Jean-Jacques Tamba: "Dat minderwaardigheidsgevoel is bij mij ingebakken"

Het verhaal van Jean-Jacques Tamba (°1940) leest als een lange bootreis heen en weer tussen Matadi en Antwerpen.  Zijn jeugd op een katholieke school in Boma en als 'boy' voor een Belgische familie heeft hem getekend voor het leven. Naar België verhuizen was een moeilijk leerproces. Een dubbel perspectief met humor en veel psychologisch inzicht.  

Jean-Jacques Tamba's ouders hebben het niet breed. Ze komen uit een dorpje in Mayombe, de streek ten noorden van Boma, dat op dat moment de hoofdstad is van Belgisch Congo. Zijn vader vervoert Belgische ambtenaren in een draagstoel, een 'tipoï', of wuift hen koelte toe met een waaier. Later wordt hij chauffeur in Boma. 

Als kind ondervindt Jean-Jacques de rassenscheiding elke dag opnieuw. Hij woont met zijn ouders in de zwarte wijk Kalamu. Wie in de blanke wijk werkt, moet voor het klaroen de avondklok schalt, terug naar zijn eigen wijk. Ook reizen naar andere plaatsen in Congo is voor de meeste Congolezen verboden.  Wie zich niet aan de regels houdt, verdwijnt zonder pardon in het 'cachot'. Zijn vader vliegt soms maandenlang de cel in voor een klein werkincident, omdat hij zich niet kan laten verdedigen door een advocaat. Dat vindt Jean-Jacques Tamba zeer onrechtvaardig.  

Videospeler inladen...

Boy moké

Jean-Jacques Tamba komt op een katholieke missieschool terecht. Hij is een deugniet en krijgt vaak lijfstraffen. Zweepslagen geven met de 'chicotte', doen de paters niet zelf, daarvoor halen ze er een potige zwarte erbij. "Je moest je broek uitdoen en je onderbroek, en dan hielden twee jongens je benen vast. "Ontspan je", zei de pater, en precies dan kreeg je drie zweepslagen.  "Maar niet huilen hoor, want dan krijg je er nog meer."" 

In 1955, wanneer koning Boudewijn Congo bezoekt, hebben de leerlingen twee maanden vakantie. Jean-Jacques biedt zich aan bij een Belgische familie en wordt er omdat hij nog jong is, een 'boy moké', "de kazakkendrager van madame".  Hij draagt de boodschappenmand van de Belgische vrouw wanneer ze haar inkopen doet en wacht buiten wanneer ze nadien nog een aperitiefje drinkt samen met een paar vriendinnen.  

Ik denk niet dat mevrouw me genegen was. Dat mocht ook niet in het systeem. De Belgen moesten tonen dat ze onze meerderen waren. Ze mochten niet echt contact hebben met ons.

Jean-Jacques Tamba, Congolese Belg

In de Belgische marine

Jean-Jacques Tamba kan niet aarden op de katholieke school en zet zijn studies voort in een middenschool. Eind jaren '50 zijn er stilaan meer perspectieven. Hij wordt uit honderden kandidaten geselecteerd om bij de Belgische zeemacht te gaan in Banana, een van de drie marinebases in Congo. "Ze zeiden dat ze Congolese officieren wilden vormen. Want ik denk dat de Belgen de bedoeling hadden om te blijven. Tot dan toe was de hoogste graad die je kon bereiken die van sergeant. "  

Jean-Jacques Tamba maakt de onafhankelijkheid mee in Kinshasa. Hij begrijpt de grote feestvreugde én ook de muiterij achteraf. "Het was de ontlading van de frustratie na jaren van onderdrukking. Dat minderwaardigheidsgevoel woog zo zwaar dat je op een bepaald moment kon ontploffen. Premier Lumumba had gelijk met zijn speech over het onrecht. Hij verwoordde wat er leefde."

Naar Antwerpen

Dan krijgt Jean-Jacques de kans om naar Europa te reizen. De marinebasis zou na de onafhankelijkheid naar België verhuizen. Hij schrijft zich in bij de Compagnie Maritime Belge en gaat als marine-officier aan boord van een passagierschip dat vaart tussen Matadi en Antwerpen. Daar valt zijn mond open wanneer het schip aanmeert aan de Leopoldkaai.

Wat zag ik daar? Blanken met zakken op hun rug. Het waren dokwerkers. Ik dacht: "dat is niet mogelijk! Waar ben ik hier?" Blanken die echt werken, dat had ik nog nooit gezien.

Jean-Jacques Tamba, Congolese Belg

"De vrouwen hebben me gedekoloniseerd"

De jonge officier worstelt nog altijd met zijn afkomst, ook al zijn de meeste Belgen die hij ontmoet erg aardig. Het is bijzonder confronterend dat er in Antwerpen niet alleen blanke dokwerkers rondlopen, maar ook vrouwen die het trottoir voor hun deur vegen en hun ramen poetsen. Dat er arme blanken zijn. Dat er kinderen van hem weglopen in Merksem, waar ze op dat moment nog nooit een zwarte hebben gezien.  Maar de grootste confrontatie wacht hem tijdens een avondje uit in het café De Oude Gans in de Koepoortstraat...

Videospeler inladen...

Integreren in de jaren 60

Dat is een keerpunt in het leven van Jean-Jacques Tamba. Hij beslist om Belg te worden, omdat het minder papierwerk met zich meebrengt dan telkens opnieuw een nieuw verblijfsvisum aan te vragen. Eerst gaat hij aan de slag bij General Motors, daarna, na een paar omwegen, beslist hij om zelf een café te openen omdat hij op het werk als zwarte geen promotiekansen heeft en het werkritme "ingaat tegen zijn genen."

Dertig jaar lang baat hij samen met zijn vrouw het café In de Soete Naem Jesus uit. Het is nog een moeilijke tijd, want integreren lukt wel, - maar veel Belgische geesten zijn nog niet rijp voor een respectvolle omgang met nieuwkomers. Het is voor Jean-Jacques Tamba bijzonder moeilijk om het gevoel van zich af te schudden dat hem is ingeprent: dat hij minder waard is dan een blanke. Dat is voor hem het grote verschil met Congolezen die na de dekolonisatie hierheen zijn gekomen, of hier zijn geboren. 

Videospeler inladen...

Jean-Jacques is ondanks alles optimistisch. Er is een grote evolutie gebeurd . Het gaat niet altijd om racisme, zegt hij. "Je kan vandaag als zwarte je doel bereiken, wanneer je doet wat je kan. 

Alleen als je blijft zitten, met je armen gekruist, dan blijf je waar je bent.
Jean-Jacques Tamba, Congolese Belg

Meest gelezen