Arbeiders hebben meeste kans op burn-out

© iStock

Uit een meting van de KU Leuven bij 1.500 Vlaamse werknemers blijken arbeiders en laaggeschoolden het meest vatbaar voor een burn-out. Het risico ligt ook hoger bij jongeren dan ouderen.

Simon Grymonprez

Wetenschappers van de onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie (KU Leuven) ontwikkelden een nieuwe definitie en vragenlijst om burn-out in kaart te brengen. De verouderde definities waren niet bruikbaar op de werkvloer. Via de BAT (Burnout Assessment Tool) kunnen organisaties en bedrijven (het risico op) burn-out in kaart brengen.

De onderzoekers ondervroegen ook 1.500 Vlaamse werknemers tussen 18 en 65 jaar, representatief voor geslacht, leeftijd en sector.

In Vlaanderen heeft 7,6% van de werknemers ‘waarschijnlijk een burn-out’, dat zijn ongeveer 208.000 werknemers. Ongeveer 9,5% heeft een ‘kans op burn-out’. Zeventien procent zit dus in de gevarenzone: samen gaat het over 462.000 mensen. Ongeveer 83% van de werkende Vlamingen scoort groen en heeft geen burn-out.

Geen sectoriële verschillen

Arbeiders en administratief-bedienden hebben de meeste kans om een burn-out te ontwikkkelen. Twaalf procent van de arbeiders scoort rood, en heeft dus waarschijnlijk een burn-out. Er is ook een link met het opleidingsniveau: hoe lager opgeleid, hoe hoger de kans op burn-out.

‘De hoogste kans op een burn-out ligt dus onderaan de sociale ladder,’ besluiten de onderzoekers. ‘De werkeisen bij arbeiders zouden toegenomen kunnen zijn,’ verklaart professor Hans De Witte de verschillen. Directieleden scoren het laagts op zowel ‘kans op burn-out’ als ‘waarschijnlijk een burn-out’.

‘De kern van de problemen ligt bij het werk zelf', zegt De Witte. ‘Mensen lopen kans op een burn-out wanneer de eisen op het werk te hoog liggen én er te weinig hulpbronnen zijn om met die belasting om te gaan. De concrete jobs van mensen binnen de risicogroepen liggen dus aan de basis van de burn-out.’

Opvallend is dat de kans op een burn-out afneemt met ouder worden. Tussen 18 en 34 is het risico het hoogst. De onderzoekers vonden geen sectoriële verschillen, noch een verschil naar geslacht of arbeidstijd (voltijds versus deeltijds). Ook werd geen verschil gevonden tussen leidinggevend en niet-leidinggevenden.

De KU Leuven-onderzoekers stelden eerst de definitie van burn-out op punt. Vier kernsymptomen van een burn-out werden weerhouden: uitputting (mentaal en fysiek), mentale distantie (sterke weerstand tegen het werk), aandachts- en concentratiestoornissen en emotionele ontregeling (oncontroleerbare heftige emotionele reacties).