BEESTENBOEL

Dirk Draulans © Cheese! photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de adder.

Onze adders maken zich klaar om hun winterverblijf op te zoeken. Vanaf begin oktober verdwijnen ze in een konijnenhol of een holte in een boomstronk. Daar wachten ze bijna een halfjaar lang op de lente. In maart, bij de eerste warme zonnestralen, komen ze opnieuw naar buiten. De weken daarna zijn de beste om adders te spotten: ze liggen dan urenlang in de zon. Slangen zijn koudbloedige dieren, ze hebben warmte nodig om actief te worden. Onder de opeenvolging van zachte winters zouden adders wel te lijden kunnen krijgen. In Nederland zijn er al wakkere adders in december waargenomen. Het is onduidelijk of dat vroege ontwaken ten koste gaat van hun overlevingskansen en hun voortplantingsvermogen.

Adders – waarvan de beet giftig is, maar zelden dodelijk voor een mens – hebben het sowieso moeilijk in West-Europa. De populaties kwijnen weg, vooral doordat ze leefgebieden verliezen. In Vlaanderen komt de adder maar op twee plaatsen voor: het natuurgebied rond de Visbeek in Lille en het Groot Schietveld in Brasschaat. Het Groot Schietveld, na de Kalmthoutse Heide het grootste natuurgebied in de provincie Antwerpen, bewijst dat het leger goed is geweest voor de natuur. Het was lang een oefenterrein en is daardoor, net als andere militaire domeinen, gevrijwaard gebleven van ontginning. Er leven duizenden adders, een van de grootste populaties in West-Europa. Rond de Visbeek zou het om amper enkele tientallen exemplaren gaan, maar dat lijkt leefbaar.

Biologe Katja Claus bestudeert de Vlaamse adders al lang, vooral in haar vrije tijd. Samen met enkele medestanders vatte ze haar inzichten samen in het blad Natuur.focus. Het was geen gemakkelijk onderzoek: na het voorjaar wordt het moeilijker om adders te spotten en te pakken te krijgen. Ze beperken hun verblijf ook niet tot de zandige plekken in de heide waar ze graag zonnen. Ze kunnen zich honderden meters verplaatsen op zoek naar voedsel, en durven de heide onderweg al eens te verlaten.

De geliefkoosde biotoop van de adder zou je kunnen omschrijven als ‘rommelige natuur’. Met kale plekken, maar ook met struiken, braamstruwelen en verruigde landbouwgebiedjes. Als we de adder willen redden, zullen we meer moeten doen dan de schaarse heideplekken beschermen die ons nog resten. Jammer genoeg staat ‘rommelige natuur’ niet met stip aangeduid in de projecten van natuurbeschermers.

De belangrijkste beperkende factor in het succes van de adder vond Katja Claus terug bij jonge adders: amper een vijfde van hen bereikt de geslachtsrijpe leeftijd. De vrouwtjes zijn dan al vier jaar oud, terwijl een adder zelden de kaap van tien jaar haalt. Vrouwtjes krijgen ook niet elk jaar jongen. Een adderpopulatie laten herstellen, is dus een traag proces. Niet iedereen lijkt er het geduld voor te hebben. Sinds een jaar of vijf worden er adders gesignaleerd aan het Stappersven in de Kalmthoutse Heide. Uit genetisch onderzoek blijkt dat ze niet tot de Vlaamse populatie behoren – ze zouden uit Wallonië of Frankrijk komen. Ze zijn in de Kalmthoutse Heide uitgezet, terwijl daar de laatste eeuw nooit adders geleefd hebben. Zoiets heet faunavervalsing.

Wie informatie heeft over het uitzetten van adders in de Kalmthoutse Heide, mag die bezorgen aan dirk.draulans@knack.be. Vertrouwelijkheid gegarandeerd.

Er zijn adders uitgezet in de Kalmthoutse Heide. Zoiets heet faunavervalsing.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content