Direct naar artikelinhoud
lust & liefde

"In onze slaap­zakken kropen we naar elkaar, hij hield me stevig vast, ik begon hevig te trillen en te beven"

'Op een dag beklommen we een woestijnduin. Ik had me losgemaakt van de groep. Ik strekte mijn armen uit als vleugels, daar leek dit weidse landschap om te vragen.'Beeld shutterstock

Net toen de man van Esther (50) minder zou gaan werken, werd hij terminaal ziek. In die allerlaatste weken vonden ze de Grote Liefde bij elkaar. Maar wat moet ze nu na zijn dood? 

Mijn man overleed een half jaar geleden op het ­hoogtepunt van onze liefde. Wij waren tien jaar samen, hij was een stralende, maar niet altijd makkelijke man die 100 uur per week werkte. Op een dag kreeg ik een ingeving en besloot dat ik beter bij hem in de zaak kon gaan werken, dan zagen we elkaar nog eens en dat bleek een goede oplossing. Ik was blij met wat we hadden en de tekortkomingen nam ik voor lief. Net toen hij besloot het rustiger aan te doen, en we verhuisden naar een kalmer deel van het land, werd bij hem een niet te genezen tumor geconstateerd.

“In de acht weken dat hij nog leefde, heb ik hem de laatste week thuis verzorgd. Een ziekenhuisbed in de huiskamer, wij samen; op een of andere manier waren die weken onwerkelijk mooi en lucide. Het klinkt raar, maar die laatste maanden was het of er alleen liefde was. Al het praktische, en daarmee elke mogelijke bron voor irritatie, hield op te bestaan. Het leven vernauwde zich aangenaam tot de proporties van ons huis, onze kamer, tot ons beiden, en toen hij afgelopen najaar overleed, kon ik niet anders dan overeenkomstig de manier waarop hij was overleden, zijn begrafenis regelen en zijn dood beleven. Ik was intens verdrietig, dat ben ik nog, maar ik nam me voor een blijmoedige weduwe te worden. Alle financiële en fiscale adviseurs die soms ingewikkeld deden, legde ik geduldig uit wat mijn wensen waren, in plaats van knorrig en verongelijkt te doen. Ja, het was een besluit. Kennelijk kan dat, tijdens die wervelstorm van verdriet en rouw een besluit nemen om je niet totaal omver te laten blazen en geen slachtoffer te zijn.

Ik was intens verdrietig, dat ben ik nog, maar ik nam me voor een blijmoedige weduwe te worden

“Precies zo’n besluit was het drie maanden na mijn mans dood een reis te maken door Iran. Een studievriendin organiseerde die voor haar kennissen. Het kwam erop neer dat we grote delen van de dag in een twaalfpersoonsbusje zaten en uitkeken over een dor, grijs landschap met hier een daar de plooien van een kale berg en af en toe een dorp. Ik had noch naar deze tocht uitgekeken, noch er tegenop gezien. Ik dacht: ik ga het allemaal over me heen laten komen. In het gezelschap was een man wiens vrouw precies een maand eerder was overleden dan mijn man. Mijn vriendin had me van tevoren nog gepolst: ‘Vind je dat niet lastig?’, maar ik schudde mijn hoofd. 

In de bus zochten de man en ik als vanzelf elkaars gezelschap en al tijdens de eerste tocht zaten we allebei te huilen. Ik vertelde dat ik veel had aan de boeddhistische boeken die ik had gelezen, die mij het vertrouwen gaven: het komt wel goed, en hij vertelde zijn ervaringen. Op een dag beklommen we een woestijnduin. Ik had me losgemaakt van de groep. Ik strekte mijn armen uit als vleugels, daar leek dit weidse landschap om te vragen, en ineens zag ik hem een tiental meter bij me vandaan liggen en dacht: kijk ons nou, allebei alleen met ons eigen verdriet, zal ik naar hem toegaan, hem een kus brengen? Ik deed het niet. Ik was de vrouw met wie hij zo fijn kon praten, zo’n kus zou de vriendschap misschien gecompliceerd maken. Maar toen we een dag later weer naast elkaar in het busje belandden, kropen we al pratend over de dood steeds dichter naar elkaar toe en voelde ik een golf van enorme fysieke opwinding.

“Ik raakte in verwarring. Alles had ik verwacht: een nieuwe innige vriendschap, gedeeld lotgenootschap, liefde wellicht, maar dit niet. Mijn lichaam werd met een schok wakker. Deze sensatie moet ik voor me houden, besloot ik, uit respect voor deze man die hier waarschijnlijk helemaal niet op zit te wachten. Ik werd overspoeld door een cocktail van emoties, maar schaamte zat daar niet bij. ‘Te snel na de dood van je man’ bestaat alleen in de ogen van buitenstaanders. De liefde voor mijn man was zo sterk, het leek alleen maar logisch dat die liefde ook na zijn overlijden zou blijven stromen. Kortstondig was die ingedamd, maar nu, met deze ontmoeting, vloeide die alweer. Behoorlijk ontregelend was het wel, dat stemmetje dat zei: ‘Leg je hoofd gewoon op zijn schouder’. Ik had al eerder iets aantrekkelijks en speels in hem ontdekt, maar die constatering had geen vergelijkbare storm teweeggebracht. Toen ik hem een paar middagen later zei dat ik het contact met hem heel fijn vond en ervan in de war raakte, noemde hij ontroerd mijn naam. ‘O, Esther.’

In onze slaap­zakken kropen we naar elkaar, hij hield me stevig vast. Ik begon hevig te trillen en te beven

“Tijdens een van de laatste avonden sliepen we met z’n allen in een grote ruimte. De volgende ochtend zou hij alleen op pad gaan met de man van mijn vriendin. De anderen zouden in alle vroegte verder reizen. Ik beschouwde zijn aankondiging als uitnodiging. En toen de rest vertrok, vroeg hij: ‘Mag ik tegen je aan komen ­liggen?’ ‘Ja, dat mag’, antwoordde ik. In onze slaap­zakken kropen we naar elkaar, hij hield me stevig vast. Ik begon hevig te trillen en te beven. Zo’n sterk fysieke ­reactie had ik nooit meegemaakt, en nog valt het me moeilijk er een kwalificatie aan te geven. Het woord ‘fijn’ komt niet in de buurt. Eerder was er sprake van een enorme ontlading en vooral van heel veel tegelijk waar ik alleen maar aan kon toegeven. Zijn vriend zei later: ‘Ik zag twee slaapzakken en vier armen’.

“De volgende ochtend banjerden we met z’n drieën door de bergen, telkens keek ik naar die stevige armen die mij hadden omklemd. Dat wil ik nog eens, dacht ik. Op zijn allerlaatste dag gaf ik hem het nummer van mijn hotelkamer. Naakt en huiselijk schoof hij die nacht rechts van mij in bed. Hij was groter dan de man die ik de afgelopen tien jaar in mijn armen had gehad. ‘Rustig aan’, zeiden we tegen elkaar, maar na de zoen die volgde, werd het allerminst rustig.

“Nu, alweer enige tijd terug in Nederland, zien we elkaar ieder weekend. Er gaat geen keer voorbij dat we niet huilen om onze geliefden, maar waar vrienden vaak heel zorgelijk doen, begrijpen wij precies wat de ander meemaakt. Soms vraagt iemand: ‘Is het niet vooral het verlies dat jullie bindt?’ Maar dat denk ik niet.”