1965: "The year of living dangerously" in Indonesië

Het trauma van het bloedbad iets meer dan vijftig jaar geleden is nog altijd niet verteerd in Indonesië. Toen werden meer dan een half miljoen mensen omgebracht in een bloedbad dat de machtsverhoudingen in Zuidoost-Azië deed kantelen.

Indonesië is met 260 miljoen inwoners en 14.000 eilanden één van de grootste staten en de belangrijkste regionale macht in Zuidoost-Azië. Daarbovenop komt de rijkdom van olie- en gasvelden en de controle over sommige van de strategisch meest belangrijkste zeestraten wereldwijd: die tussen Noordoost-Azië en de Stille Oceaan naar de Indische Oceaan via de Straat van Malakka en die vanuit Japan, Korea en China naar Australië.

Net zoals de meeste andere landen in Zuidoost-Azië is Indonesië cultureel beïnvloed door India dat er boeddhisme, hindoeïsme en islam introduceerde. Die grote verscheidenheid speelde Indonesië na de onafhankelijkheid in 1949 meteen parten. President Sukarno -één van de leiders van de onafhankelijkheidsbeweging- trok al snel alle macht naar zich toe, omdat volgens hem de westerse democratie niet geschikt was. Zijn systeem van "geleide democratie" steunde op de Nasakom-ideologie, een eigen mix van "nasionalisme", "agama" (godsdienst) en "komunisme".

Officieel was Indonesië onder Sukarno een meerpartijenstaat, maar in de praktijk speelde de president een "verdeel-en-heers"-spelletje door de drie grote zuilen van de macht tegen elkaar op te zetten: de nationalistische legertop, de communistische partij PKI en de ulama, de moslimgeestelijken. Een erg gevaarlijke cocktail, zou blijken.

1965 AP

"Verdeel en heers" leidde tot val van Sukarno

Ook op buitenlands vlak speelde Sukarno de grote machten tegen elkaar uit. Hij flirtte vooral met het communistische China van Mao Zedong en premier Zhou Enlai (foto) en voerde een anti-westerse retoriek. In 1955 was Sukarno in Bandung één van de stichters van de "beweging van niet-gebonden landen", een strategische as met China, Joegoslavië, India, Egypte, maar hij steunde ook de communistische staten Noord-Korea en Noord-Vietnam.

Van economie had Sukarno weinig kaas gegeten en de nationalisatie van Nederlandse bedrijven in het land had geleid tot corruptie, nepotisme en wanbeleid. De inflatie steeg in de jaren 60 snel en de sociaaleconomische toestand leek te exploderen. Begin 1965 zat Indonesië in een diepe crisis. Sukarno voelde dat zijn politiek "wayang kulit" (traditioneel schaduwenspel met poppen) niet langer werkte en sprak toen over "the year of living dangerously". Het zou later de titel worden van een roman en een film over het bloedbad.

Copyright 2017 The Associated Press. All rights reserved.

30 september, begin van het bloedbad

In de nacht van 30 september op 1 oktober 1965 probeerde greep een groep van linkse officieren onder luitenant-kolonel Untung Syamsuri (foto) de macht te grijpen. Ze vermoordden zes prowesterse topgeneraals en nodigden de PKI (Partai Komunis Indonesia) uit om zich aan te sluiten.

Die PKI was toen na die van de Sovjet-Unie en China de grootste communistische partij met 500.000 kaders en een gewapende militie, die was geïnfiltreerd in het leger en de regering van Sukarno.  De coup mislukte door slechte organisatie en aarzelingen en tegenstanders zoals generaal Suharto gaven bevel tot een tegencoup. Die lukte wel en de linkse coupplegers en toplui van de PKI vluchtten  voor hun leven.

De leiders van machtige moslimgroepen zagen hun kans, schaarden zich achter het regime van Suharto en maakten jacht op iedereen die van communistische sympathieën werd verdacht. Vooral op het eiland Java, op Bali en op Sumatra nemen velen wraak op PKI-communisten, maar ook tegen leden van de Chinese minderheid die verdacht werden van sympathie voor Mao Zedong. Dat geweld ging niet enkel uit van leger en politie, maar ook van lokale islamitische of hindoeleiders die wrok hadden opgebouwd tegen de PKI.

De inmiddels machteloze president Sukarno zat vast in zijn eigen paleis. Zijn rol was uitgespeeld en begin 1967 werd hij door zijn opvolger, generaal Suharto, aan de dijk gezet. Suharto lanceerde meteen de "Orde Baru" (Nieuwe Orde), de facto een militaire dictatuur gesteund op de nieuwe partij Golkar, nog altijd een belangrijke macht in Indonesië.

Indonesië kantelde naar het Westen

Het Indonesië van Suharto (foto) brak meteen met de Sovjets en China, en werd een bondgenoot van het Westen. Dat werd een historisch kantelmoment in de Koude Oorlog in Zuidoost-Azië, dat vreemd genoeg weinig bekend is. De machtswissel was veel beslissender dan de jarenlange en zinloze oorlog in Vietnam die wel de tv-schermen haalde en kostte de VS geen enkele militair.

Wel zijn tussen 1965 en 1967 naar schatting honderdduizenden Indonesiërs op soms erg brute manier gedood bij politieke afrekeningen allerhande. Niet enkel de PKI -de derde communistische partij ter wereld- maar ook zowat geheel links werd weggevaagd in Indonesië. De dictatuur van Suharto bleef overeind tot 1998 toen ze door een financiële crisis en volksprotest werd verjaagd. Sindsdien is er een wankele democratie in Indonesië, maar het leger behoudt er wel grote invloed.

Meest gelezen