Hoe verantwoord is het om historische zwart-witfoto’s in een eigentijds jasje te stoppen?
Belangrijke foto’s uit de wereldgeschiedenis zijn samengebracht en ingekleurd. Fascinerend, maar verantwoord?
Het is even schrikken soms, foto’s die je altijd in zwart-wit hebt gekend plotseling in kleur te zien. Die schrik overkomt je wanneer je door De tijd in kleur bladert, waarin foto’s uit de wereldgeschiedenis (uit de periode 1850-1960) zijn ingekleurd. Tweehonderd bekende en onbekende historische foto’s zijn samengebracht in het boek van de Britse historicus Dan Jones en de Braziliaanse beeldend kunstenaar Marina Amaral. Jones schreef korte essays bij de foto’s, die Amaral, aldus de tekst op de omslag, “op een historisch verantwoorde manier pixel voor pixel” inkleurde.
De schrikreactie die gepaard gaat met het zien van de ingekleurde foto’s hangt uiteraard samen met de vraag in hoeverre het mogelijk is foto’s die in zwart-wit (de gangbare beeldtaal van de fotografie in de eerste eeuw van haar bestaan) zijn gemaakt met hedendaagse technieken verantwoord van kleur te voorzien. Hoe uitputtend er ook research is gepleegd naar de kleuren van uniformen, van ogen en kapsels, van voertuigen en gebruiksvoorwerpen, de interpretatie van de oorspronkelijke beelden is altijd in enige mate giswerk. Wie streng wil zijn in de leer, kan om deze reden de digitale inkleuring afkeuren. Met als valide redenering dat er nimmer mag worden geknutseld aan de werkelijkheid zoals ooit in zwart-wit gevangen. De verhouding tussen fotografie en realiteit is zo al ingewikkeld genoeg.
Het is een kwestie waaraan de auteurs van De tijd in kleur verbazend weinig woorden wijden. Ze beperken zich tot het benoemen van hun intenties: het inkleuren is bedoeld om, zoals de auteurs stellen, ons “opnieuw fris te [laten] kijken naar een dramatische en bepalende periode in de menselijke geschiedenis”. De periode van wereldoorlogen, Holocaust, onafhankelijkheidsstrijd en revolutie, waarin het onveranderd rode bloed onbegrensd vloeide.
Actueel gevoel
Blijkbaar is de tijd er rijp voor om de vermeende onaantastbaarheid van historisch materiaal los te laten. Regisseur Peter Jackson (in de eerste plaats bekend van de filmcyclus The Lord of the Rings) stelde vorig jaar uit documentaire zwart-witfilmbeelden over de Eerste Wereldoorlog They Shall Not Grow Old samen, waarin het materiaal digitaal is opgepoetst tot hd-kwaliteit en van kleuren en door acteurs ingesproken stemmen werd voorzien.
Verfrissen de inkleurtechnieken inderdaad onze blik op de geschiedenis? Zeker verleent het de oude opnamen in De tijd in kleur een gevóél van actualiteit. Omdat we in onze moderne beeldcultuur gewend zijn geraakt aan de alomtegenwoordigheid van kleur, straalt van historische foto’s en films in zwart-wit onvermijdelijk een sfeer van definitief voltooid verleden af. Die wellicht afnemende appreciatie voor de beeldtaal in zwart-wit wordt overigens (onbedoeld, vermoedelijk) door publicaties als deze juist verder bevorderd. Wat niet wegneemt dat het fascinerend is, het gruwelijke stilleven van puin en as in de kamer van het huis in Jekaterinenburg waar de tsarenfamilie Romanov in 1918 door de bolsjewieken werd doodgeslagen, -gestoken en -geschoten.
De blufpokerface van dictator Mussolini onder een muts met gouden adelaarsinsigne. Wat verderop: zijn mishandelde, nauwelijks herkenbare hoofd onder het bloed, nadat hij met zijn maitresse is gelyncht. De soldaten in de bruingrauwe loopgraven bij de Somme, Ku-Klux-Klan-aanhangers geschaard rond een (inderdaad blauw-rood-witte) Amerikaanse vlag. Het zijn foto’s die recenter lijken dan ze zijn, en die de gedachte versterken dat de geschiedenis talrijke elementen van herhaling in zich draagt.
Toch blijft de twijfel knagen. Hoe valt er een zinnige inschatting te maken van de kleuren van de lompen van de uitgemergelde gevangenen die de Amerikaanse bevrijders aantroffen in concentratiekamp Buchenwald? Dezelfde vraag dringt zich op bij de beruchte foto (gemaakt door de Duitse, na de oorlog ter dood veroordeelde generaal Stroop) van het afvoeren van Joden uit het getto van Warschau. Hebben we hier inkleuring nodig om de wanhopige blik van het jongetje met de pet en de handen in de lucht tot ons te laten doordringen? Maken we het onszelf (en toekomstige generaties) te makkelijk om de wereldgeschiedenis in full colour voorgeschoteld te willen krijgen? Of moeten juist nieuwe generaties ook leren dat er voor begrip van het verleden moeite moet worden gedaan? Een eenduidig antwoord is er niet. Wel jammer dat Dan Jones en Marina Amaral in dit belangrijke document hun vingers niet branden aan dat vraagstuk.
Dan Jones, Marina Amaral, De tijd in kleur. Beelden uit de wereldgeschiedenis 1850-1960, Omniboek, 432 p., 35 euro.