Direct naar artikelinhoud

Als er rumoer is, is het nieuws. Of het wáár is, is een tweede

Nieuws is niet zomaar een blik op de wereld. Het is een specifieke, vaak beperkende en soms zelfs misleidende blik. In De nieuwsfabriek biedt Rob Wijnberg - filosoof van dertig en journalist uit duizend - zijn kritische blik op hoe de media ons wereldbeeld vervormen. Dit tweedelige essay is daaruit een fragment.

Iedere dag worden er talloze uitstekende artikelen, reportages en documentaires gemaakt, die de burger informeren over wat er om ons heen gebeurt. Lang niet alles wat er in medialand wordt geproduceerd, is een bewijs voor de hypothese dat nieuws ons eenzijdig of anderszins misleidend informeert. Het is mij vooral te doen om het dominante beeld dat komt bovendrijven uit al die nieuwskanalen tezamen en dat blijft hangen bij de frequente kijkers en lezers.

Wat mij in de loop der jaren is opgevallen, is dat er onder nieuwsvolgers veel stille aannamen en vooroordelen leven over wat als nieuws mag worden gekwalificeerd en wat niet. Als hoofdredacteur van nrc.next, een krant die van alle landelijke dagbladen in Nederland de meest alternatieve blik op het nieuws heeft, ontving ik met enige regelmaat brieven van lezers waarin ze hun verbazing uitten over de onderwerpkeuze van de redactie. Een voorpaginaverhaal over hoe honden in ons land op grote schaal worden doorgefokt waardoor ze aan allerlei nieuwe ziektes lijden, werd door meerdere lezers ontvangen met de kritiek: 'Dat is toch geen nieuws?' Uit de reacties bleek: mensen hebben vaak uitgesproken opvattingen over wat op de voorpagina van een krant als 'nieuws' mag worden gepresenteerd en wat niet.

Opvattingen die het publiek overigens deelt met de makers van nieuws, want journalisten hebben eveneens zeer sterke, veelal onbewuste ideeën over wat wel en geen nieuws mag worden genoemd. Dat is aan de ene kant logisch: als maker en volger van nieuws moet je enige notie hebben van wat het precies is dat je maakt en volgt. Maar tegelijkertijd is het ook vreemd. Want er gebeurt zoveel in de wereld en er zijn zo onvoorstelbaar veel manieren om die wereld te beschrijven, dat het eigenlijk iedere dag weer een verrassing zou moeten zijn wat er in de krant staat of op het Journaal komt. Dat is echter zelden het geval. Nieuws draait, in grote lijnen, maar om een paar dingen: elites (politici, directeuren, beroemdheden), grote instituties (politieke partijen, multinationals, vakbonden, overheidsinstellingen) en geld (kostenposten, verspilling, groei, werkloosheid).

Pr-industrie

Tegenwoordig worden politiek en bestuur meer dan ooit bepaald door spindoctors en communicatiestrategen, wier taak het is om de beeldvorming in de media naar hun hand te zetten. In die zin mag het zorgwekkend worden genoemd dat er volgens recent onderzoek ook in Nederland inmiddels tien keer meer pr-medewerkers, communicatiestrategen en spindoctors zijn dan journalisten. Door die sterk gegroeide pr-industrie is het streven naar objectiviteit steeds problematischer geworden. Als theoretisch ideaal betekent 'objectief' namelijk dat de journalist een onpartijdig en neutraal beeld van de wereld schetst, maar in de praktijk bevordert de objectiviteit juist het omgekeerde: de journalist constateert iets, tekent twee verschillende meningen op en laat vervolgens in het midden wat ervan klopt of wie er gelijk heeft. Hij mag immers niet 'oordelen'. Het gevolg is dat machtige instituten, die de meeste middelen hebben om de publieke opinie naar hun hand te zetten, steevast de bovenliggende partij zijn in onze door beeldvorming bepaalde mediacratie. Zij gebruiken de 'objectieve' journalist als boodschapper om de beeldvorming in hun voordeel te beslissen.

Dat objectiviteit in een tijdperk van spin, framing en public relations een problematisch principe is geworden, wordt inmiddels door velen onderschreven, ook al koesteren in de praktijk veel journalisten van de traditionele stempel het ideaal nog wel. En ook op de vakopleiding leren journalisten in spe nog steeds hoor en wederhoor te plegen zonder daarbij rekening te houden met de machtspositie van de respectieve partijen die worden ondervraagd. In die zin heeft de journalistiek zich nauwelijks aangepast aan de veranderde wereld om ons heen.

En ook op andere terreinen is onze nieuwsvoorziening nog steeds tamelijk ouderwets georganiseerd. Zo zijn de meeste redacties, met name op kranten, ingedeeld op een manier die de wereld uit de negentiende en twintigste eeuw weerspiegelt: er is een binnenlandredactie, een buitenlandredactie, een Haagse redactie (onze Wetstraatredactie), een economieredactie enzovoorts. Die indeling stamt uit de tijd dat de natiestaat de belangrijkste politieke eenheid vormde, de economie nog duidelijk afgebakend werd door landsgrenzen en de belangrijkste politieke besluiten werden genomen op nationaal niveau. Maar inmiddels leven we in een geglobaliseerde wereld, waarin de meeste problemen en ontwikkelingen grensoverschrijdend zijn. Klimaatverandering, milieuvervuiling en cybercrime trekken zich niets aan van landsgrenzen. Multinationals opereren wereldwijd, niet nationaal. Criminaliteit manifesteert zich steeds meer in wijdvertakte netwerken. Financiële markten en internationale geldstromen beperken zich al lang niet meer tot de beurs in Amsterdam of Londen. En de belangrijkste wetten, regels en besluiten zijn afkomstig van supranationale organen, zoals het Europese parlement in Brussel of de Verenigde Naties in New York. Met andere woorden: het binnenland, het buitenland, de nationale economie, de nationale politiek en de grenzen daartussen hebben enorm aan relevantie ingeboet, veel meer dan het schema van de wereld zoals dat gehanteerd wordt op redacties en in kranten doet vermoeden. Het feit dat nieuwsmedia nog altijd correspondenten in landen hebben (bijvoorbeeld 'correspondent Rusland' of 'correspondent Iran') in plaats van correspondenten op ontwikkelingen (zoals 'correspondent energie' of 'correspondent migratie') is daar ook een manifestatie van.

Tot slot, en niet in de laatste plaats, loopt de traditionele nieuwsvoorziening ook achter op verreweg de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen twee decennia: de opkomst van het internet. Door de digitalisering zijn oude dogma's bij het maken van nieuws volledig op losse schroeven komen te staan.

Dat heeft verregaande consequenties voor het soort informatie dat je kunt bieden. Waar traditionele media als televisie en kranten informatie produceren voor een meestal zeer generiek (want het liefst zo groot mogelijk) publiek, biedt het web de mogelijkheid informatie te differentiëren. Je kunt journalistiek produceren voor leken, voor gevorderden of voor experts - en dat allemaal binnen dezelfde productie.

Eendimensionale informatie

Wie deze (en nog vele andere) veranderingen in ogenschouw neemt, ziet onmiddellijk dat traditionele media zich nauwelijks hebben aangepast aan deze nieuwe, virtuele realiteit. Televisie en kranten (en in veel gevallen ook hun websites) werken grosso modo allemaal nog met de productiemethoden van twee eeuwen geleden: er is een strikte deadline, de uitzending of publicatie is eenmalig en onveranderlijk, er is nauwelijks communicatie tussen medium en publiek, de producties zijn volledig afgebakend in formats (aantal minuten, aantal woorden, aantal pagina's), en het soort informatie is in de meeste gevallen eendimensionaal en ongelaagd. Wie iets wil weten over een gebeurtenis of een thema heeft geen andere ingang dan die ene die in de krant of op tv wordt geboden - meer of minder is er niet. Er zijn inmiddels wel uitzonderingen op de regel, maar in het algemeen geldt: journalisten bij kranten en televisie maken nog steeds hetzelfde product als dertig jaar geleden, met als enige verschil dat hun product ook een digitale versie kent.

Kortom, aanleiding genoeg om stil te staan bij de mechanismen achter onze nieuwsvoorziening en dieper na te denken over de rol die het nieuws in de hedendaagse mediacratie vervult en welke rol het in de toekomst zou kunnen en moeten vervullen, in de hoop een groter bewustzijn te kweken van wat nieuws is en wat het zou kunnen zijn. Bovendien hoop ik dat mijn boek collega-journalisten aanzet om eens te reflecteren op hun werk. Want journalistiek is niet bepaald een vak dat veel ruimte laat voor (zelf)reflectie. Nieuws jagen en maken is een hectische bezigheid, die vaak gepaard gaat met een enorme tijdsdruk en haast.

Het is veelzeggend dat Marcel Gelauff, hoofdredacteur van het NOS Journaal, onlangs in een interview opbiechtte dat hij in de 24-uursnieuwsvoorziening van tegenwoordig de snelheid waarmee een nieuwsfeit gebracht kan worden belangrijker vindt dan de feitelijke juistheid ervan. "Stel", zei Gelauff, "dat De Telegraaf van morgen opent met het bericht dat een minister zwart geld heeft. Het kan uren duren voordat je bevestiging hebt en in die tussentijd hoor je overal reacties van commentatoren en Kamerleden. Dan kunnen wij als NOS niet zwijgen. Dan moeten wij mee. [...] We proberen het wel te controleren, maar als dat niet meteen lukt, is fact checking in zo'n geval niet langer heilig. We leven in andere tijden." Kernachtiger kan de moderne aandachtseconomie niet worden getypeerd. Als er rumoer is, is het nieuws. Of het wáár is, is een tweede.

Zwaard van Damocles

Daarmee doen journalisten hun publiek, de samenleving én zichzelf tekort. Wat mij misschien nog wel het meest is opgevallen in de tien jaar dat ik in de media werkzaam ben, is hoe betrokken, empathisch, geïnformeerd en oprecht nieuwsgierig de meeste journalisten zijn. Ze zien journalistiek meer als maatschappelijke taak dan als baan. Alleen: daar zie je vaak maar heel weinig van terug in de kranten, journaals en talkshows die ze produceren.

Als je de mensen kent die ze maken, valt je pas echt op hoe onpersoonlijk, onbetrokken en afstandelijk nieuws eigenlijk is. Van de betrokkenheid en het morele kompas die journalisten zo typeren, sijpelt maar een heel klein deel door in het product dat ze aan het einde van de dag afleveren. Niet zelden zijn de gesprekken die ik in de wandelgangen of in de kroeg met collega's voer over het nieuws, de politiek en de wereld, dan ook vele malen interessanter, prikkelender en informatiever dan de berichten of artikelen die ik van hun hand lees in de krant. Dat is niet zozeer een verwijt aan het adres van die journalisten, maar meer een institutioneel probleem: de manier waarop veel grote mediabedrijven zijn georganiseerd, zorgt ervoor dat er enorm veel tijd, energie en aandacht verloren gaat aan bijzaken als de deadline halen, concurreren met andere media en zo veel mogelijk kliks en tweets scoren. Journalistiek als nieuwsfabriek.

Daar is een verklaring voor. Traditionele media begeven zich in een structureel stagnerende markt waar de vraag 'Bestaan we over een paar jaar nog wel?' voortdurend als een zwaard van Damocles boven hangt. Want hoewel er nog nooit zo veel nieuws geconsumeerd is als nu, is de bereidheid om ervoor te betalen lager dan ooit. Ieder jaar klinken op redactiebijeenkomsten in het hele land (zelfs in de hele wereld) almaar somberdere geluiden over dalende advertentie-inkomsten, slinkende oplages, minder kijkcijfers en, als gevolg daarvan, nieuwe bezuinigingsrondes en gedwongen ontslagen. Dat creëert niet een sfeer van zelfvertrouwen, ambitie en innovatiedrang. Zijn we nog van belang? Wat geeft ons nog bestaansrecht? Het zijn existentiële vragen die aan veel traditionele nieuwsorganisaties knagen. En daar worden ze alleen maar conservatiever van dan ze van nature al zijn. Ze klampen zich vast aan wat ze kennen, wat ze altijd hebben gedaan en waar ze ooit een 'meneer' om werden genoemd.

Het is tijd om dit patroon te doorbreken. Om journalistiek opnieuw uit te vinden. En om van nieuws te maken wat de naam ons eigenlijk belooft: iets nieuws.