Direct naar artikelinhoud
Interview

Piet Huysentruyt ondervond het (bijna) aan den lijve: "Van werken ga je wel dood"

De vragen van Proust
Beeld Stefaan Temmerman

De Franse schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Dertig directe vragen, ­evenzoveel openhartige antwoorden. Vandaag: Piet Huysentruyt (55). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten? 

en

1. Hoe oud voelt u zich?

"Ik voel me pittig jong. Ik wil zelfs het woord 'oud' niet ­uit­spreken. Ik ben lang bang geweest voor de vijftig, maar nu vind ik dat het leven pas start. Je bent vitaal, je hebt wat ­centen, eigenlijk kan het allemaal nog beginnen.

"Mijn geest is jong, maar ik heb natuurlijk een lichaam van 55 en dat heeft toch al twee levens gewerkt. Mensen beseffen niet dat de horeca een zware stiel is. Er is nu een hele discussie aan de gang over zware beroepen, maar ik hoor geen enkel zwaar beroep. Voor mij zijn zware beroepen: ­bakker, beenhouwer, kok, metser. Daar hoor je niets over. Ze hebben het blijkbaar alleen over ambtenaren. Soit. Niets op tegen hé. Ik ben heel m’n leven om zes uur dertig opgestaan en om één, twee uur ‘s nachts gaan slapen en daartussen heb ik altijd gewerkt. Dan kun je wel zeggen dat je al twee levens achter de rug hebt.

"Genieten is een codewoord dat ik pas ontdekt heb na de ­vijftig. Geniet van het leven. Geniet van je moeder, van je vader. Want plots zijn ze weg en dan sta je daar. Nu ons ­moeder dood is, besef ik dat ik de volgende ben. De tijd loopt en hij gaat rapper en rapper naarmate je ouder wordt."

Wie is Piet Huysentruyt?

* geboren in Kortrijk, op 7 december 1962

* volgde hotel­school in Ter Duinen, Koksijde

* opende in 1989 een restaurant in Wortegem, verwierf een Michelin­ster

* werd bekend als tv-kok voor VTM, later VIER. Program­ma’s: o.a. Lekker thuis,

SOS Piet (met catch­phrase "Wat hebben we vandaag geleerd?"), Chez Piet

* auteur van culinaire boeken

* opende in 2003 Le Lutin Gourmand in Les Vans in de Franse Ardèche. Het restaurant sloot in 2006 en heropende in 2013 als Likoké, nu een sterren­restaurant

* getrouwd, heeft een zoon en een dochter  

2. Wat is uw passie?

"Eigenlijk ben ik een laatbloeier. Pas op m'n achttiende ben ik naar de hotel­school gegaan in Koksijde, Ter Duinen. Nu beginnen ze al op hun twaalfde. Maar als je op je achttiende beslist: ik word kok, dan weet je wel al een beetje hoe het leven in elkaar zal zitten. Voor ons was dat een passie: koken. En nog altijd, hé.

"Ik vind de jeugd fantastisch, maar die jonge gasten zeggen wel: 'Chef, ge denkt toch niet dat ik dat tien jaar ga doen.' Die hebben nog andere projecten op het oog. Wij startten met een lening bij de bank. Een zware lening. Een strop rond je nek. En dan gaan, gaan, gaan tot je erbij neerviel."

'Er zijn exact twee vrienden die na de dood van mijn moeder gebeld hebben om te vragen hoe het met me ging. Soms ween ik in m'n eentje'

3. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Eén? Ik heb er zoveel. (lacht) Ik vind dat ik veel belangrijke eigenschappen heb die mij gemaakt hebben tot wie ik ben. En dat is vooral euh... werkkracht, doorzettingsvermogen, ­koppigheid, talent. Bundel die allemaal samen tot één bolleke en je hebt mij. (lacht)

“Ik ben ooit letterlijk ineengestuikt van te werken. Ze zeggen altijd: ‘Van werken ga je niet dood.' Ehwel, je gaat er wèl van dood! Ik heb ooit drie dagen en drie nachten aan een stuk doorgewerkt voor een feest. Dus hoeveel uren zijn dat? Dat zijn 72 uren en het moment waarop ik slaap kon gebruiken, gaat er om acht uur ’s morgens voor ons deur een winkel­centrum open. Met loeiende muziek. En ik begin me daarin op te jagen en val bijna dood aan mijn hart. Een week heb ik op intensieve gelegen met een klein boeleke van vijf maanden oud.

“Kijk, een chef is een vakman. (klopt met vuist op tafel) Dit is een vák. Ik weet niet wat voor jullie het woord chef betekent? Dat betekent dat ik in één persoon bakker, beenhouwer, ­patissier, chocolatier, chef-kok, saucier, rotisseur, sommelier, enzovoort ben. Dat zijn veel beroepen ineen, hé. Dat is een levens­lange passie.

“Mijn tv-carrière destijds kwam voort uit mijn woede omdat koken niet goed gebracht werd. Vroeger had ik een heel groot bakkes en toen Jos Ghysen op een dag in mijn restaurant zat, zei ik: ‘Wa zien junder eigenlik mee bezig? VTM, een familiezender? Ge hebt nog niet eens een kookprogramma!' Waarop Ghysen zei: 'Ja maar ja, we vinden maar niet de geschikte persoon.' ‘Zien junder blind of wa?', zei ik. 'Hij zit voor u.'" (lacht)

4. Waarvoor wilt u vechten?

"Voor mijn familie, voor mijn beroep. Maar ik zal nooit fysiek vechten. Ik ga wel zeggen: 'Den dezen zal toch niet in een straal van tien meter moeten komen'. En dan zegt mijn vrouw: 'Tututut'. (lacht)

"Ik heb nog altijd een lont – nu noem ik ze een lont, maar vroeger was dat lontje maar zo, hé. (knijpt vingers samen) Je moest ze maar aansteken en het was boem! Vroeger in mijn keuken hebben die gastjes wel afgezien, ja. Maar je komt natuurlijk niet waar je staat door lief te zijn. Het is een stresserend beroep en het moet nú gebeuren en niet een seconde later. (roept) NU! En als er dan ook nog lichaamstaal bij komt kijken... Ik heb ooit eens zo gedaan (veert recht, bliksemt Ann met de ogen neer) en die jongen viel om. (hilariteit) Pas op, dan sta je daar in je woede en dan valt er daar één om van het verschot.” (lacht)

5. Wat vindt u uw grootste prestatie?

(zwijgt even) “Goh, het is inderdaad een diepte-interview hé.

“Mijn grootste prestatie is eigenlijk mijn leven zelf. Ik heb er het maximum uitgehaald. Ik heb vier miljoen boeken verkocht. Vier miljoen! Dat wil zeggen dat er bijna in ieder huis in Vlaanderen een boek van mij ligt.

“Plus, als je ziet wie Pietje was. Pietje komt uit een familie van allemaal intelligente jongens. Mijn broer, neven en nichten zijn allemaal ingenieurs. En Pietje kon niet eens wiskunde hé. Versta je het? Dankzij mijn passie sta ik waar ik sta. Zonder te plannen, want ik ben volledig aangewezen op mijn buikgevoel. Heel mijn carrière lang heb ik op buikgevoel gewerkt. Het zinneke: ‘En wat hebben we vandaag geleerd?’, dat kwam er spontaan uit. Denk je nu echt dat er iemand gezegd heeft hoe ik moest afsluiten? Plots zei ik: ‘‘k En et, ‘k en et! Haast u met uw camera!’ En dat is het zinneke van de eeuw geworden.”

'Opperste geluk is geen momentum, hé. Gelukkig zijn leer je ook door in het reine te komen met jezelf'

6. Wat wilde u worden als kind?

"Voetballer."

7. Wat was voor u een moment van groot geluk?

“Tja, ik ga in clichés vervallen hé. De geboorte van mijn kinderen. Maar opperste geluk vind ik toch dat je als familie standhoudt in goede en kwade dagen. Er zijn er niet zo veel meer die dat kunnen zeggen. Opperste geluk is geen momentum, hé. Gelukkig zijn leer je ook door in het reine te komen met jezelf. Het is dan ook jammer als je snel doodgaat, want na vijftig begin je pas de vruchten te plukken.

Piet Huysentruyt: "Sinds de dood van mijn moeder voel ik me leeg."Beeld Stefaan Temmerman

“Sinds de dood van mijn moeder voel ik me leeg. Als een geliefde wegvalt, moet je toch oppassen dat je niet in een depressie verglijdt. Ik ben daar enorm mee bezig. Via Facebook krijg ik van overal condoleances, maar ik heb ook een knuffel nodig, een blik. Na de begrafenis val je in een gat. Wat met de nazorg, denk ik dan. Er zijn exact twee vrienden die me achteraf gebeld hebben om te vragen hoe het met me ging. Soms ween ik in m’n eentje. Hier zit ik dan zonder moeder. Ik ben nu ­letterlijk een wees. Maar gelukkig dus heb ik mijn gezin en mijn zoon die nu mijn zaak voortzet.”

8. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“De stilte. Een reetje in mijn hof. Een lekkere bearnaise. In mijn zetel liggen en naar de sterren kijken.”

9. Wat is uw zwakte?

“Wat is dat, een zwakte? Sommigen zullen koppigheid ­misschien als een zwakte beschouwen, maar ik niet. Als je sterk bent, maak je van je zwakte een sterkte.”

10. Waar hebt u spijt van?

“Eigenlijk heb ik geen spijt, nee. Ik heb gedaan wat ik moest doen. Ik heb een goed leven gehad, ik ben gelukkig.”

11. Wat is uw grootste angst?

“Tot voor kort was dat doodgaan, maar nu niet meer. Aftakelen wil ik niet, maar ik heb die angst intussen ­overwonnen, want ik weet hoe ik het ga doen. Dat is een geruststelling. Als ik een ongeneeslijke ziekte heb, wil ik aan mijn kinderen en kleinkinderen kunnen zeggen: ‘Laten we nu nog één keer samen eten en ga nu gaan feesten, voader gaat gaan slapen.’”

12. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Ik huil iedere dag. (met trillende stem) Dat verdriet komt op. Iedere dag. Mijn moeder is begraven in haar geboortedorp, Sint-Katharina. Het was een heel mooi afscheid. ‘Ge gaat niet blèten, hé’, zei ze telkens weer. Ik ben mijn speech in de kerk dan ook begonnen met: ‘Ik ga niet blèten’, en dat is mij gelukt. In de kerk wil je immers overbrengen wat je te ­vertellen hebt. Je wilt dat de mensen je horen.

“Ik spreek nog altijd met haar. Als ik in mijn tuin werk, ­bijvoorbeeld. ‘Zie eens moeder, hoe proper het ligt.’ Als kind moest ik ook altijd de steentjes rakelen en ik begreep echt niet waarom dat nodig was.” (lacht)

'Pietje van het platteland ging eens werken in Parijs, in restaurant Le Pré Catelan. Ja, bonjour! De travestieten stonden daar gewoon te pijpen op de parking'

13. Wat kan u plots uit uw humeur halen?

“Als iets doodnormaals (klopt herhaaldelijk met vuist op tafel) bij mij niet lukt. Computers (gooit armen in de lucht), ik word daar zot van! Ik ben de grootste kluns die er bestaat. Een hoge­druk­reiniger, daar zijn drie snoeren aan, hé, en die mogen niet dooreen lopen, want ik ben ook een autist. Denk je dat ik die nog uithaal? Zot word ik daarvan!”

14. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?

“Vroeger gebeurde dat vaak hoor. Ooit heb ik zelfs eens een gat in mijn fornuis geschopt. (lacht) Je moet dat eens proberen. Zo’n put! Ik herinner me nog goed: dat was op moederkesdag. Het kot zat vol en het personeel stond te slapen. Ik zie de klanten nog van twee kanten de keuken binnenkomen: ‘Piet, Piet, wat scheelt er?’” (proest het uit)

15. Wat is het decadentste wat u ooit hebt meegemaakt?

“Als kok en later als chef maak je natuurlijk een en ander mee, maar als jong gastje heb ik toch wel serieus mijn ogen open­getrokken. Zo heb ik in mijn beginjaren een tijd gewerkt in Le Pré Catelan (destijds twee, nu drie Michelin­sterren, red.), bij het Bois de Boulogne. De travestieten stonden daar gewoon te pijpen op de parking. Pietje van het platteland ging eens werken in Parijs. Ja, bonjour!” (lacht)

16. Welke kunstvorm beroert u het meest?

“Ik ga antwoorden met een vraag: wat is kunst? Ik moet eerst en vooral de kunstenaar zien. Zijn fysieke verschijning, zijn kop. En als ik verliefd ben op zijn werk, koop ik het. Schilderijen, beelden… ik ben echt wel een kunstliefhebber. Neem nu Koen Vanmechelen, die is wereldberoemd, hé, behalve in Vlaanderen. Ik heb nog met hem samengewerkt toen hij in een vorig leven kok-patissier was. Als je zijn kop ziet, weet je direct: dat is een kunstenaar. Met alle respect voor alle patissiers hé, maar Koen, hoe hij naar je kijkt, hoe hij nadenkt terwijl hij met z’n baardje bezig is, dat is geen patissier.

“Een kunstenaar had bij mij thuis ooit wat schilderijen opgehangen, zodat ik een keuze kon maken, en Koen kwam binnen en zei: ‘Piet, dat moet hier weg, nu! Dat moet nu weg! Piet, zie je dat niet? Dat is een negatieve vibe in je huis!’ Koen heeft mij anders naar kunst leren kijken. En ik heb het geluk dat ik een aantal werken van hem heb.”

17. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Het gevoel dat er iets goddelijks bestaat? Ik ga daar heel kort over zijn: God bestaat niet. Je bent dood en je gaat naar de hemel? Nee, je bent dood en je ligt te rotten in de aarde of je as raakt verstrooid. Pas op, ik zal iedereen die gelooft in zijn waarde laten.”

'Een jachtluipaard straalt alles uit wat ik ben. Sluw, intelligent, snel, koppig ook. En het blijft gaan naar zijn prooi'

18. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goed. Het kraakt een beetje, maar ik voel me er wel heel goed in.”

19. Wat vindt u erotisch?

“Een schoon vrouw hé.”

20. Wat is uw goorste fantasie?

“Jullie mogen dat vragen, maar ik ga daar niet op antwoorden. Dienen dichter daar, Proust, als hij in die tijd al zulke vragen stelde, was hij zelf een beetje goor, denk ik. Dus jullie mogen blijven ­kijken, ik ga toch niet antwoorden.” (lacht)

21. Welk dier zou u willen zijn?

“Ik zou het niet willen zijn, ik bén het. Raad eens. Een tijger? Je bent er niet veraf. Het kan nog beter. Een leeuw? Nog beter. Sneller vooral. Een luipaard? Een jachtluipaard, ja. En waarom zeg ik dat? Omdat ik dat dier in levenden lijve gezien heb en het straalt alles uit wat ik ben. Sluw, intelligent, snel, koppig ook. En het blijft gaan naar zijn prooi.”

22. Hoe was de relatie met uw ouders?

“Mijn vader is al twintig jaar dood. Pas toen hij overleden was, besefte ik: oei, ik heb nooit gezegd: ‘Papa, ik hou van jou’. Dat doet zoveel pijn achteraf, dat je die simpele zin nooit hebt ­uitgesproken. Hij had nog drie maanden te leven en het was afgelopen.

“Mijn vader was een gesloten man. Heel dat Congo-verhaal heb ik eigenlijk van mijn moeder gehoord. Hij had daar een koffieplantage van 300 hectaren, maar met een blanke zonder vrouw werd weleens gelachen. Dus schreef hij een brief aan zijn zuster dat hij terugkwam om een vrouw te zoeken. En dat werd Deniseke, mijn moeder. Zes weken hebben ze gevrijd, en ze is met hem meegereisd naar Kisangani. Negentien jaar was ze. Je kunt je voorstellen wat voor avonturiers mijn ouders waren! Maar met de opstand daar zijn ze moeten vluchten voor hun leven. Toen ze hier terugkeerden, waren ze letterlijk alles kwijt.

Piet Huysentruyt: "Arrogantie komt zo in je smoel terug."Beeld Stefaan Temmerman

“Van mijn mama hebben we mooi afscheid kunnen nemen. Ze is 79 geworden, maar het was te vroeg. Ik was ervan overtuigd dat ze 90 zou worden, zo’n sterke vrouw. Iedereen kende haar, overal was ze geliefd.

“Dankzij ons moeder hebben wij een formidabele jeugd gehad. Zij heeft echt het heft in handen genomen. Ze kwam uit een familie van vlassers en is linnen beginnen verkopen bij particulieren: Huysentruyt Textiles. Mijn ouders waren twee handen op één buik, maar mijn moeder was de drijvende kracht. Als ik iets heb van mijn moeder, is het wel mijn buikgevoel. Niet gaan, dat bestond niet. Zo heeft ze ooit eens 250 meter stof aan een Italiaanse verkocht per fare calzones. 250 meter stof om onderbroeken te maken! (lacht) Allee, ik zeg het niet juist, maar ons moeder kon dat. Duizenden verhalen had ze zo. Dat was een vrouw!”

'Door mijn passie ben ik er voor mijn gezin niet altijd geweest, dat moet ik toegeven. Maar ik heb mij herpakt'

23. Hoe definieert u liefde?

“Goh. Da’s toch ne raren dichter zeg, die Proust.

“Liefde is eigenlijk onvoorwaardelijkheid. Alles doen voor de ­persoon die je liefhebt. Je vrouw, je kinderen, je ouders. Daar stopt het eigenlijk. Je kunt je vrienden liefhebben, maar dat is toch niet altijd onvoorwaardelijk. Er kan weleens een kink in de kabel schieten. Je naasten vergeef je veel rapper.

“Mijn vrouw heeft altijd achter mij gestaan. In het begin met mijn restaurant in Wortegem-Petegem zei iedereen: ‘Die Piet Huysentruyt, die is zo zot als een achterdeur. Die geeft kreeft met bloedworst, varkenspoot en rode kool, en dan legt hij er nog een oester bij!’ Mijn vader smeekte: ‘Pietje, geef ze toch een tarbotje met mousseline!’ Waarop mijn vrouw zei: ‘Tututut, we doen het op jouw manier! Dat is liefde. Voilà. En als er nu mensen komen eten, zijn ze fier dat ze erbij waren in Wortegem.

“Door mijn passie ben ik er voor mijn gezin niet altijd geweest, dat moet ik toegeven. Maar ik heb mij herpakt.”

24. Hoe wilt u bemind worden?

“Bij beminnen horen liefde en seks. Het verstand van een man zit voor een deel dáár (wijst tussen de benen) en voor een deel híér (wijst naar hoofd). Bij mij zit dat gelukkig goed verdeeld, want als het allemaal dáár zit, heb je een probleem. (lacht) Maar ik kan ook heel intens genieten van een knuffel, van een hand op mijn schouder, van een vriend die belt: ‘Piet, hoe is ‘t?’”

25. Hoe zou u willen sterven?

“Ik wil niet aftakelen. En ik wil sterven met het idee: Piet, je hebt geleefd, het is goed geweest.”

26. Welk maatschappelijk probleem raakt u?

“Armoede en hoe de wereld ermee omgaat.”

27. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?

“Zoals een Franse vriend van mij zegt: ‘Piet, des cons, il y en a ­partout. Il y en a des blancs, des jaunes, des noirs, des oranges, il y en a partout.’”

28. Wat betekent geld voor u?

‘Ik ga het met een West-Vlaamse uitdrukking zeggen: ‘’t Is iet aj der geen et, en aj der et, moakt ‘t al wa makkelijker.’ Is het een doel op zich? Neen. Ik zeg tegen iedere chef die in mijn keuken begint: als het doel is om op korte termijn veel geld te verdienen, ben je verkeerd bezig. Voor mij heeft de passie altijd op de eerste plaats gestaan en door mijn passie heb ik geld verdiend.

“Voor iedere frank heb ik gevochten en ik ben nog altijd zeer selectief in wat ik koop. Ik ga niet om de drie jaar een nieuwe Bentley kopen, bijvoorbeeld. De laatste woorden van mijn vader waren – geef een keer uw hand (omklemt Anns hand): ‘Past op van uw geld hé, vintje.’ En dat ging niet over geld, ons vader was daar niet mee bezig, dat ging over bezit. ‘Verlies dat niet, want ik heb het verloren.’ Ik zal dus altijd discreet blijven.

'Zon maakt mij enorm ­gelukkig. Dat is eigenlijk het enige wat België mist: 300 dagen zon. Maar dat gaat veranderen, zeggen ze'

“Want arrogantie komt zo in je smoel terug. Ik ken zo’n aantal arrogante zakken voor wie we vroeger niet goed genoeg waren. Die nu nog dát hebben hé: núl. Als ze mij nu vragen: ‘Kende mij nog?’, zeg ik: ‘Ja ja, ik ken u nog.’ En de nieuwe Piet zwijgt dan. De oude Piet ging zeggen: ‘Natuurlijk ken ik u nog, onnozelaar, ge ging liever elders gaan eten, want die kleine aap kon niet koken.’ Maar de nieuwe Piet kijkt hen recht in de ogen. En als ik je recht in de ogen kijk, weet je hoe laat het is. (kijkt Ann indringend aan) Ge zijt nog goed bezig, gij. (lacht) De meesten kijken weg: ‘Die Piet, die fret u op!’ Ik heb ogen die kunnen spreken in goede en kwade dagen. Mijn ogen kunnen je doorgronden, mijn liefde betuigen, maar ook afkeer betuigen. Ik kan in één oogopslag zeggen: ik hou van je, of ik haat je.”

29. Wat zoekt u op reis?

“Eigenlijk is je hele leven een reis, hé. In het begin is de reis wat gebousculeerd, nu is ze wat rustiger aan het worden.

“Op reis zoek ik rust, sport, zon ook. Zon maakt mij enorm ­gelukkig. Dat is eigenlijk het enige wat België mist: 300 dagen zon. Maar dat gaat veranderen, zeggen ze. (lacht)

“Bij ons thuis word je wakker van de stilte. Ik vind dat zalig. Je staat op je terras en dan zie je plots een reetje tussen de wijngaarden springen. Of je hoort een uil – oei, zou die met een nest zitten? Of ’s nachts (maakt knorrend geluid) everzwijnen. Hup, en plots zijn ze weer weg. Hier zou je geen everzwijn horen hé. (we zitten op het idyllische terras van restaurant Table d’Amis in hartje Kortrijk, red.) Doar zien ze aan ‘t zagen, en ier goat de kerke sebiet van heur gat geven.” (lacht)

30. Hoe werkt u mee aan een betere wereld?

“Voor ons restaurant Likoké willen we plastic borden maken van afval in de zee. Dat is toch de grootste contradictie die er bestaat: ze poefen de zee vol met plastic, terwijl de zee bruist van leven. Ik zou daar graag een maatschappelijk project rond opzetten, maar zal iemand daar naar luisteren?”