Direct naar artikelinhoud

Een lofzang op de single

In een niet eens zo ver verleden dachten de mensen bij het woord 'single' niet aan een vrijgezelle medemens, maar aan een vinylplaatje dat kon worden afgespeeld op een pick-up. Marc Didden groeide op met het kleinood en brengt een hommage. 'Mijn liefde voor muziek is door de single geboren.'

Ooit was ook ik 6 jaar oud en ik woonde toen samen met mijn ouders en drie oudere broers in een huis waar geen warm water voorhanden was en ook geen badkamer, geen telefoon, geen koelkast. Wèl een flink eikenhouten radiotoestel dat leek op een New Yorkse wolkenkrabber. Volgens mijn tweede oudste broer was die radio zo groot omdat er binnenin die magische machine een klein, maar veelkoppig orkest woonde dat niets anders moest doen dan de hele dag lang ten behoeve van ons gezin vrolijke muziek te berde brengen.

Die klanken moesten ons doen vergeten dat de naoorlogse jaren eigenlijk nog een beetje grijs en grauw waren, wat aardig lukte overigens. Want al herinner ik me niet veel van mijn jeugd, dan kan ik toch met stelligheid beweren dat ze heel gelukkig was. Wanneer ik eens naar die mannetjes wilde gaan kijken en achter de radio kroop om dat te doen, zei mijn broer dat ze daar net bang van werden en heel schuchter, en wanneer je ze dus per se wilde zien ze zich net dan verscholen hielden.

Geen mannetjes, dus. Maar ook geen warm water. En dus geen badkamer, wat mij niet slecht uitkwam. Geen telefoon. En ook geen platenspeler. Wellicht waren er daarom geen grammofoonplaten in dat huis aanwezig, op die twee exemplaren na die uit broos schellak vervaardigd waren en die tegen 78 toeren per minuut moesten afgedraaid op de pick-up die we niet hadden, dus.

Op eentje daarvan waren twee Duitse stapliederen te horen, een cadeau van een mof die mijn vader ooit tegengekomen was op café. Een andere was van veel hogere orde. Het betrof Elvis Presley's versie van Ray Charles' 'I Got a Woman'. Nooit gedraaid in ons huis, maar door mijn broers wel gekoesterd alsof het een betere versie was van de heilige graal.

Op een mooie dag in 1956 vroeg ik of ik het kleinood eens mocht vasthouden. Dat mocht. Ik liet de schijf meteen uit mijn kleine handen vallen en ze spatte zodoende in welhaast honderdduizend stukken uiteen op de harde keukenvloer. Drama. Het is nooit meer écht goed gekomen tussen mijn broers en mij.

Moderne tijden

Twee jaar later ging aan de Heizelvlakte in Brussel de universele wereldtentoonstelling Expo '58 open en werd dit land van ons in enkele weken van de 19de eeuw naar de moderne tijden gecatapulteerd. Vraag me niet waarom, maar in één keer dronken mijn ouders toen op zondag geen pompwater meer maar rode wijn die uit mandjesflessen chianti kwam, mocht ik mijn korte flanellen broek inruilen voor een lange die uit Engelse stof vervaardigd was en kreeg mijn broer een platenspeler van het merk Novak.

Van een langspeelplaat hadden we nog nooit gehoord en die ene overblijvende 78 toerenplaat met Teutoonse gezangen erop hadden we bewust verloren gedaan dus moesten er wat singles aangeschaft worden. De eerste drie heetten 'Red River Rock', 'Doe maar net alsof' en 'I'm Sorry', en ze waren respectievelijk van Johnny and the Hurricanes, van Peter Koelewijn en de Rockets, en van Brenda Lee.

Ik heb die singles nog alledrie en ik draai ze op droevige winteravonden nog regelmatig en met veel liefde en respect op mijn spiksplinternieuwe en helemaal draagbare Crosley-platenspeler.

Vlug vingerwerk

'Maar wat zijn singles ook alweer?', hoor ik u denken. Wel, als we even de soms pijnlijke problematiek van de niet in een vaste relatie verkerende medemens terzijde laten, dan houdt de definitie van een single in dat het hier om een geluidsdrager gaat waarop één of meerdere songs te horen zijn die al dan niet afkomstig zijn van een bestaand muziekalbum, er vaak ook een voorbode van zijn of een uittreksel dat vaak als promotiemiddel gebruikt wordt. In wezen was het gedurende de jaren 50, 60, 70, 80 en begin 90 vooral een glimmende zwarte schijf van een centimeter of 20 doorsnede die normaliter tegen 45 rpm afgespeeld moest worden.

Er waren ook variaties op qua omvang en toerental, steunkleur en aantal tracks. Eén song was het strikte minimum, maar soms waren het er ook 3 of 4 of zelfs 5. Al spraken wij kenners in dat geval toch liever van een Extended Play, kortweg ep.

Singles kostten in verhouding tot ons zakgeld erg veel (3 à 4 keer het wekelijkse stipendium!), maar vergeleken met een langspeelplaat waren ze dan weer spotgoedkoop. En nog goedkoper als je wat geduld had en ze een maand of drie na hun release in de ramsj kon vinden.

Omdat de meeste mensen ook toen al, zoals nu nog steeds, eerder slechte smaak hadden, was het voor mijn vrienden en mijzelf niet moeilijk om kwaliteit op de kop te tikken mits enig vlug vingerwerk in de rekken van de platenafdelingen in de Innovations, Bon Marchés en Grand Bazars van onze jeugd.

'Rip It Up' van Little Richard, 'Like a Rolling Stone (Parts 1 en 2)' van Bob Dylan, 'Blue Monday' van Fats Domino, 'Paperback Writer' van The Beatles, 'Chain Gang' van Sam Cooke, 'Tombe la Neige' van Salvatore Adamo: ze liggen hier nog allemaal te blinken in mijn bureau en ik heb er allemaal de helft minder voor betaald dan voor een boterham met kaas bij Het Dagelijks Brood, en er duizendmaal meer plezier van gehad.

Janis Joplin, Dusty Springfield, The Band, Donovan, The Bonzo Dog Doo Dah Band, Jefferson Airplane, Canned Heat: ook zoveel.

Aha-erlebnis

Mijn liefde voor muziek is door de single geboren. Ook al omdat ik in een wereld leefde waarin ik werkelijk niemand kende die geld had voor de aanschaf van een langspeelplaat. Elpees, laten we wel wezen, waren een drager voor sissy's, al noemden wij dat slag mensen in die tijd toch vooral fils à papa.

Die door singles ingegeven liefde had natuurlijk ook te maken met de alomtegenwoordige jukeboxes waar wij altijd even onze eigen discjockey werden en wij, terwijl vader zijn keel spoelde, onze hele spaarpot à rato van 5 frank voor drie luisterbeurten door die glimmende gleuf gooiden.

Ja, ik weet het. Officieel bestaat de single nog, zelfs op cd, en mensen die met één muisklik zo'n lied kopen van een apparaat dat ergens in Silicon Valley staat te staan, zullen ook ooit wel eens een verheven muzikaal moment beleven. Maar neem van mij aan dat zoiets niets, maar dan ook helemaal niets te maken heeft met de aha-erlebnis die mijn 7-jarige ik mocht ervaren telkens wanneer de naald van zo'n majestueuze Wurlitzer-jukebox neerdaalde en terechtkwam op de al draaiende zwarte plak vinyl waarop Neil Sedaka zijn 'Oh! Carol' zong of, nog mooier, de B-kant 'One Way Ticket'.

Toen was geluk heel gewoon.