De twee mannen deelden met vier andere Poolse bouwvakkers, onder wie het 39-jarige slachtoffer Konopka G., twee appartementen aan de Koning Boudewijnlaan in Genk. Op 16 januari 2016 organiseerden de Poolse bouwvakkers bij hun terugkomst in Genk een feestje na een zware werkdag. Tijdens het feestje, waar veel alcohol vloeide, brak er een gevecht uit tussen Gach P. en Konopka.

Tijdens hun zeven minuten durende gevecht vielen de twee op de grond en zette Gach zijn handen rond de nek van Konopka en oefende hij druk uit op diens keel. Hierdoor verloor Konopka het bewustzijn. Daarna gingen Gach en Szostak L., die ook in de kamer aanwezig zou zijn geweest, op bezoek bij een bevriende Pool in Sint-Pieters-Leeuw.

Volgens Gach leefde Konopka nog toen hij vertrok en kroop hij op een bed toen Gach de kamer verliet. Volgens de federale procureur is dat onmogelijk omdat het keelskelet gebroken was en Konopka na het bewustzijnsverlies nooit meer bij is gekomen.

In zijn vordering omschreef de openbare aanklager procureur-generaal Patrick Boyen Gach als een man met een gebrekkig normbesef en empathisch vermogen, die de intentie had om te doden.