De eenzaamheid van Bart De Wever

© SERGE BAEKEN

Ook in 2018 zal Bart De Wever het alleen moeten doen. Opvolgers zoals Jan Jambon of Theo Francken staan klaar, maar nog niet om het gewicht van de cruciale gemeenteraadsverkiezingen te dragen. De Wever is en blijft de baas, de ideoloog, de tacticus en het schermgezicht van de N-VA – en de favoriete pispaal van alle andere partijen. Zijn plaats in de geschiedenis heeft hij al verworven. Wat vermag hij nog? Een reconstructie van een politieke midlifecrisis.

Geschiedenis, daarmee begint het allemaal ten huize De Wever. De Vlaamse geschiedenis heeft hen gemaakt tot wat ze zijn. Na de Tweede Wereldoorlog zit grootvader Leon De Wever een paar maanden gevangen in het Fort van Berchem omdat hij bestuurslid is geweest van het collaborerende Vlaams Nationaal Verbond (VNV). De voormalige hoofdonderwijzer verliest zijn burgerrechten en moet voortaan de kost verdienen als leurder. Daardoor wordt vader Rik De Wever, spoorwegman van beroep, ook een Vlaams-nationalist. Hij is militant van de Volksunie (de partij waaruit de N-VA zou voortkomen) en is zelfs enige tijd lid van de potige en geüniformeerde Vlaamse Militanten Orde (VMO), een plak- en knokploeg die later veroordeeld (en ontbonden) zal worden als een privémilitie. Het gezin De Wever woont in het bescheiden appartement boven het lokaal van het Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ) aan de Diksmuidselaan in Berchem. Rik De Wever is er een van de verantwoordelijken, zijn kinderen dragen het grijze hemd en de markante oranje das die VNJ’ers onderscheiden van de andere jeugdbewegingen. Ze worden meegenomen naar zangfeesten, IJzerbedevaarten en betogingen allerhande. In een van zijn vroegste herinneringen ziet Bart De Wever zich als driejarig ukje lopen aan vaders hand in een betoging voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde.

Zonen Bruno en Bart De Wever kiezen elk een eigen pad, en ook weer niet. Bruno De Wever trekt naar de universiteit van Gent en breekt met het Vlaams-nationalisme van zijn jeugd: in plaats van er zelf in te militeren, legt hij zich toe op de studie ervan. Zijn licentiaatsverhandeling over de Vlaamse oostfronters wordt al snel in boek uitgegeven. Sindsdien is Bruno De Wever een van de meest gezaghebbende geschiedkundigen over de rol en de plaats van de Vlaamse Beweging tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog.

Zijn jongere broer, Bart, heeft meer moeite om zijn weg te vinden – in het Radio 1-programma Touché vertelde hij onlangs over zijn depressieve jaren; ze waren zwarter dan de weltschmertz die eigen is aan de adolescentie. Vervolgens treedt hij in de voetsporen van zijn vader. Bart De Wever blijft actief in de Vlaamse Beweging. Ook hij schaft een lidkaart van de Volksunie aan, en als student treedt hij toe tot het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV), waar hij hoofdredacteur wordt van het blad Ons Leven.

Dan al deelt het leven klappen uit: in 1996 sterft zijn vader, na een slepende ziekte. Veel later, ter gelegenheid van een benefiet voor kankeronderzoek, vertelt Bart De Wever hoe hij als student in een telefooncel naar huis belde, omdat hij wist dat zijn vader naar het ziekenhuis was geweest ‘voor onderzoek’. Het duurde minuten voor zijn vader ook maar een woord kon uitbrengen, en het ene na het andere muntje verdween in het apparaat voor zijn zoon hoorde wat er fout was. Zo veel moeite, angst en verdriet kostte het voordat het k-woord kon worden gezegd. In Leuven zal het verbondskot van het KVHV een tijdlang zijn tweede thuis worden.

Te rechts

Bart De Wever is dan al onversneden rechts, en daar koketteert hij ook mee. Kijk naar zijn outfit en zijn lichaamstaal wanneer hij samen met Jean-Marie Le Pen, leider van het Franse Front National, gefotografeerd wordt als die een lezing komt geven in de Vlaams-Nationale Debatclub: de trotse, wat uitdagende blik, het toen oudmodische pak, alleen geschikt als vestimentaire vermomming bij mondelinge examens, en dan nog.

Bart De Wever is dan nog een stuk radicaler dan hij tegenwoordig toegeeft. Toen het weekblad Humo in 2014 omstandig onderzoek deed naar De Wevers wonderjaren bij het KVHV bleek dat de N-VA-voorzitter destijds de wacht aangezegd kreeg als hoofdredacteur van Ons Leven omdat hij het boegbeeld was van een strekking die zelfs in Vlaams-nationalistische kringen te radicaal werd gevonden. Te separatistisch, vooral. Je had een groep die het belangrijk vond dat de Vlaamse Beweging de macht greep in België, en je had de radicalere vleugel met Bart De Wever: ‘Voor de groep-De Wever zou het ophouden met regenen de dag dat Vlaanderen onafhankelijk werd.’ De Wever laat het niet aan zijn hart komen. Hij vindt dat de KVHV’ers te veel voor eigen kerk preken (‘Het is niet omdat je met weinig bent, dat je een elite bent’) en legt zich onverdroten toe op zijn studie. Een grootste onderscheiding is zijn nieuwe obsessie.

Net als zijn broer Bruno studeert Bart De Wever geschiedenis, eerst in Antwerpen en dan in Leuven. Aan dat departement is Lode Wils de smaakmaker. Wils – professoraal, erudiet, uitgesproken in zijn stellingen, even scherp van tong als van pen – is bepaald geen fellow traveller van de Vlaamse Beweging, zelfs geen koele minnaar. Maar hij is onder de indruk wanneer hij de licentiaatsverhandeling van Bart De Wever leest over de naoorlogse opstanding van het Vlaams-nationalisme in Antwerpen. In 1998 krijgt De Wever daarvoor de driejaarlijkse Pil-Van Gastelprijs (een bekroning die hij deelde met VRT-journaliste Annelies Beck, die de naoorlogse IJzerbedevaarten bestudeerde).

Auteur David Van Reybrouck is in die jaren assistent aan dezelfde faculteit. In De Standaard zal De Wever later herinneringen ophalen aan hun tafeldiscussies in studentenrestaurant Alma, fel en uitdagend: ‘Ik zat daar als jonge mens, met de Vlaams-nationalistische ideeën die ik van thuis had meekregen, in een extreem vijandige omgeving van zeer verstandige mensen. Een goede leerschool.’ Het smaakt naar meer.

Als jonge historicus wordt Bart De Wever betrokken bij de redactie van de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, die in 1998 verschijnt. De eerste editie van dat project dateert van de vroege jaren zeventig, maar die baadde nog in het klassieke Vlaamse Bewegingsdiscours van mooipraten, wegkijken en zelfverheerlijken. In de jaren negentig heeft een nieuwe generatie historici de ambitie om het beter te doen, al valt het op dat de eenzijdige Vlaams-nationalistische kijk van de jaren zeventig deels ingewisseld is voor een klassieke Belgische partijpolitieke verkaveling: vrijzinnigen schrijven over vrijzinnigen, christendemocraten over CVP’ers, en VU’er Bart De Wever mag de biografieën leveren van de hele rist VU- en VB-parlementsleden. Vanaf de tweede rij, welteverstaan, want de echt belangrijke lemma’s, zoals die over de Volksunie of over VU-boegbeeld Hugo Schiltz, zijn voorbehouden voor collega’s met meer naam. Maar toch: het is vreemd om van de hand van de jonge De Wever de ‘wetenschappelijke’ beoordelingen te lezen van mannen met wie hij later in het geheim de splitsing van de Volksunie zou bedisselen (zoals Frieda Brepoels en Geert Bourgeois), of die zijn politieke tegenstanders zouden worden, zoals Sven Gatz (toen VU, nu Open VLD) en Frank Vanhecke (VB). De Wever mag ook de stukjes schrijven over de waaier van clubs, genootschappen en organisaties die samen de naoorlogse Vlaamse Beweging vormen. Hoe zakelijk zijn proza ook is, toch valt eruit op te maken dat De Wever zich dan al geen enkele illusie maakt over de slagkracht en de impact van de Vlaamse Beweging. Zijn bijdrage over de destijds zo belangrijke Vlaamse Toeristenbond/Vlaamse Automobilistenbond, een massabeweging die in de jaren zeventig het Egmontpact hielp kelderen, eindigt met de vaststelling: ‘Van het lokale afdelingsleven van de VTB-VAB gaat nog weinig uitstraling uit. Enig strijdend flamingantisme is er al lang niet meer in te bespeuren.’

Leermeester Schiltz

Inmiddels heeft Bart De Wever de eerste sport genomen in zijn politieke carrière: in 1996 wordt hij voor de Volksunie verkozen als districtsraadslid in Berchem. Antwerpenaars die in die dagen carrière wilden maken bij die partij konden niet om de figuur van Hugo Schiltz (1927-2008) heen.

Schiltz haalde zijn gezag uit zijn status van elder statesman van de partij. Met zijn zwartgeverfde haren had hij ook na zijn zeventigste de allure van een dynamisch politicus die bezig was met onderhandelen, aftasten en lobbyen. Tijdens de Sint-Michielsonderhandelingen van 1992-1993 had hij Jean-Luc Dehaene (CD&V) zover gekregen om in de nieuwe grondwet het beruchte artikel 35 op te nemen. Dat bepaalt zwart op wit dat België eigenlijk een confederale staat is: ‘De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.’ Alleen voegde Dehaene aan dat principe nog een ‘overgangsbepaling’ toe, waardoor artikel 35 tot vandaag dode letter is gebleven. Maar dat was de tactiek van Hugo Schiltz: stap per stap vooruitgaan. In 1993 keurden Kamer en Senaat alvast het principe goed. En of het nu 2023 of 2033 wordt, ooit komt de dag dat ook de uitvoering ervan aan de beurt komt.

En vooral: Schiltz was een antiseparatist die begreep dat België (en dus Vlaanderen) alleen maar met Franstaligen hervormd kan worden. Schiltz’ ultieme pleidooi pro domo is het pamflet Gedaan met zeuren en treuren (1990), een vernietigend antwoord op een boekje van Mark Grammens (Gedaan met geven en toegeven) waarin de auteur andermaal alle ‘kaakslagen’ had opgelijst. Zo houdt Schiltz zijn lezers voor: ‘Stellen dat België zonder meer bestuurd moet worden door de Vlaamse meerderheid en dat de Franstalige minderheid van 40 procent maar te knikken heeft, getuigt van een zonderling misprijzen voor de samenlevingsproblemen van plurinationale staten en van een brute verheerlijking van de wet van de sterkste.’

In talloze interviews heeft Bart De Wever sindsdien uitgelegd hoe belangrijk Schiltz wel is geweest voor Vlaanderen, voor de Vlaamse partijpolitiek, voor zijn eigen politieke ontwikkeling (‘Je moest flink wat boterhammen eten voor je met Schiltz in discussie kon gaan’), en wat hij aan Schiltz bewonderde en wat hij anders zou doen. In de typeringen van zijn voorganger en leermeester lijkt het er soms op alsof De Wever ook over zichzelf schrijft. Zoals: ‘Hugo Schiltz koppelde een zeer hoog IQ aan een zeer laag EQ. Een verstandig man, maar zonder emotionele intelligentie. Hij kon gewoon niet met mensen om. Dat gebrek aan empathie is hem zelfs fataal geworden.’ Of: ‘Schiltz maakte van de Volksunie een operationele kracht, met als keerzijde dat het Vlaams-nationalisme in het verdomhoekje belandde. Met de N-VA nemen wij de draad van Schiltz weer op.’ En hij vertelde dat mevrouw Schiltz hem had toevertrouwd dat Schiltz na het debacle van het Egmontpact urenlang naar zijn vijver zat te staren. Waarop De Wever: ‘En wat staat er in Rubicon, een fantastisch boek van Tom Holland? Een hoofdstuk over hoe uitgerangeerde Romeinse notabelen hun politieke katers bestreden door decadent dure vijvers aan te leggen in hun tuinen. Nil novi sub sole, dus. Zelfs de midlifecrisis gaat al eeuwen mee.’

De Slimste Mens

Is dat wat Bart De Wever bedreigt: een veertiger met een politieke midlifecrisis, vijftien jaar nadat hij in 2004 voorzitter werd van de N-VA? Er is geen politicus die de politieke agenda zo heeft bepaald – zeg maar: vrijwel volledig heeft bezet – als Bart De Wever.

Het begint al in januari 2005. Hij is nog geen jaar voorzitter en besluit om de Walen te jennen door namaakgeld te gaan uitstrooien aan de scheepslift van Strépy. Nooit heeft een Vlaming zo veel zout in de wonde gestrooid van de Waalse publieke opinie. Politici zoals Luc Van den Brande (CD&V) en Gerolf Annemans (VB) spraken hun hele politieke leven lang banvloeken uit over transfers, en de Franstaligen haalden hun schouders op. Bart De Wever heeft aan één actie genoeg om hen in hun ziel te treffen. Dat is ook de bedoeling: alleen zo zou de Vlaamse rechterzijde zien dat die De Wever ‘geen gewone’ is. Hoe anders kon de oude KVHV-separatist echt duidelijk maken dat het wel eens menens zou kunnen zijn met artikel één van de N-VA-statuten, namelijk dat de partij streeft naar een ‘onafhankelijke Vlaamse republiek’?

Zijn carrière dendert verder. In 2006 en 2008 kan niemand op tegen de gezellige dikkerd die in het tv-programma De Slimste Menster Wereld niet alleen een van de Romeinen bezeten intellectueel blijkt, maar ook vol slimmigheden en grapjes zit. Het leven van De Wever wordt belangrijk Wetstraatnieuws. De dikste mens ter wereld vermagert dankzij het ‘pronokaldieet’ dat sportdokter Chris Goossens hem aanpraat. Tv-coryfee Carl Huybrechts begeleidt hem op looptochten en stoomt hem klaar voor de Ten Miles. Samen met andere Antwerpse ijsberen neemt hij een duik in het water. Velen vinden zijn passage in pandakostuum tijdens de Nacht van de Vlaamse Televisiesterren in 2014 tenenkrullend, maar zijn achterban pikt alles van de man die tegenstanders (en ook sommige partijleden) De Grote Leider noemen. Steve Stevaert kreeg als SP.A-voorzitter de naam een populist te zijn omdat hij een kookboek uitbracht, maar dat Bart De Wever de ‘auteur’ is van een dieetboek doet geen afbreuk aan zijn imago. VTM en VRT smullen van De Wever, het maakt niet uit of hij in politieke praatprogramma’s of in luchtiger formats zit: hij hoeft maar te kiezen. En dat doet hij, tot wanhoop van media die op zijn zwarte lijst zijn beland, De Standaard voorop.

Geen people manager

Is het de Hugo Schiltz-kant van Bart De Wever, zijn onvermogen tot emotionele intelligentie? Partijgenoten zeggen dat de man geen people manager is. Vandaar dat er best wat kritiek te geven valt op zijn keuze van mandatarissen en medewerkers.

In 2009 pikte Dewever bij VOKA Philippe Muyters weg omdat hij een ‘superminister’ nodig had in Vlaanderen. Na enig inleidend gestuntel bleek Muyters een degelijk en zeker in de bedrijfswereld gerespecteerd vakminister. Maar geen superman.

Was het verstandig om een professor zoals Hendrik Vuye fractieleider te maken in de Kamer? Vuye heeft scherpe ideeën over de staatshervorming, maar was hij daarom de geschikte man om een fractie te motiveren en behendig te zoeken naar grote en kleine compromissen?

Was het wijs om Liesbeth Homans een bevoegdhedenpakket te geven dat larger than life is? In de Vlaamse regering is Homans niet alleen viceminister-president, maar ook minister van Binnenlands Bestuur, van Bestuurszaken, van Wonen, van Steden, van Inburgering, van Gelijke Kansen, van Armoedebestrijding en van Sociale Economie. Is dat ministerschap niet te ruim bemeten, ook voor de intellectuele en politieke capaciteiten van Homans? Bovendien waakt ze erover dat haar kinderen niet lijden onder haar werk. Zou het De Wever raken dat het feit dat Homans niet aan de verwachtingen voldoet hier en daar wordt uitgelegd als een gevolg van een persoonlijke verwijdering tussen de twee? Of zijn er tegenwoordig zo veel N-VA’ers dat ze onderling inwisselbaar zijn? Het is niemand ontgaan dat Vlaams Parlementslid Annick De Ridder haar best doet om een vaste plaats te veroveren in de inner circle van de N-VA-voorzitter. Toen Knack haar enkele weken geleden vroeg welk kunstwerk haar het meest had geraakt of gevormd, was haar antwoord: ‘Nu ben ik de trilogie van Robert Harris over Cicero aan het lezen. Heel spitant en indrukwekkend.’

Een ander voorbeeld. Waarom moest er druk worden uitgeoefend op de verdienstelijke Voerense burgemeester Huub Broers om zich niet meer kandidaat te stellen voor de Senaat, enkel en alleen omdat de partijtop zijn oog had laten vallen op oud-VRT-journalist Jan Becaus? Sindsdien is de ooit zo aanwezige Broers helemaal weg, en vindt Becaus zichzelf wellicht een voorbeeldig politicus omdat hij af en toe een opiniestuk pleegt op de Vlaams-nationalistische website Doorbraak. Een top-N-VA’er: ‘Het is typisch voor een man zonder veel emotionele intelligentie: hij maakt voortdurend foute menselijke keuzes.’

De Wever is veeleer een schaker – op een bord of tien tegelijk. Wanneer hij witte konijnen zoals Philippe Muyters of Johan Van Overtveldt binnenhaalt, dan doet hij dat niet alleen omdat hij behoefte heeft aan hun intelligentie of hun vakkennis, maar ook omdat hij weet dat hij met hen een heel netwerk aan zijn partij bindt. Muyters was de man van Vlaams ondernemersnetwerk VOKA, Van Overtveldt die van de rechtse media en opiniemakers. Econoom, boezemvriend en fietsmakker Geert Noels is in alle mogelijke media aanwezig om op eigen gezag het beleid van Van Overtveldt te prijzen en de oppositie tegen zijn vriend tegen te spreken en te ontzenuwen. Vrienden kennen vrienden, en dat werkt in twee richtingen. Zo kreeg Noels de voorbije regeerperiode al voor 150.000 euro aan opdrachten van de FOD Financiën. Zo werkt dat nu eenmaal – hoeveel studiewerk zou het Leuvense Hoger Instituut van de Arbeid (HIVA), gelieerd aan de christelijke arbeidersbeweging, niet hebben mogen leveren aan CD&V-kabinetten en -administraties?

Erdogan

Je hoeft geen politicoloog te zijn om te zien dat de N-VA de rol van de CVP heeft overgenomen als eerste Vlaamse volkspartij. Zelfs de sociologische basis is gelijk. De N-VA staat electoraal sterker in de stadsrand en de verkavelingen dan in de steden. Die zijn zelfs haar achilleshiel (zie kader). Je kunt ook met enige fantasie namen van N-VA’ers kleven op aloude koppen van CVP’ers. Geert Bourgeois in de rol van Gaston Geens. Johan Van Overtveldt als de nieuwe Mark Eyskens. Ben Weyts als Luc Van den Brande. Koen Daniëls als Daniël Coens. Liesbeth Homans als Miet Smet. Alleen voor Bart De Wever vind je moeilijk een tegenhanger. Leo Tindemans? Twee Antwerpenaren, twee conservatieve Europeanen, twee stemmenkampioenen, twee mannen die verandering beloofden.

Tindemans kon zijn ambitie nooit waarmaken. Wat het lot en vooral het belang van De Wever zal zijn, staat nu nog niet vast. Hij leidt nog altijd de partij, en ook na de dissidentie van Hendrik Vuye en Veerle Wouters is zijn gezag onaangetast. Hij kan het zich permitteren, nu al ruim tweeënhalf jaar na de vorming van de ‘Zweedse’ regeringen in 2014, om niet één partijcongres samen te roepen. Ooit verdacht Jean-Luc Dehaene hem ervan aan het handje te lopen van de radicalen in zijn eigen partij, ‘de Geert Bourgeois en de Frieda Brepoelsen’, schreef hij. Vandaag is er weinig oppositie buiten de partijorganen die De Wever in de hand heeft. Oké, de partijraad durft al eens een penningmeester aan te duiden die niet zijn eerste keuze was, en woordvoerder Joachim Polman houdt de communicatie zo strak in de hand dat zijn omknelling zelfs regeringsleden pijn doet. Maar als dát het niveau is van de interne dissidentie en ontevredenheid, dan heeft de Turkse president Recep Tayyip Erdogan grotere problemen in zijn AK Partij dan Bart De Wever in zijn N-VA.

Maar wat doet De Wever met zijn gezag, met zijn stemmen en met al de macht die hij bezit? Ook voor De Wever zijn de partij en de politieke macht belangrijker dan de Vlaamse Beweging en haar nationalistische utopieën. Dat is een stevig punt van overeenkomst met Hugo Schiltz. En net zoals Schiltz ooit tot het inzicht kwam dat Vlaanderen niet om België heen kan, hebben De Wever en de N-VA’ers rond hem leren leven met ‘het Belgische feit’. Maar anders dan Schiltz durft hij wel zijn spierkracht te gebruiken en de Franstaligen te vernederen. Dit keer niet met nepgeld, maar met echte, brute macht: alleen de MR mag meedoen met de ‘regering- De Wever’, al staat die officieel te boek als de regering-Michel.

‘De Wever dacht als student al aan zijn plaats in de geschiedenis’, wisten oud-KVHV’ers. Die plaats heeft hij al lang afgedwongen in de Vlaamse politiek: in een derde Encyclopedie van de Vlaamse Beweging zullen historici vechten om zijn lemma te mógen schrijven. Maar wat zal hun oordeel zijn over De Wevers rol in het Belgische bestel, of zijn invloed op de Vlaamse samenleving? Zal zijn partij dit land doen ontploffen? Zal de N-VA de economie doen groeien, de overheidsfinanciën saneren, de normen en waarden afdwingen en uiteindelijk het land weer op de Europese kaart zetten? Wat met het bruto nationaal geluk? Zou De Wever en bij uitbreiding de N-VA daar vaak aan denken?

Of geldt de orde van de dag? De N-VA bepaalt de nationale politiek, en daarboven torent Bart De Wever uit. ‘Bart is eenzaam’, liet Siegfried Bracke zich onlangs in Humo ontvallen. Zoals op die foto van de recente N-VA-familiedag in Plopsaland. Het voetvolk is samengestroomd voor K3, en ver weg, boven op het dak van een aanpalend gebouw, staat De Wever zijn achterband te keuren. Hij ziet dat het goed is, en swingt mee. Hoog verheven, eenzaam en alleen. Tot plots het hoofd van Pol Van Den Driessche opduikt. In Hector Malots boek Alleen op de wereld heeft de norse zwerver Vitalis ook een poedel mee, als troost en gezelschap tijdens zijn verder zeer eenzame tocht.

DOOR WALTER PAULI, ILLUSTRATIES SERGE BAEKEN

‘Het is typisch voor een man zonder veel emotionele intelligentie: hij maakt voortdurend foute menselijke keuzes.’

Eind jaren negentig lijkt De Wever zich al geen enkele illusie te maken over de slagkracht van de Vlaamse Beweging.

Als De Wever witte konijnen zoals Muyters en Van Overtveldt binnenhaalt, wil hij niet alleen hun vakkennis maar ook hun netwerk.

Ook voor De Wever zijn de partij en de politieke macht belangrijker dan de Vlaamse Beweging en haar nationalistische utopieën.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content