Direct naar artikelinhoud
Interview

UGent-professor Stijn Baert: "Paniekaanvallen van angst hebben mij al vaak verlamd"

Arbeidseconoom Stijn Baert.Beeld Stefaan Temmerman

De Franse schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Twintig directe vragen, evenzoveel openhartige antwoorden. Vandaag: arbeids­econoom Stijn Baert (34). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

en

1. Summertime sadness, kent u dat gevoel?

“Ik heb het moeten opzoeken. Eigenlijk heb ik geen precieze definitie gevonden van wat het zou zijn. Nu, bij mij is het gevoel van sadness wel het hele jaar door latent aanwezig. Ik omschrijf me wel al een aantal jaren als gelukkig, maar dat betekent niet dat ik geen periodes van droefheid en neerslachtigheid heb. Ik heb ooit eens een mooi interview gelezen met Daan Stuyven, de zanger. Zijn theorema was dat er in één dag maar een bepaalde hoeveelheid geluk zit. Als je in het begin van de dag veel euforie meemaakt, volgt er nadien wel een setback. Nu, ik ben niet zo rock-’n-roll als Daan, dus voor mij is dat misschien eerder in een seizoen. En als er al een periode meer sadness in zich zou hebben, zal dat voor mij de winter zijn, omdat ik het enorm moeilijk heb met donkerte. Als kind moest ik daar soms van over­geven, van de angst voor het donker. Of liever: het donker versterkte mijn angstgevoelens.”

Wie is Stijn Baert?

- geboren op 14 oktober 1983 in Lokeren

- studeerde burgerlijk ingenieur en economie aan de UGent

- arbeidseconoom en professor aan de UGent en de Universiteit Antwerpen

- is expert in discriminatie op de arbeidsmarkt

- momenteel een belangrijke stem in het debat over de hervorming van de werkloosheidsuitkeringen door de regering-Michel 

2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Loyauteit en authenticiteit. Dat zijn twee kernwaarden waar ik veel belang aan hecht. Als iemand het goed met mij voor heeft, zal ik er veel genot in ervaren om mij op mijn beurt voor die persoon in te zetten. Die wederkerigheid verschaft mij geluk.

“Daarnaast probeer ik zo veel mogelijk mezelf te zijn, niet te doen wat de anderen van mij verwachten. En ik slaag daar steeds beter in, denk ik. Ik wil me vooral niet aansluiten bij het idee dat een prof zich alleen maar met intellectueel en cultureel hoogstaande zaken mag bezighouden. Ik vind dat je als mens de breedte van je persoonlijkheid mag tonen. Ik heb er bijvoorbeeld geen enkele moeite mee om toe te geven dat ik net als die andere 1 miljoen Vlamingen kan blijven kijken en blijven lachen met FC De Kampioenen, zij het met de eerste acht seizoenen. Mijn studenten weten dat ook. Het is niet omdat iemand een autoriteit is in zijn vakgebied, dat hij of zij geen kleine jongen of klein meisje mag blijven. Als je jong bent, wil je je bewijzen en een bepaalde intellectuele sterkte naar voren schuiven, maar het geeft mij meer plezier om meer mezelf te kunnen zijn en open te kunnen zijn over die dubbelheid.”

3. Wat is uw passie?

“Anderen zouden antwoorden: ‘Mijn werk.’ Maar ik denk niet dat dat klopt. Velen zien hun werk als iets wat ze moeten beperken in de tijd, ze kijken uit naar het weekend of de vakantie, dat heb ik inderdaad helemaal niet. Ik doe mijn vak heel graag, maar in mijn vrije tijd gaat mijn interesse meer uit naar de binnenlandse politiek. In de kranten is dat het eerste wat ik lees. Ik ben jarig op 14 oktober en nu weet ik al dat ik die dag in isolement zal doorbrengen omdat ik van 12 uur ’s middags tot 12 uur ’s nachts naar Eén zal kijken. Ik kan me niet voorstellen dat ook maar iemand me op dat moment zal mogen storen. (lacht)

“Wel heb ik een vrij passionele verhouding met de universiteit. Voor mij was de periode in het middelbaar onderwijs, ondanks de vele inspirerende leerkrachten, een straf. Ik heb die als heel stresserend ervaren, terwijl ik aan de universiteit de vrijheid heb ontdekt. De universiteit heeft me heel veel kansen gegeven, wat een heel nauwe verbondenheid heeft gecreëerd. In die zin dat de Universiteit Gent voor mij niet alleen de beste van België is, maar ook de enige, in zekere zin, die er in de wereld echt toe doet. (lacht) Op Facebook heb ik zelfs de groep ‘We are UGent’ opgericht.”

'Smalltalk kost me heel veel inspanning. Ik ben een anti-netwerker'
Stijn Baert

4. Wat is uw zwakte?

“Dat ik mijn geluk of mijn blijheid weleens laat afhangen van het geluk of de blijheid van anderen. Van mensen die ik graag zie. Dat ik mij pas zelf blij of gelukkig kan voelen als zij dat zijn, als ze gezond zijn en geen verdriet hebben. Dat is, denk ik, mijn zwakte, maar ik kan er wel steeds beter mee omgaan. Toch blijft het een aandachtspunt.

“Ik heb lang het idee gehad dat ik niet blij of gelukkig mocht zijn als anderen dat niet waren. Iedereen heeft dat gevoel misschien weleens in mindere of meerdere mate, maar bij mij zat dat heel diep. Vooral het welbevinden van mijn mama is heel lang beslissend geweest voor mijn eigen welbevinden.”

5. Wat is uw grootste angst?

“Dat iemand die ik graag zie, ziek zou worden. Of ikzelf. Ik zou weleens op mijn 42ste aan een hartstilstand kunnen overlijden. Ja, ik weet het, het klinkt vreemd, maar ik heb zowel een oom als een neef die op hun 42ste aan een hartstilstand zijn overleden. Hartproblemen zitten in de familie. Ik moet er dus voor zorgen dat ik voldoende geleefd heb tegen mijn 42ste. Nog acht jaar te gaan dus.

“Toen mijn oom overleed, was ik 10 jaar. Zijn dood betekende een cesuur in mijn leven. Ik was daarvoor al een bezorgd jongetje, maar zijn dood heeft een angstig jongetje van mij gemaakt. Die confrontatie met de dood van iemand van wie je niet verwacht dat hij zal sterven, die eerste keer in een mortuarium, hebben een enorme indruk op mij gemaakt. Dat het zo plots kan gaan, heeft me niet meer losgelaten.”

6. Wanneer hebt u voor het laatst gehuild?

“Echt huilen is mij recent niet overkomen, denk ik. Ik kan wel neerslachtig zijn zonder dat ik moet huilen, wat eigenlijk geen goede zaak is, want huilen zou een helend effect hebben.

“Wat ik nog voor mij zie, is dat ik heel hard gehuild heb toen ze mijn grootvader naar het ziekenhuis brachten omdat hij buikpijn had. De man dacht: deze namiddag ben ik weer thuis. Maar hij is vrij snel in een coma verzeild en is nooit meer teruggekeerd. Ik vond het zo onrechtvaardig dat hij gestorven is zonder afscheid te kunnen nemen van de dingen.”

7. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Van woede denk ik niet. Zelfs mijn stem verheffen doe ik misschien één keer om de twee jaar. Paniek­aanval­len hebben mij wel al vaak verlamd, vooral als kind dan, maar af en toe overkomt het mij nog. Die angst zit erin, ik ben er genetisch door bezwaard.”

8. Waar schaamt u zich soms voor?

“Euh... Voor mijn beperkte sociale energie eigenlijk. Smalltalk kost me heel veel inspanning. Als ik met mensen niets heb, heb ik moeite om een gesprek op gang te houden. Het is ook ideologisch. Ik ben een anti-netwerker. Als op een receptie iemand naar mij toe komt en mij vraagt waar ik op reis ga, heeft dat een averechts effect. Dan krijg ik een aversie en voel ik mij ‘benetwerkt’. Op zich schaam ik me daar niet voor. Waar ik me wel voor schaam, is dat ik dat sociaal geconstipeerde soms ook heb tegenover mensen die ik wel graag heb. In de drukte loop ik soms iemand voorbij of neem ik zelfs een andere weg om geen gesprek aan te hoeven gaan. Achteraf, als ik dan wat helderder van geest ben, denk ik: dat kan nu toch niet, misschien had die persoon wel echt behoefte om iets te vertellen.”

Stijn Baert: "Erotiek schuilt in het ontstaan van de seksuele spanning, zelfs al wordt de lust niet bevredigd.”Beeld Stefaan Temmerman

9. Hoe kijkt u naar uw lichaam?

“Liefst niet al te veel, hè. Ik kan bijvoorbeeld niet naar bewegend beeld van mezelf kijken. Als ik een televisie- of radio-interview heb gegeven, kan ik dat niet beluisteren of bekijken. Maar mocht ik nu beweren dat ik niet ijdel ben, dan zouden veel vrienden in een deuk liggen. Ik krijg weleens graag een complimentje over mijn uiterlijk.

“Door de loop­epidemie ben ik niet besmet, zwemmen doe ik af en toe, en waar ik soms veel aan heb, is een bodyscan. Dat is een praktijk uit de mindfulness waarbij je gaat liggen en in je hoofd je hele lichaam afgaat om te voelen of er ergens spanning zit. Je sluit je ogen, je focust je op je ademhaling, je laat alle gedachten even voor wat ze zijn en observeert gewoon wat je altijd kunt observeren: je lichaam. Elke vinger, elke teen word je gewaar.

“Ook de metafoor dat je als mens een soort van massieve rots bent waar wolken aan voorbijtrekken, helpt mij. Piekergedachten stromen voorbij, terwijl je zelf een massief geheel blijft.”

10. Wat vindt u erotisch?

“Oké, ja. (lacht) Nu komen jullie favoriete vragen. Goed, ik zal daar wel een beetje in meegaan, maar ook mijn grenzen trekken. Bij het woord erotiek denk ik heel vaak terug aan mijn leraar Grieks, die erotiek niet zozeer relateerde aan het woord ‘eros’, liefde, maar aan het werkwoord ‘erotan’, vragen. Goed, ik was 17 jaar en had nog niet helemaal een beeld van wat voor mij erotisch was, maar wat hij toen heeft gezegd, bleek later te kloppen. Erotiek schuilt inderdaad in het vragen, in de aanloop naar, in het ontstaan van de seksuele spanning, zelfs al wordt de lust niet bevredigd.”

11. Wat is uw goorste fantasie?

“Ik heb dat dus niet seksueel opgevat. Ik wil dat niet delen in jullie kolommen, want ze moeten nog recht blijven staan ook natuurlijk. (hilariteit) Neen, wat ik vaak fantaseer als mensen lastig doen, is dat ik ze een deur laat openen waarop een emmer met water en een emmer met bloem staan. Dat geeft mij binnenpretjes en helpt mij om de zaken te relativeren. Dat is dus mijn goorste fantasie, of ja, mijn manier om van deze vraag af te raken.” (lacht)

12. Wat betekent liefde voor u?

“In elk geval niet wat Karen Damen heeft geantwoord: ‘Naar het toilet gaan met de deur open.’ Ik zeg dit niet als gimmick, nee, want voor mij is het omgekeerd. Wat zij zegt, komt er eigenlijk op neer dat er geen grens is tussen jezelf en de ander, dat je al het onbekende in de ander wil opheffen. Dat lijkt me een slechte basis voor liefde. Je hoeft niet alles te tonen en jezelf volledig bloot te geven, je hoeft niet alles te weten van de ander.

“Liefde is voor mij, tot in het diepste van het diepste, het beste willen voor iemand en er alles voor over hebben om dat mee te helpen realiseren. In de praktijk komt daar wel een beetje het gevoel bij kijken te willen beschermen. Omgekeerd ervaar ik graag zorg, in om het even welke vorm van liefde.”

'Ik denk dat we in het verleden te exclusief gefocust hebben op gender­ongelijkheid en andere vormen van discriminatie uit het oog verloren hebben'

13. Welk dier zou u willen zijn?

“Ik zou absoluut niet graag een ander dier zijn dan een mens. De manier waarop de mens zijn leven richting kan geven, niet louter om te overleven, maar met een zekere creativiteit en flair, zou ik niet willen verruilen.”

14. Hoe is de relatie met uw ouders?

“Die relatie is altijd heel zwart-wit geweest. Mijn mama leeft nog, mijn vader niet meer. Ik ben een moederskindje. In die mate dat ik haar ’s avonds nog altijd een berichtje stuur dat alles oké is, en zij stuurt dan ook een berichtje terug. We hebben altijd een heel goede verhouding gehad. Dat heeft soms een beetje het nadeel dat je je emoties laat samenvallen, zoals ik al vertelde. Mijn moeder heb ik onvoorwaardelijk lief. Mijn gaven heb ik aan haar te danken, aan mijn gebreken heeft zij geen schuld. Daarnaast was er mijn vader, die ik wel 18 jaar heb gekend, maar die nooit enige poging heeft gedaan om een band met mij op te bouwen. Met hem heb ik nooit verbondenheid gevoeld. De verhouding met mijn ouders was dus heel extreem.

“Op mijn achttiende heeft mijn vader zelfmoord gepleegd. Meer wil ik er niet over vertellen uit respect voor zijn familie, met wie ik wel een heel warme band heb. Want het is niet omdat je een vader hebt gehad die je als vader, als echtgenoot niet hoog inschatte, dat hij als broer of als vriend niet waardevol kon zijn.

“Na de dood van mijn vader is de band met mijn moeder alleen maar versterkt. Net als het gevoel om haar te beschermen en te ondersteunen. En omgekeerd heeft zij mij ontzettend gesteund in mijn studies. Dat is typisch voor de meeste moeder-zoon­relaties, zeker, dat er nooit een grotere supporter zal zijn dan je moeder? Daarin schuilt ook het schoonste genot om iets te bereiken: in het feit dat je haar ook gelukkig maakt.

“Nu kijken jullie met die vragende blik waar ook Piet Huysentruyt het over had. (hilariteit) Hij zei: ‘Je kunt zolang blijven kijken als je wilt, ik zeg niets meer.’” (lacht)

Stijn Baert: "Louter beoordeeld worden op je intellectuele prestaties is nogal arm."Beeld Stefaan Temmerman

15. Hoe kijkt u naar religie?

“Ik ben opgegroeid in een katholieke omgeving, maar heb nooit echt geloofd in die ene God. Wat niet betekent dat ik het katholieke geloof wil vervangen door een of andere overtuiging of ideologie. Ik vind het beter om de christelijke waarden als uitgangspunt te nemen om zo goed mogelijk te zijn voor de ander en voor de samenleving.

“In de context van mindfulness heb ik veel over het boeddhisme gelezen, en ik vind dat die religie ons wel iets kan leren om in het hier en nu te leven. Hier in het Westen zijn we nogal sterk geneigd om naar het verleden en naar de toekomst te kijken. Het boeddhisme inspireert mij wel, net zoals het katholicisme mij ook heeft geïnspireerd. Het vormt een mooie aanvulling.”

16. Hebt u ooit racistische gevoelens gehad?

“In mijn volwassen leven denk ik van niet. Elke mens is evenwaardig. Jezelf beter achten dan de ander, om welke reden ook, vind ik verkeerd. Wie zich beter acht dan de ander, vergeet misschien dat hij even sterfelijk is. En dat anderen ook op hem kunnen neerkijken.

“Mijn studentenpubliek is hoofdzakelijk wit. Hoe dat komt? Ik denk dat we in het verleden te exclusief gefocust hebben op gender­ongelijkheid en andere vormen van discriminatie uit het oog verloren hebben. Ik heb moeite met die enge blik. Ik denk dat we meer aandacht moeten hebben voor andere vormen van diversiteit.”

17. Wat is voor u de hel op aarde?

“Moeten terugkeren naar het middelbaar onderwijs. Alle liefde voor bepaalde leerkrachten ten spijt. Het lag niet aan de school. Maar dat dagelijks presteren, afgerekend worden op toetsen en taken, die stress en angst die daarmee gepaard gingen, dat zou ik absoluut niet meer willen meemaken. Mocht ik zelf een kind hebben, ik zou toch wel uitkijken naar een school met een alternatieve aanpak. De middelbare school is eigenlijk een periode waarin je de volheid van je persoonlijkheid zou moeten kunnen ontwikkelen. Louter beoordeeld worden op je intellectuele prestaties is nogal arm.”

'Afscheid nemen is iets waar ik het nog altijd moeilijk mee heb'

18. Wat is uw vreselijkste vakantie­herinnering?

“Mijn vreselijkste vakantieherinneringen hebben eigenlijk alles te maken met afscheid nemen. Ik herinner me dat ik als kleine jongen, ik was een jaar of vier, vijf, met een grote groep familieleden op vakantie was in Luxemburg. De dienster in het hotel gaf mij aandacht en speelde met mij, op een of andere manier was er tussen ons een band ontstaan. Toen we weggingen, heb ik ongelooflijk gehuild omdat ik haar moest achterlaten. Dat verdriet was op dat moment niet te stillen. Afscheid nemen is iets waar ik het nog altijd moeilijk mee heb.”

19. Wat betekent geld voor u?

“Het is een dooddoener, maar voor mij is geld louter een middel. Ik heb alles wat ik wil. Ik kan een huis afbetalen, ik kan de dingen kopen die ik nodig heb, ik kan zoveel gaan eten met mijn lief of met vrienden als ik wil, ik kan zoveel rum-cola zero’s drinken als ik wil. (lacht)

“Mocht ik veel geld hebben, ik zou misschien een hele mooie auto kopen, maar ik ben een zodanig slechte chauffeur dat dat eigenlijk geen goed idee is.”

20. Aan wie zou u eens ongezouten uw mening willen zeggen?

“Eerst dacht ik: toffe vraag, maar tegelijk heb ik heel hard de neiging om gewoon mensen aan te spreken en te zeggen waar het op staat. Dat is een beetje on-Vlaams, maar ik zeg het liever rechtstreeks in iemands gezicht.

“Tegen Marc Coucke zou ik weleens willen zeggen: ik hoop dat je het met m’n ploegske echt serieus meent, met Anderlecht dan. Maar ik denk niet dat hij daar wakker van zou liggen.” (lacht)