Direct naar artikelinhoud
Jan Fabre

"Fabre ging voor mij al in 1987 over de schreef"

Regisseur Guido Van MeirBeeld Bas Bogaerts

De Stoel van Stanislavski is 31 jaar oud, maar lijkt vandaag bijzonder actueel. Het theaterstuk van Guido Van Meir was bedoeld als aanklacht tegen de werkwijze van Jan Fabre en het theater waarvoor hij stond. 'Kritiek op hem was toen not done.'

Dat het waarschijnlijk allemaal extra hard zal overkomen, bedenkt Van Meir zich aan het einde van het gesprek, in het licht van de gebeurtenissen van afgelopen week. Maar het feit dat Jan Fabre nu door een twintigtal performers beschuldigd wordt van verregaand grensoverschrijdend gedrag, heeft zijn mening niet beïnvloed, benadrukt de schrijver van Terug naar Oosterdonk. "Mijn probleem met Fabre is vanaf dag één hetzelfde geweest: zijn modus operandi was grensoverschrijdend."

Dat was ook het onderwerp van uw gecontesteerde theatervoorstelling De Stoel van Stanislavski, uit 1987.

"Het stuk ging over een regisseur die een afkeer heeft van beroepsacteurs met hun aangeleerde maniertjes en alleen met amateurs wil werken. In het stuk wedijveren verschillende acteurs om een rol: wie het haalt, kan mee op tournee naar Japan. Een van hen zit op een stoel, een ander moet er door de kracht van zijn spel voor zorgen dat die eerste de stoel verlaat. Tijdens de audities zie je hoe die regisseur mensen tegen elkaar opzet, hen vernedert, enzovoort. Op een bepaald moment werkt men toe naar het punt dat de winnende actrice diegene zal zijn, die de meeste kleren uittrekt."

De pers herkende toen al Fabre in uw regisseur.

(lacht) "Ik heb het dan ook niet bepaald weggestoken. Uitgeputte actrices likten yoghurt van de grond, lekkend uit een groot condoom. Dat was gewoon een-op-een overgenomen uit zijn werk. Ik liet de regisseur in het stuk ook citaten debiteren uit interviews met Fabre." (leest enkele replieken voor waarin Fabre uit de doeken doet dat hij het in de maatschappij altijd aanwezige machtsspel ook op het toneel wil zien.)

De methode-Fabre was dus bekend, maar was het ook duidelijk dat Fabre daarbij achter de schermen over de schreef ging?

"Je kon misschien veronderstellen dat zo iemand dan nog doorgaat. Je wist dat je met een bepaalde persoonlijkheid te maken had en dat zo'n regisseur veel te veel macht heeft over zijn acteurs. Maar ik wist niets van misbruik en ik suggereerde het ook niet in het stuk."

Verbaasde de open brief met de beschuldigingen aan het adres van Fabre u nog?

"De Stoel van Stanislavski gaat over de kiemen daarvan, die er van in het begin inzaten. Die waren toen al zichtbaar. Meer weet ik niet, ik was er niet bij en ik kan me er dus ook niet over uitspreken. Maar twintig actrices die hun nek durven uitsteken, over een periode van zoveel jaar, dat is niet niks. De voorbeelden van vernedering die zij aanhalen, liggen ook helemaal in de lijn met wat in het stuk aan bod kwam."

"Ik vond toen al dat Fabre over de schreef ging. Wie mensen uitnodigt om te kijken naar acteurs die urineren op de bühne of een ei uit hun vagina ploppen, en veronderstelt dat die mensen daar genoegen aan beleven, die beleeft daar zelf ook genoegen aan. Waarom doe je anders zoiets?"

'Als iedereen toen gereageerd had zoals ik, dan waren de dingen misschien anders gelopen'

Denkt u nu: ik heb hiervoor gewaarschuwd, maar men wilde mij niet horen? Of eerder: ik heb Fabre toen niet hard genoeg aangepakt?

"Ik vind dat Jan Fabre dertig jaar geleden al serieus is gestraft met dit stuk. Hij zal de geschiedenis ingaan als de regisseur die model stond voor de regisseur in De Stoel van Stanislavski. Het stuk wordt vandaag nog steeds gespeeld, dat zal aan hem blijven kleven en daar moet hij mee leven. Maar had iedereen toen gereageerd zoals ik, dan waren de dingen misschien anders gelopen. De wind zat gewoon tegen."

Het resultaat van uw stuk was dat niet Fabre meer kritiek kreeg, maar u. U werd weggezet als een reactionair.

"Recensenten met aanzien, zoals Radio 2-stem Wim Van Gansbeek, en Etcetera (tijdschrift over podiumkunsten, AVB) hebben daar een erg belangrijke rol in gespeeld. Ik werd weggehoond, was niet de moeite om over te praten. Kritiek hebben op Fabre, dat was voor hen compleet not done. Ik had heiligschennis gepleegd."

"Het stuk kwam op een moment dat er een breuk aan het ontstaan was, die naar de kern van het theater ging. Tot dan was een toeschouwer bereid om aan te nemen dat hij niet keek naar de scène van het KNS (Koninklijke Nederlandse Schouwburg, voormalig Antwerps theatergezelschap dat vaak speelde in de Bourlaschouwburg, AVB), maar naar een kasteel in Denemarken. De suspension of disbelief. Maar daar maakten mannen als Fabre een eind aan: ze geloofden niet langer in de toneelillusie, ze wilden spektakel. Fabre bracht het echte lijden op scène, maar dan geësthetiseerd. Zeer gevaarlijk. Als je dat politiek zou duiden, dan kom je op onwelriekende toestanden."

U omschrijft die breuk als een oorlog. Die gewonnen is door de tegenpartij.

"Als men nu klaagt over een gebrek aan continuïteit, over de uitgeholde statuten van acteurs, over de afbouw van de grote theatergezelschappen, dan is dat een gevolg van die strijd. De nieuwe lichting had kritiek op de vaste benoemingen en op het gebrek aan dynamiek bij de grote gezelschappen. De politiek heeft daar gebruik van gemaakt om het beroep te dereguleren."