BEESTENBOEL

© Cheese photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de groene specht.

Hij is misschien wel de enige échte miereneter in Vlaanderen: de groene specht, die u met een beetje geluk op het grasveld in uw tuin kunt zien dartelen. Met zijn knalrode kruin en zijn verenkleed vol groene en grijze schakeringen spreekt hij tot de verbeelding. De prachtige vogel leeft minder in bomen dan op de grond – andere spechten zie je daar zelden. Dat heeft veel te maken met zijn dieet, dat dus vooral uit mieren bestaat.

Onderzoekers hebben vastgesteld dat de groene specht zich niet langer, zoals vroeger, vooral toespitst op de rode bosmier. Tegenwoordig staat een breed gamma van mierensoorten op zijn menu. Die uitbreiding van zijn voeding, en daarmee ook van zijn leefmogelijkheden, is mogelijk gedwongen door de achteruitgang van het bosmierenbestand: een gevolg van menselijke vervuiling, waardoor de bosbodem verzuurd raakt. In een open landschap zijn de zwarte wegmier en de gele weidemier zijn voornaamste prooien; in een bos gaat zijn voorkeur nu uit naar de humusmier. Die laatste nestelt zich graag tussen de schors en het hout van omgezaagde bomen, waardoor de specht er gemakkelijk bij kan.

Volgens mierenkenners is het zuur waarmee de rode bosmier zich in de zomer tegen aanvallers verdedigt te krachtig voor de specht. Dat strookt niet met de vaststelling dat een groene specht zich soms lange tijd met de vleugels gespreid op een mierennest kan laten zakken, ook al blijven die diertjes hem volop steken of bijten: het zuur waarmee ze hem proberen te verjagen kan net nuttig zijn tegen de parasieten die tussen zijn pluimen kruipen. Mieren verzorgen dus zowel de innerlijke als de uiterlijke specht.

Voor de mieren is het geen goede zaak dat ze worden ontdekt: een groene specht kan wekenlang op één (groot) nest teren. Steevast keert hij ernaar terug voor een maal van honderden miertjes en hun eieren, die hij oplikt met zijn kleverige tong. Die tong is zo lang – soms meer dan tien centimeter – dat de vogel achter in zijn kop een speciale ruimte heeft om het ding, na gebruik, in op te bergen. Constant met een hoop tong in je bek moeten rondhuppen is geen prettig vooruitzicht.

In de winter zijn miertjes moeilijker te bereiken voor de specht, waardoor hij soms overschakelt op een dieet van grondwantsen. Die leven dikwijls verborgen onder moslagen, die de vogel systematisch moet wegpikken. In koude winters is dat moeilijk, waardoor hij nogal te lijden heeft van vriesweer. Dat de soort het momenteel geweldig goed doet bij ons, ligt dus ook aan de zachte winters van de voorbije jaren.

De groene specht roffelt veel minder op boomstammen dan zijn familiegenoten. Hij is een zwakke hakker en heeft vaak meer dan een maand nodig om een nestholte in een boom te maken. Om op de bouwkosten te besparen, gebruikt hij jaren na elkaar hetzelfde hol. Hij valt wel op door het lachende geluid dat hij produceert om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Wie de mooie lachende miereneter graag in zijn tuin zou zien broeden, kan een beroep doen op speciaal voor hem ontwikkelde nestkasten. Misschien een idee voor volgend jaar? Tuiniers moeten zich geen zorgen maken over de activiteiten van de specht op hun gazon. Door de gaatjes die hij in de grond boort, op zoek naar mieren, bevordert hij de verluchting van de bodem – een bijzonder nuttige ingreep.

Mieren verzorgen zowel de innerlijke als de uiterlijke specht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content