziet u twee collega-Rode Duivels terug, Axel Witsel en Yannick Carrasco. Geeft dat een extra pigment aan die wedstrijden?

“Het is altijd leuk om erover te praten, zeker als je die jongens pas nog bij de nationale ploeg hebt gezien. Uiteraard hadden we het dan onder ­elkaar over die duels. Maar zodra de wedstrijd bezig is, is dat niet meer van tel.”

Is het dan uw taak om de medespelers te ­coachen, hen te wijzen op de zwakke punten van Witsel en Carrasco?

“Het is een pluspunt dat ik hen ken en dat ik dingen kan doorgeven aan de staf en de ploegmaats, maar de omkadering is hier heus wel professioneel genoeg om van elke tegenstander een duidelijk beeld te kunnen krijgen.”

Witsel speelt tegenwoordig centraal achterin. Bij de Rode Duivels is er stilaan nood aan nieuwe centrale verdedigers. Is hij een optie?

“Daar hoef ik mij niet mee bezig te houden. Ik ga ook niet mee in het verhaal dat we geen keuze hebben achterin. Voor de interlands tegen Wales en Nederland had Roberto Martínez acht centrale verdedigers geselecteerd, en daar zaten Witsel en Leander Dendoncker, die in juni op die plaats heeft gespeeld, niet eens bij. Er zijn voldoende opties voor die drie plekken. Toby Alderweireld en Jan Vertonghen zijn teruggekeerd naar België om iedere week zeker te kunnen spelen, en Jason Denayer heeft ook een nieuwe club.

“Als puntje bij paaltje komt, is het aan ons, spelers, om te corrigeren. Wij moeten als spelersgroep ons werk doen. Wees gerust: wie op het veld staat, zal zijn best doen. En wie ernaast valt, zal de anderen pushen om het zo goed mogelijk te doen.”

Misschien moeten we Abakar Sylla, een openbaring van amper 19 jaar bij Club, maar snel naturaliseren tot Belg?

(lacht) “Ik denk dat hij nu vooral uitkijkt naar zijn eerste interlands met Ivoorkust.”

Atlético werkt met een budget dat meer dan vier keer hoger ligt dan dat van Club. Op ­papier maken jullie geen kans.

“Ook Leverkusen en Porto hebben een veel groter budget, dus dat is relatief. Het zal ongetwijfeld moeilijk worden, dat wisten we vooraf, maar het is aan ons om in ons eigen kunnen te geloven.”

‘Als we concurrentieel willen zijn met clubs in andere landen, zouden we best toch eens naar onze voetbalkalender kijken.'Beeld Damon De Backer

Vlak voor de zomer moest Atlético nog ­dringend 40 miljoen euro vinden om transfers te mogen doen van de Spaanse bond, net zoals FC Barcelona een schuldenput moest aan­zuiveren. Het principe van Financial Fair Play lijkt dood en begraven. Is het niet vloeken om tegen zulke oneerlijke concurrentie te moeten opboksen?

“Voetbal is een mondiale sport, er gaat veel geld om bij de transfers van spelers. Belgische clubs kunnen daar niet zoveel tegenover plaatsen. We moeten vooral proberen concurrentieel te zijn door ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden in orde zijn.”

Club Brugge begon met een 4 op 9 aan de Belgische competitie, maar dat had net zo goed 1 op 9 kunnen zijn. Tegen KRC Genk was het vooral Simon Mignolet die een nederlaag voorkwam, in Eupen werd een pijnlijke nederlaag geleden en ook op eigen veld tegen Zulte Waregem kon Club niet overtuigen. Dat is niet nieuw: ook de vorige seizoenen startte Club aarzelend.

Hoe verklaart u die slappe start?

“‘Slap’ vind ik overdreven. We hebben vijf punten verloren en die wedstrijd in Eupen was niet goed, dat klopt, maar tegen Zulte Waregem hadden we genoeg kansen om te winnen. Spelen we die wedstrijd tien keer opnieuw, dan zouden we zeven of acht keer winnen.

“Vergeet ook niet dat we bij de competitiestart met jongens zaten die nog maar twee weken voorbereiding achter de rug hadden. Zelf kon ik pas half juni, na die vier wedstrijden in de Nations League, voor drie weken met vakantie vertrekken. Na tien dagen training moest ik al mijn eerste competitiewedstrijd spelen. Dat is niet logisch. Ook andere internationals van Club misten een deel van de voorbereiding. Dan is het niet abnormaal dat je wat later op stoom komt.

“Als we dan toch spreken over concurrentieel willen zijn met clubs in andere landen, zouden we best toch eens naar onze voetbalkalender ­kijken, met een competitie die al het derde weekend van juli start en met die play-offs op het ­einde. De meeste andere competities die zo’n veertig competitiewedstrijden tellen, beginnen pas half augustus.”

Voordeel van het play-offsysteem is dat ­puntenverlies in het begin geen ramp hoeft te betekenen.

“Dat hebben we de voorbije seizoenen geleerd. Twee seizoenen geleden stonden we achttien punten voor op Genk en werden we kampioen met een half punt voorsprong. Het is belangrijker om top te zijn in de play-offs dan in die eerste vierendertig wedstrijden. Al mag je niet te ver achterophinken, die twaalf punten achterstand op Union vorig seizoen was echt te veel.”

Waarin verschilt Carl Hoefkens van zijn voorgangers, als trainer en als mens?

“Vroeg om te zeggen, we zijn nog maar drie maanden aan het werken met hem. Heel belangrijk is dat hij de groep al kende. Ook de mensen áchter de voetballers. Daardoor heeft hij een ingang tot iedereen, wat heel erg positief is, zeker met zo’n grote kern. In de loop van het seizoen zul je toch jongens hebben die minder tevreden zullen zijn omdat ze minder speelminuten krijgen. Dan is het een voordeel dat je een goed contact hebt met hen. Hij weet ook de juiste toon te vinden. Kijk naar Kamal Sowah, die vorig seizoen zo’n beetje afgeschreven werd en die het nu heel goed doet.

“Onze trainer is jong en gedreven, wat maakt dat hij voor elke wedstrijd heel gefocust is, iets wat hij prima kan overbrengen op de groep. Hij heeft de rust in zich om duidelijk het plan uit te leggen, maar heeft ook het vuur en de passie die we zagen tijdens zijn voetbalcarrière.

“Voordeel voor hem is dat we een behoorlijk ervaren kern hebben, die zichzelf goed in het ­gareel houdt.”

Wat opviel tegen Porto: Hoefkens juichte niet na de Brugse goals. Hij bleef stoïcijns langs de lijn lopen.

“Je mag je niet verliezen in de emotie van het moment. Ik juich zelf uiteraard mee na een doelpunt, maar daarna ben ik onmiddellijk weer gefocust. Als trainer mag je bij een nederlaag niet te diep zitten en bij een overwinning niet te euforisch worden.

BIO

• geboren op 6 maart 1988 in Sint-Truiden • doelman van Club Brugge sinds de zomer van 2019 • verdedigde eerder het doel bij STVV (2006-2010), Sun­der­land (2010-­2013) en Liverpool (2013-2019) • Belgisch Doelman van het Jaar in 2019, ‘20 en ‘21 • werd zowel bij Sunderland (2013) als bij Liverpool (2015) verkozen tot Speler van het Jaar. Het  BBC-­voetbalmagazine Match of the Day kroonde hem in 2013 tot ‘Keeper of the Year’ • speelde 35 wedstrijden bij de Rode Duivels  

“Zijn eerste opdracht als hoofdtrainer is direct het hoogste niveau in België en daar komen dan ook nog die Champions League-wedstrijden bij, in een omgeving die eist dat er elke dag gepresteerd wordt. Bovendien heeft hij in zijn spelerscarrière ook wel situaties meegemaakt waarbij hij coaches het hoofd zag verliezen. Dat mag niet ­gebeuren.”

Charles De Ketelaere is, zoals verwacht, vertrokken, maar Noa Lang en Hans Vanaken zijn gebleven. Hoe belangrijk is dat voor Club?

“Hans is heel bepalend voor ons spel. En Noa kan met een klasseflits een wedstrijd winnen. Natuurlijk heb ik liever dat zij hier in de kleedkamer zitten dan elders.”

Er waren deze zomer geruchten dat AS Monaco, de club van uw vroegere trainer Philippe Clement, en Napoli geïnteresseerd waren in u. Hoe dicht stond u bij een transfer?

“Er was inderdaad interesse, maar het huwelijk Club Brugge-Simon Mignolet is heel mooi. Ik heb mijn makelaar onmiddellijk meegegeven dat ik nog een aantal jaren op het hoogste niveau wil spelen en dat ik dat hier bij Club kan. In tegenstelling tot Hans heb ik het buitenland al meegemaakt. Voor mij hoefde het niet meer. Het was ook zo dat die clubs een al wat oudere doelman zochten om de concurrentie aan te gaan met een jonge keeper. Hier speel ik elke week, dat wilde ik zo houden. Ik hoef me niet meer te bewijzen.

“Ik voel me goed in Brugge, hier ben ik een van de leiders in de kleedkamer. 2022 is misschien wel het meest constante jaar uit mijn hele carrière, dat heb ik ook te danken aan hoe ik hier geapprecieerd word.”

U verdient het om dit jaar de Gouden Schoen te winnen. Het zou weleens mogen, een ­doelman 33 jaar na Michel Preud’homme. Tot nog toe wonnen slechts vijf keepers de ­ultieme Belgische bekroning: Jean Nicolay (Standard, 1963), Fernand Boone (Club ­Brugge, ’67), Christian Piot (Standard, ’72), Jean-Marie Pfaff (Beveren, ’78) en twee keer Preud’homme (KV Mechelen, ’87 en ’89). Is het nu of nooit voor u?

“Iemand die doelpunten maakt, valt meer op, dat is nu eenmaal zo. De Gouden Schoen gaat meestal naar een speler die beslissend is geweest en ik heb zeker mijn steentje bijgedragen in de play-offs van vorig seizoen. Dit is het jaar dat het mogelijk moet zijn. Zeker nu de tweede ronde korter is omdat er een WK aankomt.”

U oogt zelfverzekerder in doel dan ooit ­tevoren.

“Vorig jaar heb ik een vervelende blessure gehad en heb ik ook in korte tijd mijn twee grootvaders verloren. Toen had ik het moeilijk, maakte ik ­enkele flaters. Als je zo’n storm overleeft, krijg je vertrouwen. Ik heb al behoorlijk wat watertjes doorzwommen, daardoor wordt het spelletje makkelijker. Ik ben ook efficiënter geworden. En als je het goed doet, word je vanzelf beter. Vertrouwen geeft nog meer vertrouwen. Ik weet me in Brugge gesteund door het bestuur, de staf en de supporters.”

U hebt 35 interlands gespeeld. Mooi, maar dat waren er veel meer geweest zonder de concurrentie van Thibaut Courtois.

“Vijfendertig interlands, maar bijna drie keer zoveel selecties. Vroeger zou ik daar misschien teleurgesteld over geweest zijn, nu kan ik ermee leven. Kijk, ik heb alles meegemaakt wat deze generatie Rode Duivels heeft meegemaakt. Daar ben ik trots op. En ook op het feit dat ik nooit teleurgesteld heb wanneer ik wel mocht spelen.

'Ik ben de eerste om Thibaut Courtois te steunen en ervoor te zorgen dat hij top is voor België.'Beeld Damon De Backer

“Iedereen weet wat voor een ongelooflijk goede doelman Thibaut is. Ik ben de eerste om hem te steunen en ervoor te zorgen dat hij top is voor België. Het enige wat in mijn macht ligt, is dat ik zelf zo goed mogelijk ben, zodat Thibaut tot het uiterste gedreven wordt om de best mogelijke prestatie te leveren voor zijn land. En dat ik klaar sta, mocht er hem iets overkomen.”

‘Met wat geluk kunnen we het WK winnen’, zei u in Humo. Wat verstaat u onder ‘geluk’?

“Een WK is, net als de Champions League, een toernooi waarin je eerst een poulefase speelt en daarna een knock-outfase. Je kunt groeien in een toernooi, de juiste landen tegenkomen, geluk afdwingen omdat alles goed zit. Ook op een WK gaat het om details. Penalty of niet, buitenspel of niet, rode kaart of niet. In Rusland verloren we in de halve finales van Frankrijk door één klein detail.”

De weg naar een eventuele finale ligt wel ­bezaaid met grote kleppers: wellicht Duitsland of Spanje in de achtste finales, daarna mogelijk Brazilië.

“Daar wil ik niets over zeggen, want je weet nooit wat er gebeurt in zo’n eerste ronde. We zullen wel zien.”

Uw contract loopt tot 2026, dan bent u 38. Hebt u een eindpunt van uw carrière in zicht?

“Het belangrijkste is dat ik mij fit voel en dat ik mijn beste niveau haal. Laat het maar lopen zoals het nu loopt en zolang het kan.”

Vincent Mannaert, algemeen manager van Club, zei niet zo lang geleden in Het Laatste Nieuws: ‘Simon heeft de kwaliteiten om ooit op mijn stoel te zitten.’

“Ik ga hem zeker niet van zijn stoel duwen. (lacht) Ik praat af en toe met Vincent over voetbal, hij weet dat ik een visie heb over bepaalde dingen. Ik heb al veel gezien in mijn carrière, niet alleen op het veld maar ook ernaast. En ik neem graag het heft in handen. Dankzij mijn koffiezaak in Sint-Truiden (Twenty Two Coffee, red.) weet ik ook een beetje wat het ondernemerschap en het bedrijfsleven inhouden. Tijdens de corona­crisis hebben wij ook klappen gekregen.

“Als Vincent zoiets zegt, is dat een mooi compliment. Ik heb gestudeerd, ik heb een trainers­diploma behaald, ik kan meepraten over hoe een club gerund moet worden. Maar voetballen kost op zich al veel energie en tijd, en daarnaast ­hebben we twee jonge kinderen die aandacht vragen. Ik ben nog niet bezig met later.”

U bent lid van de voetballersvakbond United Athletes. Waarom?

“Ik vind dat er te weinig voetballers lid zijn van die vakbond. Als je in Engeland een contract ondertekent bij een club uit de Premier League of de Football League (de afdelingen 2 tot en met 4 in het Engelse profvoetbal, red.), word je automatisch lid van de spelersvakbond. Het zou goed zijn mocht de Pro League dat hier ook regelen. Ik kan me voorstellen dat een jonge speler er niet aan denkt om zich lid te maken, terwijl het juist heel belangrijk is om voldoende leden te hebben, zodat we inspraak kunnen eisen. Nu wordt er te veel boven onze hoofden beslist.”

Vorig najaar stonden de sociale en fiscale voordelen van de profsporters ter discussie. Uw naam werd toen een paar keer in de krant vernoemd als grootverdiener. Zo konden we vernemen dat u 3,4 miljoen euro bruto verdient per jaar. Sinds deze zomer zijn er een paar spelers bij Antwerp die meer verdienen dan u. Moeten zij nu maar in het oog van de storm gaan staan?

“Ik weet niet of iemand als Vincent Janssen (de nieuwe spits van Antwerp, red.) al beseft waarover deze discussie ging, maar zelf heb ik me toen wel uitgesproken. Juist daarom ook moet United ­Athletes zo veel mogelijk leden tellen: om iets in de pap te brokken te hebben. Nu zijn we nog niet representatief genoeg, dus wordt er ook geen rekening gehouden met de visie van de voetballers zelf. Niet alleen over die kwestie van de RSZ-voordelen, maar ook om spelers te kunnen bijstaan van wie het contract plots verbroken wordt, of van wie de club failliet is gegaan.”

Begrijpt u de kritiek dat het zeker in crisis­tijden niet langer verantwoord is dat een profvoetballer evenveel bijdraagt tot de ­sociale ­zekerheid als een poetsvrouw?

“Ik wil daar heel graag over discussiëren: niet in de media, maar aan tafel met politici. In andere sectoren wordt er toch ook overleg gepleegd met werkgevers en werknemers? Als voetballers willen wij een spreekbuis om ons gedacht te kunnen zeggen. Onderhandelen en een compromis sluiten, zo gaat dat in een normale situatie in dit land.

“Soms wordt er werkelijk een karikatuur van gemaakt. Ik kreeg zelfs het verwijt dat ik mezelf had uitgenodigd op het kabinet van minister Vandenbroucke, wat niet waar was. Maar goed, wij zijn bereid om daar op een volwassen manier over te komen praten.”

Club Brugge-Atlético Madrid, dinsdag vanaf 20.35 uur op VTM2