Fedasil dit jaar al bijna 4.500 keer veroordeeld voor tekorten in opvang

 ©  belga

Fedasil is sinds 1 januari 2022 al bijna 4.500 keer veroordeeld, omdat het asielzoekers geen opvang had gegeven. Dat meldt de Franstalige Brusselse arbeidsrechtbank. De voorbije weken en maanden werd bericht dat het om bijna 1.000 veroordelingen ging, maar het aantal ligt veel hoger, zegt Pascal Hubain, persrechter bij de arbeidsrechtbank.

Belga

Asielzoekers die niet de opvang krijgen waar ze recht op hebben, kunnen naar de arbeidsrechtbank stappen om die opvang af te dwingen. Al maanden klagen verschillende vluchtelingenorganisaties aan dat mensen die volgens alle internationale regels opvang zouden moeten krijgen, die opvang toch niet krijgen, onder meer omdat Fedasil voorrang zou geven aan families met kinderen, en mensen die voor het eerst asiel aanvragen, boven alleenstaande mannen en mensen die al eerder een asielaanvraag hebben ingediend in een ander Europees land.

Sinds enkele maanden organiseert Vluchtelingenwerk daarom een juridische permanentie aan de poort van het Klein Kasteeltje. Zo kan een advocaat voor elk individu dat geen opvangplaats krijgt, naar de rechtbank stappen.

‘Sinds 1 januari hebben we 4.832 eenzijdige verzoekschriften ontvangen’, zegt de persmagistraat. ‘Meer dan 90 procent van die verzoekschriften waren gegrond, zodat we aan bijna 4.500 veroordelingen zitten. Aan dit tempo halen we volgende week 5.000 verzoekschriften.’

Tandvlees

‘Ter vergelijking, in een ‘normaal’ jaar, voor de coronapandemie, behandelde de arbeidsrechtbank ongeveer 40 dergelijke eenzijdige verzoekschriften’, gaat de persrechter verder. ‘Dat was het gemiddelde voor de periode 2014-2019. Heel wat actoren in de asielsector, Fedasil, de verenigingen, advocaten, hebben in de pers al aangegeven dat ze op hun tandvlees zitten. Dat is voor de magistraten, referendarissen, griffiers en personeelsleden van de arbeidsrechtbank niet anders. Wij kunnen niet zelf de menselijke en logistieke middelen uitbreiden die we aan die materie besteden, zonder onze andere materies te verwaarlozen.’