© Kris Van Exel

Patrick Janssens blikt terug op zijn Genkse jaren: “In het voetbal word je manisch-depressief”

“In het voetbal kies je niet wanneer het stopt.” Patrick Janssens zegt het schouderophalend, alsof hij zijn ontslag bij Genk al een beetje een plaats heeft kunnen geven. “Het was blijkbaar al een paar weken aan het sluimeren, maar ik had het niet zo ernstig ingeschat. Liever had ik een gesprek gehad waarin we konden afspreken dat het na dit seizoen stopt. Maar dat is blijkbaar niet de gewoonte in het voetbal. Dat is jammer.”

BART LAGAE

Zag je aankomen dat het vroeg of laat zou stoppen?

“Sinds de nieuwe raad van bestuur was de manier van werken veranderd. De vorige voorzitter Herbert Houben had me aangenomen en gaf me heel veel autonomie. De nieuwe voorzitter Peter Croonen neemt zelf meer in handen. Als de sportieve resultaten tegenvallen, is het begrijpelijk dat er ongenoegen ontstaat. Een ander element was een vertrouwensbreuk met de supporters. De casuals wilden een tifo uithangen over hun twintigjarige vriendschap met de supporters van Fortuna Sittard. Dat hadden we verboden omdat zulke internationale ‘vriendschappen’ vaak dekmantels zijn om mensen met een stadionverbod over de grens binnen te smokkelen. Tijdens de fandag hebben we een incident gehad waarbij een café in Hasselt kort en klein werd geslagen door die zogenaamde ‘vriendschap’. Die tifo lijkt een detail, maar heeft bijgedragen tot een negatieve cocktail rond mijn persoon die steeds verergerde. Toen ik de laatste weken artikels zag verschijnen over mijn positie, was er niemand van het bestuur om die artikels tegen te spreken. Toen wist ik genoeg.”

Ondanks de kwalificatie voor de bekerfinale, nota bene op ‘St. Patrick’s Day’.

“Toen was het allicht te laat. De heenmatch in Kortrijk eindigde op 3-2. Da’s geen slechte uitgangspositie, maar het gevoel leefde dat het moeilijk zou worden. Wat zeker heeft meegespeeld in mijn vertrek was een discussie met de raad van bestuur over hoe ver de inmenging kon gaan. Ik heb er geen probleem mee dat de raad van bestuur zijn invloed laat gelden, maar dan heb ik het verkeerde profiel om daar te zitten. Want dan speelt de voorzitter voor CEO en kan de club zich beter een salaris besparen.”

Heb je dan vrede met je ontslag?

“Ergens wel. Toen ik hoorde dat Erik Gerits mijn opvolger werd, was ik eerst heel verwonderd. Maar toen ik er wat langer over nadacht, begreep ik de logica. Erik heeft alles wat ik niet heb. Ik heb misschien wat Erik niet heeft, maar dat heeft Peter Croonen dan weer. Ik denk dat Erik en Peter een goeie tandem vormen. Erik is iemand die voor de wedstrijd in de business seats bij duizend eters kan langsgaan en zeggen: ‘Dag Jos, hoe gaat het met Magda?’ Ik kan ook rond die tafels gaan, maar ik weet niet wie Jos en Magda zijn. Ik moet iemand al beter kennen voor ik joviaal word.”

Heb je daar aan proberen te werken?

“Na een paar weken kreeg ik de opmerking: ‘Je moet op de recepties meer aandacht hebben voor de mensen van de algemene vergadering’. Maar dat is zestig man. Haal die maar eens uit een groep van duizend. Op een bepaald moment ben ik beginnen te studeren op foto’s en namen. Maar het bleef behelpen. Dat is mijn sterke kant niet. Het is wel Eriks sterke kant.”

Op TV Limburg noemde je de supporters van KV Mechelen voorbeeldsupporters. Is je dat aangerekend?

“Nee, de beslissing was toen al gevallen. Ik geef toe dat ik de uitspraak niet had mogen doen, maar de fans van Genk weten dat het waar is. De harde kern heeft vaak genoeg tegenover mij geklaagd dat Genk een cinemapubliek heeft.”

Wilfried Van Moer, een naar Limburg uitgeweken Waaslander, zei dat je nooit gepast hebt in Limburg. Is dat ook jouw conclusie?

“Nee. Wilfried Van Moer is een monument en komt vaak naar onze wedstrijden, maar in het voetbal wordt er veel gesproken over de binnenkant van de club door mensen die de binnenkant niet kennen. Genk is heel gastvrij en ik heb me altijd heel aanvaard gevoeld. Maar ik geef wel toe dat er altijd een strekking in de club is geweest die zich afvroeg wat een Antwerpenaar of Beerschotsupporter bij de club kwam zoeken. Laten we zeggen dat dat een laag in de lasagne was die vorige week uit de oven is gehaald.”

En de andere lagen van de lasagne?

“Ik heb altijd heel veel moeite gedaan om het maatschappelijke van de club naar boven te halen. We hebben de Limburgse roots en het mijnenverleden weer belangrijker gemaakt. Die zijn nu verankerd in een vzw en zijn sterker dan ooit. Met Dimitri de Condé, Koen Daerden, Jos Daerden en Philippe Clement hebben we Limburgse of Genkse monumenten naar de club gebracht. Maar zelf ben ik natuurlijk altijd een beetje een buitenstaander gebleven. Dat gevoel was trouwens niet nieuw voor mij. Ik heb het ook meegemaakt toen ik voorzitter werd van sp.a. Toen vroeg men zich ook af waarom de keuze viel op iemand die van buitenaf kwam en kinderen in het vrij onderwijs had.”

Je zegt dat je het Limburggevoel probeerde te versterken, maar je kan er toch niet aan voorbij dat de sfeer niet meer is wat ze geweest is? De toeschouwersaantallen dalen, we zien nog weinig animatie...

“De toeschouwersaantallen dalen ook bij Anderlecht en Standard. Maar om een of andere reden focust men daar bij Genk op. Het enthousiasme van de eerste jaren zal nooit meer terugkomen. Toen we op verplaatsing gingen naar Oostende zeiden bestuurders van het eerste uur dat de ambiance in Oostende dezelfde was als die in Genk vroeger. Maar in Oostende is het allemaal nog nieuw. Alles wat daar gebeurt, is fantastisch en gebeurt ook voor de eerste keer. Genk is drie keer kampioen geworden en heeft vier keer de beker gewonnen. De lat ligt hoger.”

Kijk je na drie en een half jaar anders naar de voetbalwereld?

“Het ontspannende element voor supporters is er helemaal niet voor wie er werkt. Dat zullen Herman Van Holsbeeck, Michel Louwagie of gelijk welke clubmanager beamen. Van het voetbal word je manisch-depressief. Ik heb de voorbije drie en een half jaar misschien één keer hetzelfde euforische gevoel gehad als een supporter. Dat was tijdens de achtste finale van de Europa League op Gent. Mooi voetbal, fijne avond, veel volk én een topresultaat. Dat soort momenten heb ik jammer genoeg te weinig meegemaakt.”

Het voetbal heeft een slechte naam. Denk maar aan makelaars die gigantische sommen verdienen. Heb je in die jaren bij Genk rare dingen gezien?

“Ongetwijfeld. Buitenlandse spelers die voor hun achttien jaar al drie contracten hebben getekend bijvoorbeeld (onder anderen Leon Bailey en Edon Zhegrova tekenden op hun achttiende in dubieuze omstandigheden bij Genk, red.). Dat er in een aantal gevallen vergoedingen worden betaald waarbij je je vragen kan stellen: ongetwijfeld. Hebben we dat gedaan de voorbije jaren? Zo weinig mogelijk. Zijn er dingen waarvan ik vind dat ik niet voor de spiegel kan staan? Nee, eigenlijk niet. Als club bepaal je zelf hoe je met makelaars omgaat. Maar de liberalisering van de markt, waarbij je makelaar kan worden door 500 euro te betalen en een bewijs van goed gedrag en zeden kan voorleggen, is geen goede situatie. Eender wie kan makelaar worden.”

Hoe kijk jij naar de machtsstrijd om Anderlecht en andere clubs tussen enkele grote zakenmannen en bouwpromotoren?

“Het belang van de club moet centraal staan. Als een bouwpromotor een nieuw stadion wil bouwen, is dat een goeie zaak voor het voetbal. Als dat betekent dat ze een club kopen om een stadion te bouwen, vind ik dat heel slecht nieuws voor die club en haar supporters. Je riskeert dan een verhaal als dat van John Cordier bij KV Mechelen. Dat een club kunstmatig wordt opgeblazen en aan haar lot wordt overgelaten van zodra de sterke man verdwijnt. Vandaag hebben we wel een licentiecommissie en financial fair play, maar het risico blijft bestaan.”

Denk je nu concreet aan Paul Gheysens bij Antwerp?

“Als ik Antwerpsupporter zou zijn, zou ik toch wel ongerust zijn dat mijn sterke man Anderlecht heeft willen kopen. Want wat zou er dan met Antwerp gebeuren? Ik snap dat de Antwerpsupporters enthousiast zijn over dit seizoen, maar wat als de sterke man de stekker eruit trekt? Vandaar dat ik ook heel benieuwd ben wat er met Oostende gaat gebeuren.”

Beerschot Wilrijk is nu ook in buitenlandse handen. Welke garantie heb je als Beerschotsupporter dat het niet de foute kant opgaat?

(Ontwijkend) “Ik ken de interne keuken niet. Ik kijk er met gezonde argwaan tegenaan, maar ik ben wel van plan opnieuw te gaan supporteren op het Kiel. Het fijnste is om aan de overkant van het bestuur te zitten. Dan kan je er naar roepen als je wil. Dat heb ik ook ooit gedaan. (lacht) Ik hoop vooral dat Beerschot promoveert. Het zal een moeilijk jaar worden in eerste klasse, maar Antwerp heeft getoond dat het mogelijk is.”

Horen we je nu zeggen dat Antwerp een voorbeeld moet zijn voor Beerschot?

(Lacht) “Nee, dat heb je mij niet horen zeggen. Beerschot heeft zijn eigen ziel en moet zijn eigen verhaal schrijven. Ik denk dat op het Kiel beter voetbal wordt verwacht dan op de Bosuil. Een beetje techniek wordt op het Kiel niet als een nadeel beschouwd.”

Je gaat nu weer permanent in Antwerpen wonen. Is een terugkeer in de politiek aan de orde?

“Weet je, ik ben altijd een grote supporter van Roger De Vlaeminck geweest. Maar de comeback van De Vlaeminck was niet zijn beste beslissing.”