Direct naar artikelinhoud

De trilogie vóór de trilogie

Majestatische landschappen, spectaculaire actie, groteske wezens, sprookjeslocaties, gruwelijke gevechten: het zit allemaal (opnieuw) in The Hobbit: An Unexpected Journey, de eerste van drie prequels waarmee Peter Jackson de triomf van Lord of the Rings hoopt te herhalen. Helaas!

Wat gaat de tijd snel. Het is al bijna een decennium geleden sinds scenarist-regisseur-producent Peter Jackson zijn baanbrekende Lord of the Rings-trilogie triomfantelijk afsloot met een massale Oscarwinst. Elk fenomenaal filmepos was toen gebaseerd op een van de drie omvangrijke boeken van J.R.R. Tolkien.

Maar wat gaat de tijd traag wanneer je als kijker het gevoel krijgt dat de regisseur werkelijk álles uit de kast heeft willen halen in een poging om opnieuw drie lange speelfilms te puren uit het nochtans minder lijvige The Hobbit, in 1937 door Tolkien gepubliceerd. Het bleek zo'n onverwacht succes dat de Britse schrijver zijn fantasy-universum van Middle-earth, met zijn vreemde populaties en dito talen, voort zou exploreren in drie Lord of the Rings-boeken, die tenslotte in het midden van de jaren 50 gepubliceerd werden.

The Hobbit situeert zich zo'n zestig jaar vóór de avonturen van Hobbit Frodo en de zijnen. Dit keer is de hoofdrol weggelegd voor Bilbo Baggins (rol van Martin Freeman), een Hobbit die graag zijn pijpje rookt en duidelijk op zijn rust gesteld is. In eerste instantie reageert hij dan ook zeer weigerachtig als tovenaar Gandalf (opnieuw vertolkt door Ian McKellen) hem sommeert om samen op avontuur te vertrekken. Vandaar de ondertitel An Unexpected Journey.

Liedjes

Bedoeling is dat Gandalf, Bilbo en een dozijn dwergen (niet bepaald kleiner dan Bilbo, maar Gandalf torent wél boven iedereen uit) op stap gaan om, samen met hun prins Thorin (rol van Richard Armitage, die erg z'n best doet om iedereen rond hem even intens te fixeren als Viggo Mortensen dat indertijd deed als Aragorn), hun koninkrijk Erebor met bijhorende schat aan goud en juwelen te heroveren. Dat is nodig omdat de vuurspuwende draak Smaug er een tijd voordien zijn intrek heeft genomen. Die episode fungeert nu trouwens als de zeer indrukwekkende proloog van The Hobbit.

Dat de film nadien nogal traag in gang schiet, is een understatement. Het duurt bijna drie kwartier - en zelfs een paar liedjes - vooraleer het bonte gezelschap eindelijk op pad gaat. Het is niet echt een spoiler om te verklappen dat ze op het einde van deze eerste film, die bijna 170 minuten duurt, nog niet eens aangekomen zijn in Erebor. Er moeten immers nog twee andere films gevuld worden.

Gollum

Onderweg doorheen Middle-earth gebeurt er nochtans genoeg: ontmoetingen, confrontaties en gevechten met Orcs, Goblins, Trolls, Wargs en wat Elf-royalty, zodat Cate Blanchett als Galadriel en Hugo Weaving als Elrond ook even hun opwachting kunnen maken, net als Christopher Lee als tovenaar Saruman (die steeds meer op regisseur Michael Haneke begint te lijken). Er volgt ook nog een uitgebreide kennismaking tussen Bilbo en de schizofrene Gollum (opnieuw vertolkt door Andy Serkis), waarbij ook de roemruchte ring voor het eerst opduikt. Het is typerend voor het dramatische onevenwicht van The Hobbit: An Unexpected Journey dat deze op zichzelf sublieme en onheilspellende confrontatie - het duo test elkaar met raadseltjes - de kijker toch ongeduldig maakt omdat het uitgesponnen aanvoelt en de dichterbij komende finale vol wapengekletter en ander spektakel alleen maar lijkt uit te stellen.

Slapstick

Peter Jackson toont opnieuw zijn onmiskenbaar CGI-vakmanschap, episch meesterschap en visuele bravoure. Maar het geheel imponeert minder dan de op zichzelf soms briljante delen. En de nieuwigheid is er een beetje vanaf. In de Lord of the Rings-trilogie kon de kijker, zonder daarom een Tolkienfan te zijn, kennismaken met en meegesleept worden door een fascinerende en betoverende mythologie. Dat verrassingseffect is, zoals bij prequels wel vaker gebeurt, grotendeels verdwenen en wordt zeker niet gecompenseerd door er af en toe wat slapstick aan toe te voegen.

WENNEN AAN NIEUWE SPITSTECHNOLOGIE

Het is een van de bekendste boutades van de Franse filmpaus Jean-Luc Godard: "Le cinéma, c'est vingt-quatre fois la vérité par seconde." Een verwijzing naar het feit dat er per seconde 24 beelden door de filmprojector rollen. Maar zelfs JLG kon niet vermoeden dat die snelheid ooit nog opgedreven zo worden. Voor het draaien van The Hobbit: An Unexpected Journey maakte Peter Jackson gebruik van speciaal ontworpen digitale camera's, die maar liefst het dubbele (48 frames per second (fps)) kunnen registreren. Het nieuwe opname- én projectieprocédé wordt High Frame Rate (HFR) genoemd. Naar verluidt zou James Cameron ook overwegen om de sequels van Avatar met dat HFR-systeem te draaien.

Het principe is eenvoudig: als er aan 48 in plaats van 24 fps gedraaid wordt, kan er dubbel zoveel visuele informatie weergegeven worden. HFR moet onder meer zorgen voor meer scherpte en dat vooral bij snelle camerabewegingen. Peter Jackson is meteen een fervent pleitbezorger van deze nieuwe filmtechnologie geworden, al geeft hij wel toe dat een gewenningsperiode nodig kan zijn.

De HFR-versie van The Hobbit, die deze week aan de pers getoond werd, was niet bepaald een eye-opener, maar misschien moeten we inderdaad nog wennen aan het procédé. Het was pas bij de eerste massale actiescène dat we een hogere scherpte konden vaststellen. Toeval of niet, maar Peter Jackson maakte op dat moment ook gebruik van slow motion. Alsof hij wou zeggen: 'Kijk eens hoe haarfijn alles eruit ziet! Hoe elk detail zichtbaar wordt.' Wat wél meteen opviel, was de verhoogde helderheid van het beeld, ook al speelden veel scènes zich af op donkere locaties. Het betrof hier namelijk een 3D-vertoning en als men bij dergelijke projecties de test doet om af en toe heel even de bril op te heffen, dan ziet men meteen dat het beeld natuurlijk waziger, maar ook veel helderder wordt. Het verlies aan lichtsterkte, alsof men door een zonnebril naar een film kijkt, was hier duidelijk minder. Maar sommige collega's vonden het beeld dan weer te helder. Het zal hoe dan ook een subjectieve kijkervaring blijven, die hier en daar al vergeleken wordt met de discussie tussen cd-fans en vinylaficionado's.

Wat The Hobbit betreft, bewaart de kijker wel de nodige keuzevrijheid. De film kan bekeken worden in 2D én in 3D aan 24 fps en in bepaalde bioscopen dus ook in 3D aan 48 fps. Het verschil zal zich ook wel in de prijs van het bioscoopticket weerspiegelen.