Direct naar artikelinhoud
Interview

Jan Blommaert: "Rond Dewinter ligt nog altijd een cordon sanitaire, maar Francken zit in de regering"

Antropoloog en sociolinguïst Jan Blommaert.Beeld Aurélie Geurts

Hij wordt er moe van, zegt hij, van telkens opnieuw dezelfde discussies te voeren. Toch heeft Jan Blommaert, oud-strijder in het politieke debat, nog niets van zijn scherpte verloren. "Hoever moet de sp.a nog zakken voor ze zal begrijpen wat haar probleem is? De partij is naar de vaantjes geholpen." 

"Ach, ik ben een veteraan van het maatschappelijk debat”, lacht Jan Blommaert. “Ik heb dezelfde discussies al verschillende keren zien voorbijkomen. Altijd dezelfde klachten. Met dezelfde argumenten. Over de hoofddoek, over de kwaliteit van het onderwijs, over de studenten die zogezegd niet meer kunnen schrijven, over integratie. Dat is behoorlijk ontmoedigend. Een mens wordt daar moe van.”

Voor iemand die moe wordt van het debat, staat Jan Blommaert behoorlijk scherp. De Antwerpse antropoloog en sociolinguïst heeft net een nieuw boek uit: in Frames, formats en selfies legt hij uit waarom veel van onze ideeën over de virtuele wereld er volkomen naast zitten. En waarom het helemaal niet zo erg is dat uw 14-jarige zoon of dochter de hele avond op die smartphone zit te tokkelen – waarover straks meer.

Wie is Jan Blommaert?

• Geboren op 4 november 1961 in Dendermonde
• Sociolinguïst en antropoloog
• Verbonden aan de universiteiten van Tilburg (NL) en Gent
• Publiceerde onder meer De crisis van de democratie (2007) en De her­uit­vinding van de samen­leving (2011)

Ook de actualiteit volgt Blommaert, als veteraan, nog altijd op de voet. Hij is erg actief op sociale media en blogt al jaren met verbluffende regelmaat. “Ja, daar ben ik blij om”, zegt hij. “Er zijn maar weinig dingen die ik ooit heb gedacht en niet heb opgeschreven. Als je iets opschrijft, dwing je jezelf om dat idee kritisch te evalueren.”

Als hij de Vlaamse politiek anno 2018 overschouwt, valt één ding hem geweldig op: de symbool­politiek. “Ik noem dat de miniaturisering van de politiek”, zegt hij. “Nationale en regionale regeringen hebben steeds minder hefbomen om iets te doen. Bijna 80 procent van het werk in onze parlementen is het omzetten van regels die de Europese Unie heeft uitgevaardigd. De grote dossiers zijn niet onderhevig aan de kracht van verandering, en dus besteden onze politici te veel aandacht aan hele kleine dingen.”

Jan Blommaert: "Velen denken dat Theo Francken geniaal communiceert, maar eigenlijk is zijn communicatie een totale ramp."Beeld Aurélie Geurts

Waaraan geven politici te veel aandacht?

Jan Blommaert: “Identiteit. Taal. Diversiteit. Ik heb samen met collega Jef Verschueren in 1992 een boek geschreven over het Belgisch migranten­debat. Welnu, dat kan vandaag zonder veel aanpassingen opnieuw uitgegeven worden.”

Wat was de kern van uw betoog?

“Dat diversiteit en migratie als iets abnormaals worden beschouwd. De normale situatie is homogeniteit. Het is leuk dat we Italiaans en Chinees kunnen eten, maar het mag niet té divers worden. Toen wij dat schreven, steigerde heel weldenkend Vlaanderen, want wij vonden dat ook Paula D’Hondt dat idee uitdroeg. Zij was na de eerste overwinning van het Vlaams Blok koninklijk commissaris voor het migranten­beleid geworden.”

Ondertussen dertig jaar geleden.

“Precies. En toen werd voor het eerst het beginsel geformuleerd: het Vlaams Blok stelt de juiste vragen, maar geeft de verkeerde antwoorden. Dat idee heeft het hele frame over identiteit en diversiteit veranderd. Tot 1988 was integratie nog een sociaal-economische kwestie. Sindsdien is het een kwestie van hoofddoeken en taal en handen geven. En over de kiezers van het Vlaams Blok zegt men sindsdien dat ze ‘toch een punt’ hebben.”

Is dat ook niet zo?

“Tja. Politiek is altijd een uitvergroting van een realiteit. En iedereen heeft natuurlijk zijn punten. Het probleem is dat we ons de democratie sindsdien op een andere manier zijn gaan inbeelden: democratie, dat is de stem van het volk, ongefilterd, en als ik racistische uitspraken doe, wel, dan is dat mijn vrije menings­uiting. Dat is de ironie: Paula D’Hondt was zogezegd het anti­gif voor het Vlaams Blok, maar die partij boekte daarna wel dertien verkiezings­overwinningen op rij.”

Vandaag is het Vlaams Belang uitgeteld.

“Maar wat die partij vroeger allemaal zei, wordt vandaag bijna woordelijk herhaald door mensen zoals Theo Francken en andere N-VA’ers. De dehumanisering van migranten, de criminalisering van mensen zonder papieren, het idee dat die migratie moet ophouden – ‘Het zal stoppen en het stopt hier!’ Dat zei Filip Dewinter ook. En rond Dewinter ligt nog altijd een cordon sanitaire, maar Francken zit in de regering.”

‘Zouden we een goed beeld krijgen van het racisme in Vlaanderen als we een enquête zouden afnemen met de vraag: bent u een racist?’
Jan Blommaert

Francken voert een genereuzer beleid dan zijn voorgangers: de erkennings­graad van vluchtelingen lag nooit zo hoog.

“Dat is het beleid onder de radar. Zijn discours wordt almaar radicaler, maar onder de radar is hij de meest machteloze politicus ooit op het departement Asiel en Migratie. Er kwamen nooit zoveel mensen binnen. Als het zijn agenda zou zijn om dit land zo wit mogelijk te houden, dan is zijn beleid het grootste fiasco ooit.”

Toch is de perceptie bij velen anders.

“Omdat hij probeert om details uit te vergroten. Dat is precies die miniaturisering van de politiek: hij communiceert over de marges van zijn beleid, over dingen die statistisch gesproken verwaarloosbaar zijn. De jacht op transit­migranten, waarvoor zelfs de bomen langs de snelweg worden gekapt. Het uitzetten van criminele vreemdelingen. Dat gaat over drie keer niets, maar toch heeft hij het vooral daarover. Hij kan nu eenmaal geen controle verwerven over de instroom.”

Hij heeft pech.

“Zoals Barack Obama de pech had dat hij president werd op het moment dat de banken in elkaar klapten, zo heeft Francken de pech dat hij aantreedt op het moment dat er erg veel vluchtelingen uit het Midden-Oosten arriveren. Maar er is een verschil met vroeger. Dertig jaar geleden vond Europa het een schande dat Vietnamese boot­vluchtelingen met honderden op zee omkwamen. En toen de Australiërs een paar jaar geleden de schepen maar lieten rond­dobberen, was Europa ook verontwaardigd. Nu is dit Europees beleid.”

Het maakt politici wel populair.

“Dat wordt sterk overdreven. Neem Theo Fran­cken. Velen denken dat hij op een geniale manier communiceert, maar eigenlijk is zijn communicatie een totale ramp, dat is deze week nog maar eens bewezen met zijn Facebook-post over mannen in lingerie. Hij moet soms smeken om retweets. En een retweet betekent niet noodzakelijk goedkeuring. Het is een beetje zoals met Trump: men verwart aandacht met goedkeuring. Het is niet omdat een politicus veel aandacht krijgt, dat veel mensen achter zijn beleid staan.”

Francken is wel de populairste politicus van Vlaanderen.

“Dat kan zijn. Maar in vergelijking met wie? Kris Peeters? Wouter Beke? In het land der blinden is eenoog koning. En de tegen­beweging is ook sterk. Ik zie in heel Europa dat er sinds 2015 een sterk en duurzaam netwerk is ontstaan van bewegingen die zich inzetten voor vluchtelingen. Dat hadden we vroeger niet in die mate. Die verfoeide ngo’s, waar Francken graag op foetert, krijgen veel steun van onderuit. Dat is ook een deel van de samenleving waarnaar je moet kijken. Online kun je dat erg goed volgen.”

Voor een veteraan bent u goed thuis op het internet. Uw nieuwe boek gaat erover.

“Dat heeft te maken met mijn belang­stelling voor super­diversiteit. In de literatuur over dat onderwerp gaat het vaak alleen maar over demografie en nieuw­komers. Maar als je wilt weten hoe de samenleving in elkaar zit, moet je niet alleen de demografie bekijken, maar ook de nieuwe infrastructuur voor ons sociale leven: internet. Onze identiteiten zijn super­divers geworden. Sociale media scheppen nieuwe vormen van gedrag.”

‘Jongeren zijn voortdurend nieuwe dingen aan het leren als ze online zijn. En ze zijn wellicht socialer dan vroeger’
Jan Blommaert

En u bent daar niet pessimistisch over.

“Nee. Het belang van dat internet wordt nog altijd geminimaliseerd. Dat is zogezegd de virtuele wereld. Maar er is niets virtueels aan. Veel van wat we in de ‘echte wereld’ doen, kan alleen maar omwille van wat we op onze smartphone doen en zijn. We vormen online nieuwe gemeen­schappen, we vinden nieuwe sociale normen. Maar dat is nog niet doorgedrongen. We denken over de 21ste-eeuwse mens met ideeën van de 20ste eeuw.”

Die telefoon isoleert ons volgens u niet.

“Dat is een van die oude ideeën. Je ziet je 14-jarige zoon de hele avond op dat schermpje bezig, en hij praat niet met je, en je zegt dat hij asociaal is, terwijl hij met dertig mensen heeft gecommuniceerd, op een heel intense en intieme manier. Met een computer ben je nooit alleen.

“Ook het idee dat jongeren niets leren als ze online zijn, klopt niet. Ze zijn net voortdurend nieuwe dingen aan het leren. En ze zijn wellicht socialer dan vroeger. Die telefoon isoleert ons niet, hij maakt ons super­sociaal, socialer dan ooit.”

U schrijft in uw boek onder meer over Elliot Rodger, de toen 22-jarige Amerikaan die in 2014 op een campus een massa­moord aanrichtte en daarna zelfmoord pleegde. Hij was geen lone wolf of geïsoleerde gek, volgens u.

“Nee, hij maakte deel uit van een gigantisch online­netwerk. Aanvankelijk voelde hij zich eenzaam en onbegrepen, onder meer omdat de vrouwen hem niet wilden. Hij was een van die zogenoemde incels, mannen die onvrijwillig celibatair zijn. Maar online vond hij een netwerk van omgevingen die allemaal verbonden worden door vrouwen­haat – wat men de ‘mano­sphere’ noemt. Daar vindt hij de ideologie die zijn moorden logisch maakt. Hij was dus geen geïsoleerde gek, maar behoorde tot een sterke gemeenschap.”

Wat zei zijn ideologie precies?

“Een van de uitgangs­punten van de mano­sphere is dat onze wereld vervrouwelijkt is, en gedomineerd wordt door vrouwen. Dat maakt van mannen een onderdrukte minderheid. En het systeem werkt dat in de hand. Volgens mannen zoals Rodger ontnemen vrouwen hen het recht op liefde en seksuele bevrediging, en moeten zij daarom gestraft worden. Dat deed ook Alek Minassian, die eerder dit jaar in Toronto tien mensen dood­reed.”

Ik neem aan dat de mano­sphere een hekel heeft aan mannen die lingerie dragen.

“Absoluut. Daar moest ik meteen aan denken toen ik de Facebook-post van Francken zag: nu begint hij zelfs de mano­sphere al te verspreiden. Een cruciaal onderscheid dat zulke mannen maken, is dat tussen de alfa- en de bèta­man. De alfa­man is de echte man, die zeker geen lingerie draagt en ook geen homo is. Hij heeft ook een dominante verhouding met vrouwen, hij gebruikt ze bij voorkeur als object, als slavin.”

Is dat geen contradictie? Klagen dat je geen vrouw kunt krijgen en toch de alfa­man willen zijn? Ben je volgens een alfa­man geen loser als je geen vrouw kunt krijgen?

“In hun ideologie ben je dan geen loser, maar een verdrukte en vernederde minderheid, en worden je rechten geschonden. Daarom is Trump zo’n held voor zulke mannen. Hij laat vrouwen voelen hoe het moet, he grabs them by the pussy. Toen die quote uitlekte, dachten veel van mijn Amerikaanse vrienden dat het gedaan was met Trump. Maar wat gebeurde er? De mano­sphere begon massaal te mobiliseren en sloot zich aan bij andere rechtse groeperingen die allemaal campagne gingen voeren voor Trump.”

Zulke groepjes hebben politieke impact.

“In die online­omgevingen zie je inderdaad dat alles gepolitiseerd kan worden. Dat is wat Steve Bannon (ex-voorzitter van de uiterst rechtse nieuws­site Breitbart en gewezen top­adviseur van Trump, red.) nu ook in Europa wil doen: het aan elkaar smeden van allerlei vrij kleine organisaties, die elkaar op bepaalde momenten en over bepaalde onderwerpen likes en retweets kunnen bezorgen. Zo kun je een grote beweging van tienduizenden mensen op gang brengen. In feite is die vast­stelling het politieke hart van mijn boek.”

Jan Blommaert: "Dat is nu dé politieke opdracht: hoe bouw je uit verschillende kleine gemeenschappen een beweging die een verkiezing kan winnen."Beeld Aurélie Geurts

De oude massa bestaat niet meer?

“Het voorbeeld van de massa­beweging uit de 20ste eeuw is de vakbond. En die heeft niet meer het gewicht van vroeger. Op de nieuwe situatie bestaan twee visies. De ene gelooft dat sociale media het einde van de massa hebben ingeluid, omdat we nu allemaal geïsoleerde individuen zijn. De andere gelooft dat sociale media de massa net aan het heruitvinden zijn. Dat zie je bij marketeers: wie de massa wil bereiken, moet vandaag op sociale media adverteren. Ik spreek liever over ‘een massa aan verschillende publieken’, die op bepaalde momenten, en tijdelijk, een grote beweging kunnen vormen.”

Geef eens een voorbeeld?

“De beweging met de hashtag #jesuischarlie, die ontstond meteen na de aanslag op Charlie Hebdo. Dat waren miljoenen mensen die een aantal weken lang dezelfde banner of boodschap op sociale media gebruikten. Maar daarna verdween dat. Zo’n beweging hoeft dus niet permanent te zijn, maar kan een grote impact hebben. Bij de verkiezing van Trump zag je hetzelfde: allemaal kleine, soms marginale groepjes, die aan elkaar werden gesmeed om tijdelijk een massa­beweging te vormen.”

Moeten politici daaruit leren?

“Dat is vandaag dé politieke opdracht, lijkt mij: hoe bouw je uit verschillende kleine gemeenschappen een beweging die niet noodzakelijk permanent is, maar die wel een verkiezing kan winnen. Je zoekt naar de verschillende niches die je als politicus kunt aanspreken en probeert die te mobiliseren voor de verkiezingen. Bij ons zijn twee partijen op dat vlak goed bezig: de N-VA en de PVDA.”

De PVDA heeft daar nog geen succes mee.

“Bij de vorige verkiezingen stonden ze nog niet zover. Toen was, behalve de N-VA, nog niemand daarmee bezig. Nu lopen vooral CD&V, Open Vld en sp.a hopeloos achter.”

U bevindt zich aan de linkerzijde van het spectrum, dat is bekend. Hoe kijkt u vandaag naar de sp.a?

“Die partij communiceert louter defensief en loopt altijd achter de feiten aan. Ze verliest zich in antwoorden die het verhaal van de tegenstander alleen maar aandikken. En ze vergeten dat zij het beleid dat ze bestrijden zélf hebben gestart. Er is een fundamenteel probleem met de positie die de sp.a wil innemen. De sociaal­democratie die in de jaren 90 nog verkiezingen kon winnen, onder invloed van de ideeën van socioloog Mark Elchardus, is uitgespeeld.”

Elchardus zei mij ooit dat de sp.a vandaag 30 procent zou halen, mocht ze ook na de jaren 90 naar hem hebben geluisterd.

“Ik zou dat ook kunnen zeggen. Hadden ze maar naar mij geluisterd, dan haalden ze nu 30 procent. De feiten zijn de feiten. Sinds het moment dat Elchardus zijn fameuze culturele breuklijn ontdekte, die tussen nationalisten en kosmopolieten, heeft de sp.a een hard en stoer discours over identiteit. Die hele partij is gevormd naar het denken en het schema van Elchardus. En dat heeft de partij naar de vaantjes geholpen.”

Hoe dan wel?

“Als je denkt in zijn schema, moet je voortdurend op zoek naar je doel­publiek, naar de mensen die links zijn op de sociaal-economische as en nationalistisch op de culturele as. Toen het Vlaams Blok populair werd, moesten de sociaal­democraten steeds verder opschuiven op de culturele as. Dat betekende: meer nationalisme, strenger zijn voor migranten, en natuurlijk: law and order. (grijnst) Zakje chips gestolen? Zes jaar naar de gevangenis! En het mag niets kosten, dus de cipiers krijgen zeker nooit opslag.”

Werd er ook niet constant gepeild? Onder het voorzitterschap van wijlen Steve Stevaert koos men soms pas een standpunt na het eerst te hebben gepeild.

“Inderdaad. En nadat iemand van de partij dat standpunt publiek had vertolkt, werd er nóg eens gepeild, om te controleren of het had gewerkt. Sinds enkele jaren wordt er opnieuw geïnvesteerd in de studie­dienst, maar toch: hoever moet de sp.a nog zakken voor ze zal begrijpen wat haar probleem is? Ik vermoed tot ergens in de buurt van de kies­drempel. En dan zullen ze radicaliseren, en opnieuw de socialisten worden. Die rol wordt vandaag ingevuld door de PVDA, die in Antwerpen pleit voor sociale huisvesting, betaalbare zorg, wijk­gezond­heids­centra, enzovoort. Dat zijn dus de sossen van vroeger.”

‘Het idee dat iemand politiek onafhankelijk kan zijn, bestaat niet meer. Je krijgt altijd een etiket. Dat is een echte ziekte’
Jan Blommaert

U wordt een PVDA-militant genoemd.

“Onzin. Ik ben een sympathisant, natuurlijk. Niet alleen van de PVDA, maar ook van andere partijen, zoals Groen, die een bepaalde visie op de samenleving hebben. Maar ik ben geen lid en ga nooit op een lijst staan. Ik ben volkomen onafhankelijk.”

Ik hoor Twitter al steigeren.

“Dat is een probleem dat sinds de jaren 90 alleen maar groter wordt: het idee dat iemand politiek echt onafhankelijk kan zijn, bestaat niet meer in dit land. Je krijgt altijd een etiket. Dat is een echte ziekte: de diskwalificatie van stemmen in het debat op basis van het etiket dat men erop kan kleven, ook al is dat etiket compleet onnozel en naast de kwestie. Ik ben geen PVDA-militant, maar goed, men zegt maar.”

Filosoof Maarten Boudry neemt het u kwalijk dat u het boek van wijlen PVDA-kopstuk Ludo Martens over Stalin een goed boek vond.

“Absoluut. Hij zou het beter ook eens lezen, het zou hem verlichten.”

Martens praatte Stalin goed.

“Met de conclusies van het boek kun je moeilijk akkoord gaan, maar je kunt niet zeggen dat het methodologisch niet klopt. Martens betoogt dat Stalin gedurende de hele Koude Oorlog verkeerd werd gerepresenteerd in de westerse media. Dat toont hij zorgvuldig aan. Zijn conclusie, dat Stalin een goed mens was, deugt uiteraard niet. Maar daarover ging mijn evaluatie van het boek ook niet. Ik ben blij dat we van Stalin verlost zijn.”

Heeft de PVDA daar al echt mee gebroken?

“Als je kijkt naar de concrete politieke posities die de partij inneemt, dan zijn ze daar helemaal van af, ja. Hun agenda vandaag is die van de sociaal­democratie voor de val van de Muur en de opmars van de zogenoemde derde weg.”

En toch. Als ik hem vraag om Stalin en Mao ondubbelzinnig te veroordelen, wordt PVDA-voorzitter Peter Mertens kwaad.

“Er bestaat een groot ongeduld bij mensen zoals Mertens, omwille van het herhaalde karakter van die vraag. Hij is nu net degene die af wil van de nostalgie naar China en de Sovjet-Unie, om de klassieke sociaal­democratie opnieuw te kunnen uitvinden. De partij reageert vrij houterig op het verwijt dat ze nog niet voldoende afstand heeft genomen van het verleden, dat klopt. Misschien moet ze daar eens een groot congres over houden, om eindelijk eens duidelijk te maken waar ze wél en waar ze níét voor staat.”

Is Groen de leidende kracht op links?

“Dat is die partij al een tijdje. Europees stem ik ook altijd voor Groen. Vanwege het erg goede politieke personeel. Bart Staes is een zeer betrouwbaar en ervaren politicus.”

Hij gedraagt zich in het debat over de genetisch gemodificeerde organismen zoals een klimaat­ontkenner of iemand die vaccinatie bestrijdt: onweten­schappe­lijk.

“Daar heb ik geen standpunt over. Ik spreek alleen over dingen waar ik iets van afweet. Over andere zaken heb ik hetzelfde opinie­niveau als mijn moeder.”

Vlucht u nu weg voor de ggo-vraag?

“Nee, ik weet daar niet genoeg over. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor mobiliteit: een zeer complex dossier waar ik geen standpunt over inneem. Daarom heb ik in het verleden zo vaak uitnodigingen voor talk­shows afgewezen.

"Ook al omwille van de formats. Ik werd ooit uitgenodigd voor Nachtwacht, een debat­programma op Canvas. Daarin moest je een standpunt verdedigen, waarna een tegenstander de volstrekt tegen­over­gestelde visie verdedigde en alles werd afgesloten met een filosoof die kwam zeggen dat beide partijen een beetje gelijk hebben. Aan dat soort karikaturen werk ik niet mee.”

Over debat gesproken: waarom blokkeert u zoveel mensen op Twitter? Om iemand te noemen van wie ik het weet: Maarten Boudry, bijvoorbeeld.

“Ik heb niet de plicht om debatten te voeren waar ik geen zin in heb. Ik selecteer de mensen met wie ik omga. En dus blokkeer ik wel meer mensen. De mening van Boudry interesseert mij niet. Ik heb zijn mening wel degelijk gecontroleerd. En van sommige dingen waar ik al twintig jaar over schrijf, heeft hij geen verstand.”

‘Bij mijn barbier hoor ik ‘Allahu akbar’ terwijl het scheermes op mijn keel staat. En toch leef ik nog. Gelieve dat uit te leggen’
Jan Blommaert

Noem eens iets?

“De islam. En wat dat betreft, geldt mijn bezwaar natuurlijk niet alleen tegen de mening van Boudry. Er zijn wel meer auteurs in dat bedje ziek. Ik heb niet de neiging om met hen het debat aan te gaan, omdat we geen gemeen­schap­pe­lijke inhoudelijke basis hebben. En ik heb geen zin in ruzies tussen water en vuur.”

Maar debat is toch essentieel?

“Niet met mensen die het zich permitteren om nonsens over de islam te schrijven. Die zeggen dat ik de Koran moet lezen, omdat daar alles in staat. Dat iedere moslim iedere ongelovige moet afslachten, bijvoorbeeld. Wel, als dat zo is, vraag ik mij af waarom ik nog leef. Ik laat mij iedere week scheren door mijn Marokkaanse barbier. Soms klinkt op zijn smartphone de oproep tot gebed. Dan hoor ik ‘Allahu akbar’ terwijl die man met het mes op mijn keel staat. En toch leef ik nog. Gelieve dat uit te leggen.”

Akkoord. Maar pakweg in Egypte vindt de overgrote meerderheid van de moslims dat op afvalligheid de doodstraf moet staan.

“Dat staat in de Koran. Wat zeggen mensen die dat antwoord geven in een enquête? Het zijn een soort examen­vragen. Ze geven dat antwoord omdat ze denken dat het van hen wordt verwacht, terwijl ze weten dat het niet klopt. Geven zulke enquêtes ons een goed beeld van de situatie? Zouden we een goed beeld krijgen van het racisme in Vlaanderen als we een enquête zouden afnemen met de vraag: bent u een racist? Nee, natuurlijk niet. Je moet kijken naar wat mensen doen, hoe ze zich gedragen. Ook bij moslims. En dus zeg ik: leg me uit waarom ik nog leef.”

Het is de laatste tijd een felle discussie: vindt u dat er zoiets als cultureel racisme bestaat, waardoor bepaalde vormen van islam­kritiek eigenlijk racistisch zijn?

“Ook dat debat voerden we in de jaren 90 al. Het puur biologisch racisme is sinds de Tweede Wereld­oorlog in diskrediet. Vandaag worden dezelfde discriminerende effecten bereikt door het verschuiven van een essentiële raciale identiteit naar een culturele identiteit. U gelooft in de verkeerde god, en dat maakt van u een minder mens. Dat strookt met het feit dat we de notie integratie invullen met een eindeloze reeks details van handelingen: we zitten al op het niveau van handen­schudden.”

Dat is toch geen racisme?

“Racisme is een log woord. Het gaat in de kern over discriminatie. In Belgisch Congo kon je vroeger een ‘certificaat van beschaving’ krijgen. Beeld u in dat we vandaag zoiets zouden invoeren: een ‘attest van integratie’, een afgevinkt lijstje met dingen die je moet zijn of doen om jezelf geïntegreerd te kunnen noemen. Dat is onmogelijk.”

Zodra je aan 100 eigenschappen voldoet, bedenkt men eigenschap 101.

“Precies. Dat is het. Je spreekt Nederlands, maar met een accent, dus er is toch nog werk aan de winkel. Enzovoort. Sommige mensen zouden er nooit echt helemaal bijhoren. Dat kun je racisme noemen, of ongelijkheid, discriminatie. Overigens zou het interessant zijn om ook alle stamboom­-Vlamingen aan zo’n test te onderwerpen. Ben Weyts en Liesbeth Homans spreken ook geen Nederlands, maar Verkavelingsvlaams.”

Over de strijd tegen racisme gesproken: zelfs u krijgt soms het verwijt dat u daar niet over kunt mee­praten, omdat u een witte man bent.

“Aan mensen die dat zeggen, vraag ik of ze Martin Luther King nog kennen, die wilde dat iedereen zou beoordeeld worden op de inhoud van zijn karakter, niet op zijn huidskleur. Dat is kleuren­blindheid, en kleuren­blindheid is een verlichtings­principe. Maar ook deze discussie gaat al dertig jaar mee. Toen ik in de jaren 90 lezingen wilde bijwonen over native Americans, kreeg ik al te horen dat ik er toch niets van zou begrijpen, omdat ik geen native American ben.”

Op dat punt bent u het eens met Boudry: identity politics is doorgeschoten.

“Zwaar door­geschoten. Alleen slachtoffers van verkrachting hebben recht van spreken als het over verkrachting gaat. Enkel slachtoffers van racisme hebben recht van spreken als het over racisme gaat. Die manier van denken vormt een groot probleem voor wie een grote politieke coalitie wil bouwen. Rechts slaagt daar nu in. Mensen die strijden voor meer sociale gelijkheid slagen daar minder in. Als we ooit nog iets willen gedaan krijgen, zullen we ons anders moeten opstellen. Maar dat moment komt eraan.”

Jan Blommaert, Frames, formats en selfies, uitgeverij Epo, 128 p., 12,50 euro.