Direct naar artikelinhoud
NieuwsNobelprijs

Nobelprijswinnaar Literatuur Annie Ernaux: ‘Ik moet getuigen over wat ik hier op aarde beleef’

Annie Ernaux: haar blote inkijk op een mensenleven is ­integer en vaak merkwaardig ­troostend.Beeld NYT

Feministisch Frans icoon, ‘koningin van de autofictie’ en seismografe van de naoorlogse samenleving. Met de bekroning van de 82-jarige Annie Ernaux met de Nobelprijs Literatuur slaat de jury een aantal vliegen in één klap. Ernaux is de zeventiende vrouwelijke winnares.

Sinds haar debuut Les armoires vides (1974) heeft de pas gelauwerde Franse schrijfster er een handje van weg om zichzelf te fileren in koele, nietsontziende autobiografische romans, alsof ze een moot vis voor zich heeft. Annie Ernaux (°1940) is bedreven in ontbladerd, registrerend proza waarmee ze vooral in de jaren tachtig haar eigen segment in de Franse literatuur uithakte. Als wegbereidster van de zogenaamde ‘autofictie’ bespaarde ze ons niet het geringste detail uit haar bestaan. De ontsnapping uit het terneerdrukkende Normandische gewonemensenmilieu van haar jeugd, haar turbulente liefdes, haar remmingen en bovenal haar niet te wissen schaamte, haar borstkanker of haar abortus: we kregen het in Ernauxs korte romans allemaal unverfroren in ons gezicht gegooid.

L’écriture comme un couteau” is haar eeuwige adagium. Ernaux (geboren in Lillebonne als Annie Duchesne) drijft het lemmet diep in haar emotionele wondes. “Omdat ik niet anders kan”, vertelde ze me ooit in een interview. “Het voelt alsof ik voortdurend getuigenis moet afleggen van wat zich in mijn leven afspeelt.” Maar arbeiders- en kruideniersdochter Ernaux vergat nooit de sociologische dimensie tijdens haar mentale archeologie. De complete naoorlogse Franse wereld zinderde mee in haar boeken. Zelf bleef ze ook altijd ontwapenend nuchter over haar schrijverschap: “Ik ben een vrouw die schrijft, dat is alles”, vond Ernaux onlangs in de tv-documentaire Les Années Super-8, die ze met haar zoon maakte. “Het is zowel het verhaal van mijn leven als dat van duizenden vrouwen.” Maar misschien klonk dat wat te bescheiden. Want, zei ze me ook: “Schrijven is voor mij een soort mandaat. Op onverklaarbare wijze heb ik het gevoel dat ik moet getuigen over wat ik hier op aarde beleef. Ik voel me een tussenpersoon.”

Toen het deurtje van de Zweedse Academie om klokslag 13 uur dondermiddag openkriepte en de jurysecretaris de naam van Ernaux bekendmaakte, werd ze bombastisch geprezen voor de “moed en klinische scherpte” waarmee ze “de wortels, vervreemding en collectieve beperkingen van het persoonlijke geheugen blootlegt”. Ook haar “gewone, schoongeschraapte” taal kreeg een loftuiting mee.

Herontdekt

Ernaux is de zeventiende vrouw én de zestiende Franse auteur die de sinds 1901 uitgereikte literatuurprijs, goed voor 820.000 euro, ontvangt. Vreemd genoeg kon het Nobelprijs-comité de kersverse laureate eerst niet bereiken, maar later sprak Ernaux van “een grote eer en een grote verantwoordelijkheid”. Op de erelijst volgt Ernaux romanschrijver Abdulrazak Gurnah en dichteres Louise Glück op.

Een verrassende winnaar? Nee, niet helemaal. De naam van Ernaux zong de laatste tijd opdringeriger rond, al hadden Maryse Condé, Salman Rushdie én Margaret Atwood volgens Nobelwatchers betere papieren voor te leggen. En dat de Franse literatuur na de Nobelprijs 2014 voor Patrick Modiano alweer aan de feestdis mag aanschuiven, lijkt enigszins ongewoon. Een ferme opsteker wél, voor de francofiele letteren, die internationaal tegenwoordig minder armslag hebben.

Ernaux, die onlangs de korte novelle Le jeune homme publiceerde, veroverde bovendien de laatste jaren wereldwijd lezers met haar uitgebeende zelfonderzoeken, in een tijdperk waarin autobiografisch ik-proza floreert. Zowel onstuimige feministes, horden jonge lezers als bedaarde literaire fijnproevers (her)ontdekten haar. Kijk maar naar het succes in onze contreien van De jaren, de vertaling in 2020 van Les années (2008), wat alom als haar magnus opus geldt. In dit patchwork van herinneringen, liedjesteksten, observaties en culturele en politieke gebeurtenissen gebruikt ze geen enkele keer het woord ‘ik’. Ernaux brengt op koele en onafgebroken registrerende wijze de periode 1941-2006 in kaart, weerspiegeld in het leven van een opwaarts mobiele vrouw. “Vooruitgang was de horizon van eenieders bestaan.” Haar diagnose van de Franse samenleving slaat spijkers met koppen.

Gek genoeg kon je Nederlandstalige vertalingen van haar werk in de jaren negentig hier nauwelijks aan de straatstenen kwijt. Zelfs wist Ernaux niet goed raad met de term ‘autofictie’: “Vooral omdat ik nooit een manifest of een doctrine publiceerde.” Niettemin effende Ernaux het pad voor de boeken van Christine Angot, Catherine Millet en zeker ook Edouard Louis.

Ook Meisjesherinneringen (Mémoire de fille, 2016), met die bedrieglijk zoeterige titel, is zo’n onmiskenbaar hoogtepunt in haar oeuvre. Daarin blikt ze terug op een ontnuchterende zomer van 1958 toen ze voor het eerst het bed deelde met een man én zijn seksuele bruutheid ondergaat. Vervolgens verstarde ze. “Ook ik heb dat meisje willen vergeten. Haar echt vergeten, oftewel geen zin meer hebben om nog over haar te schrijven. Niet meer denken dat ik moet schrijven over haar, over haar verlangen, haar waanzin, haar stompzinnigheid en haar hoogmoed, haar honger en haar opgedroogde bloed. Het is me nooit gelukt.” In dit relaas over haar eerste seksuele ervaringen gaat ze tot op het bot.

Geëngageerde feministische spreekbuis

Meisjesherinneringen past naadloos in een oeuvre waarin Ernaux al bijvoorbeeld gedetailleerd over haar abortus schreef (L’événement, 2000, onlangs succesvol verfilmd), de moordpoging met een mes van haar vader op haar moeder (La honte, 1997) of haar jaloezie ten opzichte van een verlaten geliefde (L’occupation, 2002). In De blik naar buiten (La vie extérieure, 2007) verrichtte Ernaux dan weer een soort veldwerk in de Parijse voorsteden. In afgemeten dagboeknotities traceerde ze de banaliteit, de schraalheid en de sleur van het dagelijkse bestaan in de banlieues.

Bij Ernaux heeft literatuur nu eenmaal altijd “een gevaarlijk randje”. Zeker, het gebeurt weleens dat je plaatsvervangende schaamte bekruipt bij zoveel ontnuchterend geëtaleerde details, bij zoveel blote inkijk op een mensenleven. En toch: haar écriture plate is moedig, integer en vaak merkwaardig troostend. Maar de geëngageerde feministische spreekbuis Ernaux, solidair met de outcasts en gevoelig voor klassenverschillen, betrapt er zichzelf wél op dat ze alles eerst in woorden vat alvorens te handelen. De afstand van de schrijver, die blijft cruciaal. Ook dat ontwaarde het Nobelprijscomité.