Direct naar artikelinhoud
InterviewJonge ‘Thuis’-acteurs

Jonge ‘Thuis’-acteurs: ‘Toen ik meedeed aan ‘The Voice’ regende het homofobe berichten. ‘Hang u op, nicht’ en andere literaire pareltjes’

Bram Spooren (Ilias) en Ivana Noa (Silke) in ‘Thuis’.Beeld © VRT

De decibelmeter heeft een hele klus aan Ivana Noa (19), Wannes Lacroix (20) en Bram Spooren (21): in de prettige chaos waarin ze praten, lachen en juichen, tekent zich de achterbank van een schoolbus af. Al een jaar vormen ze de jonge driehoek in Thuis: Noa speelt Silke, Lacroix speelt haar broer Niels, en Spooren speelt haar lief Ilias.

En jullie lijken het ook in het echte leven goed met elkaar te kunnen vinden.

Bram Spooren: “Die vriendschap is heel organisch ontstaan.”

Ivana Noa: “Eigenlijk vormen we al sinds dag één een vrolijk clubje.”

Wannes Lacroix: “Terwijl we geen voorgeschiedenis hebben samen.”

Spooren (kucht ostentatief): “Je vergéét het weer, Wannes!”

Lacroix: “Ah, damn! Het is waar: Bram en ik hebben beiden in de musical ’14-’18 gespeeld – al behoorden we niet tot dezelfde groep acteurs. En ik vergeet dus telkens dat hij daar óók in stond.”

Noa: “We deden alle drie auditie voor Thuis, en in de laatste ronde viel Wannes me meteen op, omdat wij tweeën de enigen waren met donker haar en donkere ogen.”

Lacroix: “Toen ik Ivana voor het eerst zag, riep ik: ‘Oh my god, gij lijkt op Dua Lipa!’”

Noa: “Waarop ik: ‘Oh my god, gij ook!’ (lacht)

Wisten jullie voor welke rol jullie auditie deden?

Lacroix: “Het kon zowel voor die van Niels als die van Ilias zijn. Ik had wel een duidelijke voorkeur. In de persoonsbeschrijving van Niels stond ‘homo’. Ik dacht: ja, die moet ik hebben.”

Spooren: “Mij leek vooral Ilias heel tof om te spelen.”

Jullie werden in een productie gedropt waarnaar dagelijks meer dan een miljoen mensen kijken. Zorgde dat voor zenuwen?

Noa: “Ik was tijdens de audities al onder de indruk. Ik had al vaak in het theater gestaan, maar nog nooit iets voor een camera gedaan. En dan meteen op de echte set van Thuis: dat was behoorlijk intimiderend, ja. Nu, de eerste opnames waren wel buiten, in de wijngaard die een belangrijke rol speelt in de reeks. Dat was een slimme zet van de makers: die dagen hadden de sfeer van een teambuilding, en op die manier konden we heel smooth in die nieuwe wereld rollen.”

Spooren: “De eerste keer binnen, in de studio, vond ik wel terrifying.”

Noa: “Die drie camera’s die op je staan…”

Spooren: “En al die lampen!”

Het publiek sloot jullie wel meteen in de armen.

Lacroix: “Ja? Ik herinner het me anders: aanvankelijk was er wel wat haat op sociale media. ‘Is Thuis plots Ketnet geworden?’ – dat soort dingen.”

Spooren: “Verandering ligt altijd moeilijk, hè. Mensen moeten wennen aan iets nieuws. Maar ondertussen heb ik toch ook de indruk dat onze personages behoorlijk populair zijn – dat een nieuwe generatie wordt omarmd.”

Wannes Lacroix, Bram Spooren en Ivana Noa.Beeld Koen Bauters

Kijken jullie elke dag naar Thuis?

Lacroix: “Oei, neen. Eigenlijk is het een beetje schandalig, maar ik kijk haast nooit. Het lúkt me gewoon niet: ik word zenuwachtig van mezelf. Laatst heb ik het nog enkele keren geprobeerd, maar dan begin ik meteen te overanalyseren: hoe ik eruitzie, hoe ik loop, hoe ik praat.”

Spooren: “Tijdens het vorige seizoen heb ik het een tijdlang goed opgevolgd, maar daarna heb ik het laten lopen. Dat is mijn goede voornemen: meer naar Thuis kijken (lacht).”

Noa: “Ik zit op kot, en daar gaat de televisie niet zo snel aan. Ik probeer om af en toe te kijken, dan weet ik tenminste waar de verhaallijn ongeveer zit.”

Jullie zitten nu een jaar in de reeks. Worden jullie herkend op straat?

Lacroix: “Ja, en altijd word ik dan Niels genoemd. Ik heb het al opgegeven om dat te corrigeren.”

Spooren: “Maar er is toch niemand die denkt dat je écht Niels bent? Mij noemen ze ook voortdurend Ilias, maar dat is toch gewoon omdat ze mijn echte naam niet kennen?”

Lacroix: “Goh, ik heb al mensen ontmoet die het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid toch niet zo héél scherp lijken te maken. Die me oprecht verontwaardigd zeiden: ‘Zeg, gij moogt wel eens wat vriendelijker doen tegen uw zus, hè.’”

Spooren: “Echt? Dat heb ik nog niet meegemaakt. Wat wel vaak gebeurt: dat mensen mij de eigenschappen van mijn personage toedichten. Ilias is vlot en sociaal, iemand die snel het middelpunt wordt van een conversatie. Mensen denken dat ik ook zo ben, terwijl dat niet helemaal klopt.”

Lacroix: “Begrijp me niet verkeerd, hè: ik hou oprecht van de interactie met kijkers. Ik vind het belangrijk dat ze erkend worden, want uiteindelijk dank ik mijn baan aan hén. Ik heb ook niet getwijfeld toen ze me meevroegen op de jaarlijkse Thuis-reis met een groep kijkers naar Corfu. Dat soort dingen doe ik gewoon graag.”

Spooren: “Ik ben niet zo’n held in conversaties met mensen die ik niet ken. Op feestjes, bijvoorbeeld: ik voel dan dat mensen iets van me willen, maar zelf ook niet precies weten wat. En dat leidt dan tot houterige gesprekjes. ‘Hoe is ’t nog?’ ‘Zijt gij ook van hier?’ (lacht)

Lacroix: “Net dat heeft werken voor televisie me geleerd: smalltalken. Voor mij voelt dat niet als een opdracht, een gesprek even levendig houden.”

Ivana Noa (links): ‘In onze sector is niets ooit zeker: alles kan altijd ophouden, en dat zal de rest van ons leven zo zijn. Ik leef dus gewoon in het nu.’Beeld VRT

LGBTQ-MENNEKE

Zouden jullie in het werkelijke leven bevriend kunnen zijn met jullie personage?

Lacroix: “Neen. Ik vind Niels een beetje shady, eerlijk gezegd. Er zit ook iets seutigs aan hem dat me ergert. Hij reageert altijd wat geagiteerd wanneer hij zijn zus met Ilias ziet zoenen. Terwijl ik dat net zou toejuichen: ‘Yes! Een beetje leven in huis!’

“Ik ben ook heel dom, terwijl mijn personage echt slim is.”

Noa: “Komáán! Wat zeg jij nu? Dat is toch helemaal niet waar?”

Lacroix: “Misschien moet ik het wat nuanceren: Niels is heel schoolslim, en dat ben ik zelf helemaal niet. Maar ik beschik wel over meer levenswijsheid dan hij.”

Noa: “Dat is al iets heel anders dan wat je eerst zei, hè. Je moet jezelf toch niet dom noemen, schattie!”

Welk van de drie personages vinden jullie het leukst?

Noa: “Ik zou het het best kunnen vinden met Silke – mijn eigen personage dus.”

Lacroix: “Ik ook.”

Noa: “Ik denk dat ik ook best op haar lijk. Ik stop alleszins veel van mezelf in haar.”

Spooren: “Ik hoop toch dat ik niet té veel op Ilias lijk. Ik vind hem soms… (Twijfelt) Een beetje vervelend. Hij lult zoveel.”

Lees ook

‘Toen Ivana die rol in ‘Thuis’ kreeg, dacht ik: wow, she made it!

‘We maken nu al werk van de Frank en Simonne van morgen

In Thuis worden vaak actuele maatschappelijke thema’s uitgelicht. Jullie personages stonden zo al centraal in een behoorlijk heftige verhaallijn over gaybashing.

Noa: “Een dagelijkse soap heeft drama, romantiek, routine en humor nodig, maar bij Thuis is er nóg een cruciale pilaar: die grote, urgente thema’s. Ik kan me voorstellen dat veel slachtoffers van gaybashing die verhaallijn minutieus gevolgd hebben, en eindelijk wat erkenning voelden. Op die manier heeft Thuis een grote maatschappelijke waarde: het erkent mensen in hun dagelijkse strijd.”

Lacroix: “Het blijft natuurlijk een verhaallijn, en een verhaallijn is eindig – terwijl in de werkelijkheid het probleem blijft woekeren. Ik zou het wel interessant vinden als dat thema nog eens terugkeert. Dat duidelijk wordt: dit probleem is niet opgelost.

“Ik kan me voorstellen dat ik als 13-jarig, nog van niets wetend lgbtq-menneke grote ogen zou opgezet hebben. Dat die verhaallijn een wake-upcall zou geweest zijn: o, zó ruw is de wereld dus.”

Spooren: “De scenaristen van Thuis hebben goeie antennes. Zo’n verhaallijn komt er niet omdat iemand opwerpt: ‘Misschien eens iets over homo’s?’ Nee, ze komt er omdat ze nódig is.”

Lacroix (knikt): “Zeker in dit geval, want wie niet te maken krijgt met gaybashing, wéét niet dat dat nog steeds zo frequent gebeurt. Die reactie krijg ik vaak: ‘O, ik wist niet dat het nog altijd zo erg is?’

“Ik heb zelf Thuis nodig gehad om te beseffen dat ik problematische dingen niet zo moet relativeren. Onlangs nog, toen ik uit mijn kot in Mechelen kwam: een fietser reed langs, riep ‘Kankerhomo!’ en spuwde op me. Wel, daar schrik ik dan even van, maar vervolgens schud ik het van me af. Ik denk daar ’s avonds niet aan terug. Zo doe ik het al m’n hele leven: ik duw het opzij en ga verder.”

Noa: “Omdat je van nature iemand bent die de ellende makkelijk van zich af weet te schudden? Of is het een beschermingsreflex?”

Lacroix: “Toch vooral het tweede, vrees ik. Zoals Rihanna zegt: fake it till you make it. Ik heb door de jaren een olifantenhuid gekweekt. Toen ik meedeed aan The Voice van Vlaanderen regende het homofobe berichten: ‘Hang u op, nicht’ en andere literaire pareltjes. Ik hou mezelf dan voor dat die mensen zélf met iets worstelen – dat ze iets te verwerken hebben, dat ze met issues zitten die ze projecteren op anderen. En vervolgens lukt het me niet om boos te zijn. Ik denk dan niet: ik hoop dat je zo meteen onder een auto fietst, of je nek breekt. Neen, ik denk: jammer dat je zo kortzichtig bent, maar daar kom je ooit wel achter.

“Ik ging dus lang té licht over wat me overkwam, en ik hield ook m’n mond. Sinds die verhaallijn in Thuis besef ik dat dat niet de juiste manier is. Dat ik koeltjes, haast nonchalant reageer op agressie, komt niet doordat die agressie me niet raakt. Wel doordat ik ze verwacht: ik ben er zo op ingesteld dat ik het normaal ben gaan vinden. Maar de ellende van mijn personage deed me beseffen dat er mensen zijn die de angst en de pijn een leven lang aan zich voelen kleven. Niet iedereen parkeert zoiets snel eventjes. En daarom moet ik me dus wél uitspreken.

“Enfin: thank you for coming to my TED Talk (lacht).”

Dat jullie meteen zo’n ernstig onderwerp toebedeeld kregen, moet toch vertrouwen gegeven hebben: de jonkies worden niet louter gebruikt als frivole opvulling.

Spooren: “Alleen bij mijn personage had je dat tot voor kort een beetje: Ilias was de schelm, de jongen die zich vrolijk in en weer uit de problemen lult. Maar dat is intussen veranderd. Ilias’ moeder is in de reeks geïntroduceerd (gespeeld door Marieke Dilles, red.), en dat leidt tot een stevige verhaallijn.”

TICTOK

Ivana, ik las dat jij negen was toen je je eerste kortfilm maakte. Dat is, euh, eerder vroeg om te debuteren als regisseur.

Noa: “Volkomen onbegrijpelijk dat dat juweel geen Oscar heeft gekregen (lacht). Neen, het is waar: ik voelde al heel jong de nood om creatieve dingen te doen. Om iets te maken. Een gedichtenwedstrijd op de lagere school was de eerste elektroshock: ik voelde meteen dat ik een deur naar een andere wereld opentrapte. Mijn ouders hebben me daar ook altijd in gestimuleerd. Ze zijn beiden ingenieur, maar ze dompelden mijn zus en mij ook onder in een bad van cultuur. Ik studeer nu aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen, en die keuze heb ik niet moeten bevechten. Integendeel: ze werd toegejuicht. Ik ben mijn ouders daar heel dankbaar voor.”

Lacroix: “Heel herkenbaar: bij mij was mijn moeder de drijvende kracht. Ze zag al snel dat ik interesse had in alles wat met muziek en acteren te maken heeft, en dus mocht ik op de middelbare school woordkunst-drama studeren. Ik acteerde op jonge leeftijd ook al veel: vanaf mijn twaalfde reed mijn moeder me rond van productie naar productie.”

Spooren: “Bij mij was het ook zo: ouders die vol achter mijn passie gingen staan. We zijn op dat vlak alle drie met ons gat in de boter gevallen: we hebben nooit strijd moeten leveren voor wat we wilden.”

Bram Spooren (links): ‘Ilias is vlot en sociaal, iemand die snel het middelpunt wordt van een conversatie. Mensen denken dat ik ook zo ben, maar dat klopt niet.’Beeld Koen Bauters

Waren jullie gelukkige tieners?

Lacroix: “Voor mij was dat toch een behoorlijk vrolijke tijd, ja. En natuurlijk was er mijn coming-out, maar die was achteraf gezien niet meer dan een rimpeltje. Ik maakte me vooraf wel zorgen: wanneer zou ik het zeggen, en hoe? Maar uiteindelijk heb ik het niet eens zelf moeten doen. Ik zat naast mijn vader in de auto, we waren een cadeau gaan kopen voor Moederdag, toen hij plots terloops zei: ‘Ja, Niels, we weten allemaal dat jij niet met een meisje zult thuiskomen, hè.’ Zo maakte hij het heel gemakkelijk voor mij. Als zestienjarige had ik vaak naast hem in die auto zitten denken: ik gooi het er nu uit. Maar dan deed ik het toch niet. Een week voor die bewuste dag was me op een etentje nog gevraagd wie ik knap vond. Ik had één of ander lingeriemodel van Victoria’s Secret genoemd – en terwijl ik dat deed, voelde ik hoe ongeloofwaardig het klonk. Dus ja: heel handig dat mijn papa het voor mij oploste. Ik kan me echt niet inbeelden dat ik er nu nog mee zou zitten.”

Spooren: “Ik moest in mijn tienerjaren geen grote drempels over. Eventjes misschien, toen ik gepest werd. Omdat ik met creatieve dingen bezig was, was ik een makkelijk doelwit. Maar dat is vrij snel opgehouden.

“In het zesde middelbaar is een vriend van me gestorven in een verkeersongeval. Dat heeft me dat hele jaar wel achtervolgd. Daarna ging ik studeren aan het RITCS in Brussel, en toen ik daar met theater bezig was en dus werd gevráágd om in mezelf te gaan woelen, besefte ik dat ik de dood van mijn vriend niet goed verwerkt had. Die opleiding heeft me gedwongen om dat verdriet in de ogen te kijken.”

Lacroix: “Eigenlijk was er bij mij iets wat me veel meer belemmerde dan die coming-out. (Aarzelt) Het is de eerste keer dat ik dit vertel… Maar vooruit: misschien helpt het mensen in dezelfde situatie wel. Het gaat over OCD, een obsessief-compulsieve stoornis. Ik heb daar een behoorlijk zware vorm van. Het is een reactie op mijn angsten: om ziek te worden bijvoorbeeld, of om te sterven. Die angsten gingen met me aan de haal, en daardoor ontwikkelde ik tics om te proberen ze te bezweren. Een welbepaald aantal keer op tafel kloppen, in een razend tempo een serie kruistekens maken… Een tijdlang had het mij volledig in z’n macht en was ik de hele dag bezig met die tics. Het was een aanslag op m’n sociaal leven, en het maakte het moeilijk om te functioneren – aanvankelijk durfde ik zelfs niet op kot. In die periode was ik niet zo lief voor mezelf. Dat was gevaarlijk, want je kunt stuk gaan aan zo’n stoornis.

“De redding kwam van m’n moeder: zij is de beste psycholoog die ik me kan wensen. Ik kon erover praten met haar, en zij maakte me duidelijk dat ik moet leren leven met de onvoorspelbaarheid van m’n eigen bestaan – met de mogelijkheid dat ik ziek word, of doodga, of op een groot verdriet loop. Ik moet aanvaarden dat ik niet alles kan controleren. En momenteel lukt dat behoorlijk: alleen net voor het slapengaan sta ik mezelf nog een korte tic toe. Wanneer ik voel dat mijn OCD toch weer opspeelt, dat ik opnieuw te ver dreig te gaan, praat ik meteen met mijn moeder. (Denkt na) Ik word graag geleid, ik heb nood aan een figuur die autoriteit heeft over mij en mijn leven een beetje cureert.”

DE EERSTE KEER

Zullen jullie die tienerjaren missen?

Lacroix: “Ze zijn ons al ontglipt, want er staat een nieuwe generatie klaar. En wat me opvalt: ergens onderweg heeft zich een grote shift voltrokken. De tieners van nu zijn zo zelfbewust! Toen ik vijftien was, vond ik mezelf al heel wat als ik op een fuif twee krieken gedronken had. Nu gaan vijftienjarigen met een fles wodka feesten, en gooien ze de beelden vervolgens op TikTok.”

Noa: “Aldus sprak de bejaarde man van twintig (lacht).”

Lacroix: “Ik weet het, ik weet het. Maar toch: ik babysit geregeld op een meisje, en zij is nog zo jong en kinds, en tegelijk toch al zo bewust bezig met haar plaats in de wereld. Take it easy, denk ik dan. Er is nog zoveel tijd om te experimenteren en naar de volwassen versie van jezelf te zoeken: een mens hoeft niet te snel op te groeien.”

Spooren (knikt): “Ik merk dat ook. Ik zie nu kinderen van dertien of veertien die haast obsessief met hun kledingstijl bezig zijn – het moet nice en cool zijn, of duur, of net niets van dat alles. Terwijl ik op die leeftijd gewoon aantrok wat in m’n kleerkast lag, zonder me er existentiële vragen bij te stellen (lacht).”

Noa: “Kinderen groeien sneller op. Nu, ik heb zelf lang aan judo gedaan, ook in competitieverband, en daardoor heb ik m’n speelsheid toch lang kunnen bewaren. En nu ik er zo over nadenk: theater heeft die rol ook vervuld voor mij. Dat was goed, want in een stad verlies je sneller je onschuld.”

Jullie zitten op kot in respectievelijk Antwerpen, Brussel en Mechelen. Zijn jullie stadsmensen?

Spooren: “Ik ben het nog aan het uitzoeken. In Brussel mis ik het groen en de rust van mijn dorp. Maar er valt wel veel meer te beleven, en alles lijkt er sneller, intenser en grootser te zijn. Tijdens de coronaperiode, toen ik weer gewoon thuis woonde, heb ik de stad ook erg gemist.”

Noa: “Ik vond het toen net moeilijk om in Antwerpen te zijn. In de stad vind je geen weidsheid, hè, je kunt er niet van tuin naar tuin en van vuurkorf naar vuurkorf flaneren. Dat zorgde tijdens de pandemie echt voor een tweedeling: buiten de stad waren de dingen lichter om dragen.”

Lacroix: “I’m a city girl from the village. Ik meen het: in mijn dorp in Limburg ben ik echt een stadsmeisje, en in een stad voel ik het plattelandsjongetje opspelen. Ik zit nu twee jaar op kot in Mechelen en dat bevalt me, maar ik doe er geen oog toe. Alleen al die auto’s: dat voortdurende lawaai heb je niet in een dorp.”

Noa (lacht).

Lacroix: “Jij begrijpt dat niet, hè? Jij bent door en door een stadsmeisje.”

Noa: “Geboren en getogen! Mijn ouders komen oorspronkelijk uit Bulgarije, en ze hebben me behoorlijk kosmopolitisch opgevoed – in het Nederlands, Engels en Bulgaars. Maar trek ik mijn mond open, dan komt er plat Antwerps uit. Hetzelfde bij mijn zus.

“Op het conservatorium zie ik veel leeftijdsgenoten die niet uit de stad komen. Als zij over hun jeugd vertellen, gaat het over spelen in de weide en op straat, over tuinen waar je vrijelijk in en uit liep, over delen en dingen terugkrijgen. Mijn jeugd in Antwerpen was anders: in de stad word je sneller geconfronteerd met de ruwheid en de wreedheid van de wereld. Maar ik vind dat niet per definitie een nadeel: het heeft er ook voor gezorgd dat ik goed gewapend in het leven sta. Ik val niet om bij elk zuchtje wind.”

Wannes Lacroix (midden): ‘Ik maakte me zorgen over mijn coming-out. Toen zei mijn vader terloops: ‘Ja, Niels, we weten allemaal dat jij niet met een meisje zult thuiskomen, hè.’ Handig!’Beeld Koen Bauters

Jullie zijn officieel volwassen, maar voelt het ook zo?

Spooren: “Eerder als een tussenfase. De deur staat op een kier, maar ik weet niet goed wat ik ermee moet: ze brutaal opentrappen, of het nog even zo laten?”

Lacroix: “Ik ben toch vooral nieuwsgierig. De oceaan ligt voor onze voeten: laten we erin duiken.”

Spooren: “Ik heb mijn bachelor in drama-acteren aan het RITCS gehaald, en speel nu een jaar in Thuis. Kies ik voor verder werken of voor verder studeren – of voor een combinatie van de twee? Keuzes maken die mogelijk grote gevolgen hebben: dat vind ik het angstaanjagende aan volwassen worden. En de praktische verantwoordelijkheden: je administratie, je financiën. Je moet je zaakjes op orde hebben, en dat moet je zélf doen – dat is nieuw voor mij.”

Lacroix: “Ik zit me heel erg af te vragen of ik voorzichtig moet zijn en veel moet sparen, of gewoon nú moet leven.”

Noa: “Ik vind het net fijn, dat almaar zelfstandiger worden. Ik had nog thuis kunnen wonen, maar ik heb er bewust voor gekozen om op kot te gaan en op eigen benen te staan. Dat is niet evident, maar het bezorgt me een vorm van vrijheid die heel lekker smaakt. Dit zijn de jaren waarin we voor het eerst alleen op reis gaan, jongens: daar moeten we van genieten, want we gaan dat nooit meer voor de eerste keer doen. Ik vind het fijn dat mijn leven nu groter is dan telkens naar de volgende examenperiode toeleven.”

Spooren: “Maar dat soort structuur werkte wel goed voor mij. Het zelf doen, dat vind ik moeilijk. Er is niemand meer achter wie ik me kan verschuilen. (Peinzend) Zestien, dat vond ik een heel mooie leeftijd.”

Lacroix: “Ik vraag me ook weleens af wat ik volgend jaar zal doen. Maar al bij al maak ik me niet te veel zorgen. We zijn alle drie best well grounded – we zijn goed omringd, morsen niet met de kansen die we krijgen, en komen altijd wel weer op onze pootjes terecht.”

Noa: “We weten ook voor welke sector we gekozen hebben: eentje waarin niets ooit zeker is. Alles kan altijd ophouden, en dat zal in ons verdere leven niet veranderen. (Haalt de schouders op) Ik laat me daar niet door verlammen. Je kunt niet in de toekomst leven, alleen maar in het nu. En dat doe ik dus.”

Bovendien: jullie hebben al een aardige staat van dienst. Dat is toch een voordeel tegenover leeftijdsgenoten voor wie het nog helemaal moet beginnen?

Noa: “Van de aanmoedigingen van m’n ouders tot de kans die Thuis me gaf, en alles daartussen: ik ben me bewust van de privileges die ik heb.”

Lacroix: “Ik ook, maar er zit ook een keerzijde aan die medaille. Ik studeer media- en entertainmentbusiness in Mechelen, en toen ik een stage zocht, merkte ik dat mensen van mij het dúbbele verwachten. Want ik heb al in The Voice van Vlaanderen gestaan, en ik speel al in Thuis. Er is minder mildheid, bedoel ik, terwijl ik in wezen niet anders ben dan mijn leeftijdsgenoten die die ervaring nog niet hebben: ik ben het óók allemaal maar aan het uitzoeken.”

Spooren: “Weet je wat een geruststellende gedachte is? Dat iedereen voor de eerste keer leeft.”

Lacroix: “O ja! Vroeger dacht ik dat mijn ouders een master in het leven hadden. Dat ze de code gekraakt hadden.”

Noa: “Terwijl ouders gewoon mensen zijn die hier al een jaar of dertig langer aan het zoeken en tasten zijn, en met wie je dus ook gewoon over je twijfels, je angsten en je verlangens kunt praten.”

Spooren: “Oké, bij twijfel bedenk ik me voortaan dat het voor iederéén de eerste keer is. Opgelost!”

© Humo