Direct naar artikelinhoud

Olie op het vuur in Saudi-Arabië?

Filip Van den Abeele is actief in de olie- en gasindustrie. Hij is, met Lieven Scheire, auteur van Wat als de olie op is.

Het ministerie van Financiën van Saudi-Arabië maakte begin deze week bekend dat de benzineprijzen in het land met onmiddellijke ingang met 40 tot 67 procent zullen stijgen. Het is een acute en brutale reactie op de gestage maar even brutale neergang van de olieprijs op de internationale markten. Waar een vat ruwe olie in de zomer van vorig jaar nog ruim 115 dollar kostte, is de prijs inmiddels gedecimeerd tot nauwelijks 36 dollar, het laagste peil in meer dan tien jaar. De gevolgen laten zich voelen: Saudi-Arabië, dat voor 90 procent afhankelijk is van olie-inkomsten, kampt met een deficit van bijna 100 miljard dollar (of 15 procent van het bbp) op de begroting.

Het noopt de grootste olie-exporteur ter wereld tot even dringende als dwingende maatregelen. De gulle subsidies op benzine, oliederivaten, maar ook elektriciteit en water worden drastisch teruggeschroefd. De Saudi's zetten de hakken in het zand, en lijken zich voor te bereiden op een regime van langdurig lage olieprijzen.

Over de neergang van de olieprijzen is het voorbije jaar behoorlijk wat inkt gevloeid, en de onderliggende oorzaak is genoegzaam bekend: een structureel en buitensporig overaanbod. De waardering van petroleum, als smeermiddel voor de wereldeconomie en barometer van de conjunctuur, is aan beide zijden hard getroffen. De Chinese malaise, en bij uitbreiding de wereldwijde groeivertraging, heeft geleid tot een verzwakkende vraag naar aardolie. Terzelfdertijd bereikte het (over)aanbod van olie historische proporties. Dankzij de massale ontginning van schalieolie zijn de Verenigde Staten, voor het tweede jaar op rij, de grootste olieproducent ter wereld.

De OPEC, het kartel van olie-exporterende landen, weigert ondertussen halsstarrig haar productie terug te schroeven. Door in te zetten op een behoud van marktaandeel werken de Arabieren de lage olieprijs zélf in de hand. Het maakt deel uit van een bewuste strategie om concurrenten uit de markt te prijzen. Landen als Saudi-Arabië en Koeweit kunnen immers een vat olie oppompen voor minder dan 10 dollar, terwijl de productieprijs voor Amerikaanse schalieolie ruim 50 dollar per vat bedraagt. De recent gepubliceerde 'World Oil Outlook' van de OPEC lijkt olie op het vuur te gooien, door te voorspellen dat de olieprijs de komende dertig jaar ruim beneden de 100 dollar zal blijven. Het is een adembenemend stratego, waarbij vooralsnog niemand met de ogen durft te knipperen.

Ook de Golfstaten zullen de komende jaren de tering naar de nering moeten zetten. Hoewel de kosten van olieproductie in de Emiraten laag ligt, is hun begroting nog steeds geschoeid op olieprijzen die de komende jaren slechts een verre echo zullen blijken. Het nationale budget van Saudi-Arabië is in evenwicht bij een olieprijs van ruim 100 per vat, en Venezuela draait break-even bij 120 dollar. In Iran dreigt zelfs een tekort zodra een vat olie goedkoper wordt dan 130 dollar. De draconische maatregelen die de Saudische minister van Financiën eergisteren aankondigde, zijn een eerste stap om te leren zaaien naar de zak. Het rigide regime heeft ook meer armslag dan westerse landen om zijn sociale programma's, waaronder de subsidiëring van benzine en elektriciteit, drastisch terug te schroeven.

Niettemin mag Saudi-Arabië er niet te lichtzinnig aan voorbijgaan dat die programma's, in de naweeën van de Arabische Lente, fungeerden als brood en spelen. Begin deze maand was ik op rondreis in het Midden-Oosten en heb ik mogen vaststellen dat onder de schijnbare lethargie van de bevolking nog steeds een latent ongenoegen smeult. De lage olieprijs en de navenante sociale repercussies dreigen opnieuw het vuur aan de lont te steken. Het is een onzalige gedachte voor een kruitvat dat op een boogscheut ligt van Jemen, Irak, Iran en Israël.