Direct naar artikelinhoud

Oudste bank ter wereld genationaliseerd

De noodlijdende Italiaanse bank Monte dei Paschi di Siena is er niet in geslaagd om een broodnodige kapitaalronde tot een goed einde te brengen. De Italiaanse overheid speelt brandweer, om een uitslaande brand te voorkomen.

Palazzo Salimbeni op de gelijknamige piazza in de Italiaanse stad Siena is dezer dagen het toneel voor een drieste commedia del arte. Het hoofdkwartier van Monte dei Paschi di Siena davert op zijn grondvesten.

Gisterenavond werd bevestigd wat al enkele dagen in de lucht hing: de broodnodige kapitaalinjectie van 5 miljard euro is mislukt. Het aandelenplan waarmee de bank haar kapitaalprobleem wilde oplossen, heeft tot op heden amper 2 miljard euro opgeleverd. Nu een poging om de eigen boontjes te doppen is mislukt, moet de Italiaanse regering bijspringen opdat de 600 jaar oude bank alsnog kerstmis haalt. De kern van de regering kwam gisterenavond in spoed bijeen.

Het aandelenplan liep stuk op de weigering van het staatsfonds van Qatar om mee te doen. Het staatsfonds twijfelt over de overlevingskansen van de bank. De bank zou voor nog maar vier maanden geld in kas hebben. Volgens de Italiaanse krant La Stampa zou de Italiaanse regering een belang van minstens 50 procent in de bank nemen. Andere bronnen spraken gisteravond zelfs van 70 procent. De uitwerking van een definitieve oplossing kan volgens zakenkrant Il Sole 24 Ore nog maanden op zich laten wachten. In de tussentijd zou Monte dei Paschi wel met staatsgaranties overeind worden gehouden.

De Italiaanse regering-Gentiloni zette eerder deze week uit voorzorg alvast een bedrag van liefst 20 miljard euro klaar om een uitslaande brand tegen te gaan. Volgens de Europese Centrale Bank zitten veertien grote Italiaanse banken opgezadeld met liefst 286 miljard euro aan slechte kredieten, waarvan helemaal niet zeker is dat ze ooit zullen worden terugbetaald. Monte dei Paschi di Siena, de op één na grootste bank van Italië, is daarbij het meest kwetsbaar. De bank aan zijn lot overlaten zou een regelrecht drama zijn, aangezien veel Italiaanse gezinnen er in hebben geïnvesteerd. De bank is tevens de spil in het hele socio-economische leven van de Toscaanse regio.

Achterpoortje

Dat brengt de nieuwe Italiaanse premier direct in een lastige positie. Paolo Gentiloni, sinds 12 december de opvolger van Matteo Renzi, mag al meteen de andere Europese leiders en vooral de ECB proberen te overtuigen van het nut van de staatsingreep. Volgens de nieuwe Europese regels mag de staat alleen bijspringen als eerst de aandeel- en obligatiehouders hun verlies nemen. Daar zit het probleem van Gentiloni. Ongeveer de helft van het verlies komt voor rekening van de kleine investeerder. Dit zijn gewone sparende Italianen die obligaties van de bank hebben gekocht als financieel extraatje of voor als ze met pensioen gaan. Als zij hun geld verliezen, kan dat tot sociale onrust leiden.

Gentiloni, die voorheen minister van Buitenlandse Zaken was, zal zich allicht beroepen op een achterpoortje in de regelgeving: als de regels leiden tot instabiliteit, mag een land de aandeel- en obligatiehouders beschermen. Het is dan aan de staat - de belastingbetaler dus - om zelf voor de extra kosten op te draaien. Het kan nog wel even duren voor Europa zijn fiat geeft. De vrees voor een nieuwe Europese bankencrisis lijkt intussen voorbarig. Tal van Europese financiële instellingen hebben wel banden met de Italiaanse financiële sector. Vooral Frankrijk heeft een groot uitstaand risico. In ons land is vooral de Belgisch-Franse restbank Dexia blootgesteld aan Italiaanse banken. Evenwel voor 'slechts' 256 miljoen euro, waarvan amper 2 miljoen euro aan echt 'zwakkere banken'. Een verwaarloosbaar risico dus.