Direct naar artikelinhoud

De steen voor de geheime schatkamer is weggerold

Hoe relevant zijn de Rolling Stones nog? Dat is, meer nog dan het verbazende feit dat er na bijna veertig jaar tien onuitgegeven songs opduiken, de voornaamste vraag die de nieuwe editie van Exile on Main Street oproept. Opnames die in 1972 niet goed genoeg werden bevonden, behoren nu moeiteloos tot het beste dat de band in decennia heeft uitgebracht.

Stonesklassieker ‘Exile on Main Street’ opnieuw uit met tien onuitgegeven nummers

Opmerkelijk hoe de tijdsgeest keren kan. Toen Exile on Main Street destijds verscheen, werd de plaat (een dubbele dan nog) erg lauw onthaald. Er stonden met ‘Tumbling Dice’ en ‘Happy’ weliswaar twee hits op, maar zelfs zanger Mick Jagger had er een jaar later nog weinig goeds over te melden.

Maar dat was toen en dit is nu. Inmiddels bestaat er een consensus over dat de tiende studioplaat van de Stones niet alleen een hoogtepunt is in het oeuvre van de groep, maar bovendien een mijlpaal vormt in de geschiedenis van de Britse rock-’n-roll. Wie de nummers vandaag herbeluistert, kan er alleszins niet omheen dat ze veel vitaler en smeriger klinken dan al de overbodige platen die de Stones in de voorbije vijfentwintig jaar hebben uitgebracht. Want dat is een waarheid waar zelfs de meest hardnekkige Stonesfan niet omheen kan: de groep is een geldmachine geworden die op tournee in hoofdzaak teert op oude classics, en zelf ook beseft dat recentere cd’s als Bridges To Babylon en A Bigger Bang meer gekocht dan beluisterd worden.

Precies daarom vormt Exile on Main Street nu zo’n verademing. Begin jaren ’70 zaten de Stones financieel compleet aan de grond. Niet dat het geld niet binnenrolde, toen. Alleen werd destijds op topinkomens maar liefst 93 procent belasting afgehouden, waardoor de bands ondanks het succes en de hits tegen een aanzienlijke schuldenberg aankeken. Bijgevolg vluchtten de Stones naar Frankrijk en sloegen ze, samen met een reeks technici, drugdealers, lieven en fotografen, hun tenten op in het zuiden van Frankrijk. Daar huurde de band een mobiele studio en werd, in een villa die tijdens de oorlog nog het hoofdkwartier van de Gestapo was geweest, begonnen met de opnamen van een nieuwe plaat. Richards had op dat moment net een nieuwe liefde gevonden, heroïne, en dat viel eraan te horen: nooit eerder klonken de Stones zo rauw, smerig, en waren de songs zo uitgesproken seksueel geladen.

Doordat de hele groep in dezelfde villa aan Villefranche-sur-Mer logeerde, kon er op elk moment van de dag opgenomen worden, maar net zo goed resulteerden de sessies net daardoor regelmatig in chaos. Countrymuzikant Gram Parson, geen heilige als het op druggebruik aankwam, kwam een maand lang op visite. Cultschrijver William S. Burroughs, een notoire junkie, hing in de villa rond. En vaak trok de band zich dagen aan een stuk terug in de kelder om er al improviserend nieuwe songs te schrijven. In de nieuwe documentaire over die periode zegt saxofonist Bobby Keys dat de opnamen “about as unrehearsed as a hiccup” verliepen. Exile on Main Street heeft na al die jaren niets aan zeggingskracht ingeboet. Meer nog: als de Stones in de hoofden van veel fans nog altijd als een ruige, gevaarlijke rockgroep beschouwd worden, is dat vooral de verdienste van platen als deze. Dat er nu ook tien zeer behoorlijke bonusnummers aan zijn toegevoegd, kennelijk ontdekt door Mick Jagger terwijl hij zijn archiefkast zat op te ruimen, zegt wat over de schatkamer archiefmateriaal die wacht om ontgrendeld te worden. Het idee dat er de volgende jaren nog meer onbekende nummers worden afgestoft is alleszins een stuk aantrekkelijker dan het vooruitzicht op een echte nieuwe Stonesplaat.