Direct naar artikelinhoud
AchtergrondQuiet quitting

‘‘Jezelf een weg naar boven werken’ is vandaag bullshit’: hoe er gewerkt wordt, werkt voor veel mensen niet meer

Illustratiebeeld.Beeld Shutterstock / fizkes

Wanneer jonge mensen met een klinkende hashtag lijken op te roepen om buiten de welomschreven uren van de job geen vinger meer uit te steken, dan is het logisch dat de media dit fenomeen oppikken. Maar quiet quitting gaat niet over wie niet werkt, maar over wát niet werkt.

We moeten het even hebben over quiet quitting. U weet wel, de alliteratie die de laatste weken de economische katernen van uw favoriete (dag)bladen in de ban houdt. Quiet quitting, zo schrijft men, zou een nieuw sentiment zijn onder Gen Z die genoeg heeft van (hard) werken. Jonge mensen zouden gezien hebben hoe hun ouders zichzelf afbeulden voor de baas, en kiezen nu resoluut voor een ander pad, eentje waar de focus op geluk en minder op geld ligt. “A higher paycheck? I’d rather watch the sunset”, leest een kop in The Guardian over het fenomeen.

Ik zou ook klikken.

Waarom de term plots overal staat is begrijpelijk, waar hij echter vandaan komt is, zoals dat gaat met internetbewegingen, minder transparant. Er wordt geopperd dat de oorsprong zou liggen in de Chinese #TangPing-beweging, wat zoveel betekent als ‘stilliggen’, een reactie op overwerk die door de Chinese regering gecensureerd wordt op social media. Timothy Ward gebruikte de term afgelopen maart in een YouTube-video waarin hij het omschrijft als “net genoeg doen om niet ontslagen te worden”. Want wars van de lekker bekkende term is quiet quitting natuurlijk niet hetzelfde als écht stoppen. “Je zegt niet ronduit je baan op, maar geeft wel het idee op om tot het uiterste te gaan”, zegt tiktokker zkchillin in een filmpje dat deze zomer meer dan veertigduizend keer gedeeld werd. “You’re still performing your duties, but you’re no longer subscribing to the hustle culture mentality that work has to be your life.”

No goals, just vibes

Het sentiment is tegenwoordig op alle kanalen aanwezig. “Niet op zoek naar een carrière, wel naar de minst vervelende manier om eten en onderdak te kunnen betalen”, tweet InternetHippo voor driehonderdduizend likes. “Ik streef voortaan middelmatigheid na”, schrijft Amil Niazi in een populaire blogpost. “Ik wil gewoon zíjn, man. Ik ga me geen zorgen meer maken over succes, of de carrièreladder beklimmen. De nieuwe droom is simpelweg: no goals, just vibes.”

Wie quiet quitting over social media hoort galmen zou er haast een soundtrack voor de zeitgeist in ontwaren, maar de fundamenten voor de beweging worden vooral gestut met anekdotiek, amper met data. Daardoor is het moeilijk om te duiden of het ook daadwerkelijk een ding is. Quiet quitting valt immers niet op te tekenen in de verloopcijfers op de werkvloer. Volgens het Global State of the Workplace Report van Gallup, dat vaak geciteerd wordt wanneer het over quiet quitting gaat, is slechts 12 procent van de medewerkers in België geëngageerd voor hun job, maar dit is eigenlijk een trend die in Europa al zo’n 20 jaar stabiel aanhoudt.

De berichtgeving over quiet quitting is dan ook best verwarrend. Nieuwsmedia springen op de term omdat die goed klinkt, maar doen die vervolgens af als non-nieuws, simpelweg een nieuwe naam voor een oud fenomeen, dat voorheen als slacking door het leven ging. Toch voelt quiet quitting gewichtiger dan een professioneel coming-of-ageverhaal of een onderdeel van de zichzelf herhalende trendcyclus. Omslachtiger ook dan de virale foto van een uithangbord bij een Amerikaans McDonald’s-filiaal met het opschrift ‘We are short-staffed. Please be patient with the staff that did show up. Nobody wants to work anymore.’

“Quiet quitting verdient uw aandacht”, schrijft managementprofessor Frederik Anseel in zijn vaste rubriek voor De Tijd. “Een meme is niet alleen een afbeelding op sociale media. De oorspronkelijke definitie van een meme is een eenheid van culturele overdracht. Het is een dwingend idee, een manier van denken, die zich aanstekelijk verspreidt en gemeengoed wordt. Ze spreken tot de verbeelding omdat ze vatten wat wereldwijd onderhuids leeft.”

No goals, just vibes
Beeld Timon Vader

Girl employee

In een poging in kaart te brengen wat dan juist onderhuids leeft, lanceerde ik een oproep waarin ik polste naar hoe mensen hun relatie met werk ervaren, naar hun ambitie en hoe hun loopbaan de voorbije jaren veranderd is. Die leverde honderden reacties op, meer dan ik in dit stuk kon opnemen. Sommige reacties sloten aan bij de krantenkoppen die blokletterden dat we in een ‘tijdperk van anti-ambitie’ leven. “Ik heb me gerealiseerd dat ik niet per se een carrière wil: ik hoef geen girl boss te zijn wanneer ik net zo tevreden ben als girl employee”, bevestigt Céline (26) dat sentiment. Maar enkel daarop focussen, merkte ik meteen, zou de lading niet dekken. Niet volledig. De gesprekken die ik voerde, waren immers even uiteenlopend als intens.

Veel mensen gaven aan dat ze op zoek waren naar zingeving in hun job, anderen wilden net dat hun job een minder grote rol speelde in wie ze zijn of waar ze voor staan. Er waren voormalige goalgetters die het vertrouwen waren verloren in het concept loopbaan. Ze zagen geen nut niet meer in verticale promotie waarbij ze uiteindelijk in een leidinggevende functie zouden belanden waar ze hun kwaliteiten of passie niet meer zouden kunnen benutten. Anderen gaven aan dat het ouderschap ervoor gezorgd heeft dat hun ambitie... niet per se verminderd, maar wel verschoven is. Dat ze het belangrijker vonden om een goede vader of moeder te zijn. Er waren ontzettend veel mensen die flexibeler wilden werken om hun job zo naadlozer te laten aansluiten bij hun leven, maar tegelijkertijd ook evenveel mensen die net nood hadden aan structuur, duidelijkheid en vaste uren waarbuiten ze niet gestoord konden worden.

Op het eerste gezicht viel er geen lijn te trekken in de verhalen die ik verzamelde, al werd de rode draad meteen duidelijk: mensen willen wél nog werken. Maar hoe er doorgaans gewerkt wordt, werkt niet meer voor hen.

Slechte gok

“We zien in de berichten rond quiet quitting een beetje hetzelfde gebeuren als wat er plaatsvindt in gesprekken rond burn-out”, zegt professor arbeids- en organisatiesociologie Geert Van Hootegem (KU Leuven). “Maatschappelijke vraagstukken worden geïndividualiseerd en gepsychologiseerd, waardoor de structurele verklaring steeds meer in verdrukking geraakt. ”

Die verklaring is niet eenduidig, maar een optelsom van verschuivingen die elkaar versterken.

De eerste shift is uiteraard economisch, over de veranderende arbeidsmarkt die er tegenwoordig nu eenmaal helemaal anders uitziet dat tien jaar geleden. Bedrijven en ondernemingen smeken om werkkrachten, die op hun beurt inzien dat ze in een betere positie zitten om te onderhandelen, al is van een Great Resignation zoals in de Verenigde Staten, in ons land voorlopig nog geen sprake. Die onderhandelingen gaan breder dan mensen die hun kansen uitspelen om een zo goed mogelijk loon te bedisselen. Niet het minst omdat wat je voor dat loon kan krijgen, ook veranderd is.

“Het is niet dat ik ga kunnen sparen om daar dan later een huis mee te kunnen kopen of zo”, zegt Frederik (25), die momenteel geen job heeft, maar wel zegt “semi te zoeken”. “Jezelf ‘een weg naar boven werken’ is vandaag, sorry dat ik het zeg, bullshit. Jullie voorspellen dat er een gigantische recessie op ons afkomt, dat bedrijven failliet zullen gaan door de energieprijzen en het wegvallen van de coronasteun, dus investeren in een loopbaan bij eenzelfde bedrijf voelt eigenlijk ook gewoon als een slechte gok.”

(On)vervangbaar

De tweede verschuiving is mentaal, en wordt vaak opgehangen aan corona. Hoe we door de pandemie zijn gaan inzien dat onze jobs eigenlijk best wel flexibeler kunnen ingericht worden dan we dachten. Dat we nu beseffen wat echt belangrijk voor ons is; familie, een hobby, af en toe tijd hebben om ons wasgoed op te hangen vooraleer het muf wordt. Het zijn verhalen die deze krant al vaak gehaald hebben, over werk-privébalans, over flexibiliteit, maar ook over identiteit. Zeker toen tijdens de eerste lockdown ook niet-medische werkkrachten wereldwijd werden opgedeeld in ‘essentieel’ en ‘niet-essentieel’. Voor de eerste groep kreeg dat tijdverdrijf waar ze slaap en familiediners voor gelaten hadden plots een bullshitlabel. Voor de tweede groep bleek het plots ‘essentieel’ om hun gezondheid op het spel te zetten om, onder meer, boodschappen in te scannen van mensen die wél van thuis uit konden zitten tikken en daar doorgaans ook beter voor gecompenseerd werden.

“Je zou je kunnen afvragen of het gebruik van essentieel geen beleefde manier is om mensen op te delen in vervangbaar en onvervangbaar”, schreef Noreen Malone destijds in The New York Times.

“Ik voel mij steeds meer een speelbal”, vertelt Sarah (37). “Tijdens de lockdown moesten we ons plots organiseren om van thuis te werken – wat ik toen nog zag als een kans om vertrouwen te verdienen – maar al snel kregen we een mail dat het toch héél belangrijk was dat we weer fulltime op kantoor gingen werken. Ondertussen hoor ik dat er nagedacht wordt of we toch niet kunnen overschakelen op deeltijds telewerk om de energiekosten te drukken. Dat tempert wel mijn goesting om mezelf te smijten.”

Of zoals Anne Friedman treffend stelt in Elle: “We realiseren langzaamaan dat de liefde voor onze job niet wederzijds is. En we proberen ons daaraan aan te passen.”

De opmars van dit genoegen was echter al voor de pandemie ingezet.

Geoliede machines

De focus binnen ons hedendaagse economisch systeem ligt op (het opschalen van) productiviteit door optimalisatie. Maar met de toename van de kenniseconomie werd de druk van productiviteit niet meer bij machines en systemen, maar bij het individu gelegd. Het internet en de neoliberale notie dat we alles in eigen handen hebben, heeft ervoor gezorgd dat we die optimalisatie hebben doorgedreven naar elk aspect van ons leven. Dat gebeurt via slaaptrackers, voedingsschema’s en productiviteitsapps, waardoor alles ook in het teken lijkt te staan van een zo geolied mogelijke machine te worden.

In 2019 voorspelde ik in deze krant dan ook een tegenbeweging voor deze hustle culture die zoveel leeftijdsgenoten richting burn-out duwde, een prognose gestut door toenmalige bestsellers als Do Nothing: How to Break Away from Overworking, Overdoing, and Underliving van Celeste Headlee en How to Do Nothing: Resisting the Attention Economy van Jenny Odell, die zelfs aangeprezen werd door Barack Obama. Ook die auteurs riepen niet écht op om niets meer te doen, maar stelden zichzelf en de lezers de simpele vraag: kan het niet anders, allemaal?

“We werken nog altijd in bedrijven die ingesteld zijn op de maatschappij van vijftig jaar geleden”, zegt Van Hootegem. “We waren lange tijd een welvaartsstaat in opbouw, met een jonge bevolking, waardoor de dienstverlening en productie heel erg eenvoudig waren. Niet alleen de toename van de kennis- en dienstensector en het productiviteitsvraagstuk dat daarbij komt kijken, maar ook demografische veranderingen spelen vandaag een rol. De bestaande systemen zijn nog steeds op maat van het klassieke twee-oudergezin met kinderen, terwijl onze samenleving zoveel complexer en diverser is geworden.”

Met andere woorden: mensen leven anders, en willen dus bijgevolg ook anders werken.

Er bestaat dan ook geen one size fits all-oplossing om deze verschuivingen het hoofd te bieden, daarvoor zijn de verlangens en noden te verschillend. En net omdat er geen eenduidig verhaal genre ‘jongeren verwerpen massaal de werkethiek van hun ouders’ te vertellen valt, wordt het kind al te vaak met het badwater weggegooid.

Privilegedingetje

Want wat er doorgaans gebeurt wanneer er over werk geschreven wordt door mensen zoals ik, is dat het gaat over jobs zoals de mijne. Dagtaken waarvoor je dagelijks in een proper shirt naar kantoor mag om daar wat op een computer te tikken. Zo is het makkelijk om over het hoofd te zien dat quiet quitting, of alleszins toch het sentiment erachter, in wezen een privilegedingetje is, enkel bestemd voor zij die het zich kunnen veroorloven om het te laten hangen, omdat ze niet moeten opboksen tegen vooroordelen die hun huidskleur, achternaam of gezondheid met zich meebrengt.

Bovendien heeft niet iedereen inspraak in hoe hun job uitgevoerd of georganiseerd kan worden. Er zullen altijd mensen de ziekenhuisgangen moeten boenen, mensen in shiften moeten werken, mensen voor andere mensen moeten zorgen binnen een systeem dat moeilijker af te bakenen valt. De populariteit van quiet quitting is echter wel een kans om het gesprek te openen over hoe werk eruit kan zien en om ‘ambitie’ te herdefiniëren. Het is immers niet toevallig dat in de Verenigde Staten steeds meer beroepsgroepen zich verenigen binnen een vakbond, dat we in ons land steeds kritischer kijken naar bedrijven die magazijniers en koeriers onder erbarmelijke omstandigheden laten werken.

“Quiet quitting kan functioneren als een soort stille rebellie van de kant van het individu. Maar als deze opstanden individueel blijven, slagen ze er ook niet in om het systeem te veranderen”, schrijft Anne Helen Petersen, auteur van Out of Office (2021) in haar nieuwsbrief. Net daarom dat bredere verhalen over werk nodig zijn. Dat we open praten over wat we doen, wat we daarvoor krijgen, wat we ervan verwachten en wat we fair vinden. De mediastorm over quiet quitting hoeft niet te sterven bij de hashtag.

“Social media hebben de conversaties die mensen altijd al voerden over arbeid zichtbaar gemaakt”, zegt ook Van Hootegem. “Mensen spreken openlijk over hun loon, of bespreken hoe ze dingen onderhandelen met hun baas. De gesprekken die vroeger op café of achter gesloten huiskamerdeuren gevoerd werden, worden plots gebroadcast, waardoor meer mensen geïnformeerd worden én meer mensen zich achter eenzelfde sentiment kunnen organiseren. Bovendien halen die sentimenten nu ook breed de media. In dat opzicht zou ik bijna durven te zeggen dat TikTok dienstdoet als de nieuwe vakbond. Bijna.”