Direct naar artikelinhoud

Kostbaar gestolen erfgoedstuk pas 29 jaar later opgespoord

Speurders van de federale gerechtelijke politie waren het stuk in 2006 al op het spoor gekomen, nadat het bij veilinghuis Sotheby’s in Londen te koop werd aangeboden. Sotheby’s bedankte voor het aanbod, aangezien het schrijn internationaal geseind stond als gestolen patrimonium.

Nog onbekende daders ontvreemdden in de nacht van 25 op 26 juni 1980 uit de Sint-Pieterskerk in Lessines 33 kostbare stukken religieus zilverwerk. Het museum van het voormalig hospitaal Notre Dame à la Rose had de stukken uitgeleend voor een tentoonstelling ter ere van het 150 jarige bestaan van België. De dieven bereikten met behulp van een ladder het dak en sloegen een dakraam in. Bewaking was er niet, waardoor de daders langs een zijdeur de buit naar buiten konden dragen. De totale waarde van de gestolen voorwerpen werd destijds op zestig miljoen Belgische frank of zo’n anderhalf miljoen euro geschat. In 2002 kreeg het museum een eerste stuk uit de collectie weer in handen. Een processiekruis was teruggevonden bij een verzamelaar in Brussel, nadat men had gepoogd het via een constructie in Nederland wit te wassen.

Gekocht voor 40.000 euro

Eind vorige week kwam een tweede, eerder uniek stuk boven water. Een zilveren relikwiehouder uit de vijftiende eeuw kon gelokaliseerd worden bij een antiquair in Limburg. Hij zou het te goeder trouw hebben gekocht voor 40.000 euro. “Die man is redelijk naïef geweest”, zegt rechercheur Lucas Verhaegen van de federale politiedienst Kunst en Antiek. “Hij wist dat het om een gestolen stuk ging, maar dacht dat het al volledig vrij was verklaard. Het schrijn maakt echter deel uit van ons nationaal patrimonium en mag niet verkocht worden. Het kunstvoorwerp werd in 1992 al in Keulen opgemerkt, toen het bij een veiling werd aangeboden. Jammer genoeg is er toen een en ander mis gelopen tussen de verschillende overheden en zijn we de relikwiehouder uit het oog verloren.” In 2006 was het opnieuw prijs. Veilinghuis Sotheby’s kreeg het zilveren schrijn te koop aangeboden van een verzamelaar uit België, maar ging niet in op het aanbod omdat het edelsmeedwerk bij Interpol geseind stond als gestolen goed. De federale gerechtelijke politie van Doornik en de dienst Kunst en Antiek volgden het nieuwe spoor, wat hen uiteindelijk leidde tot de antiquair in Limburg. Van de dieven zelf is nog geen spoor.De relikwiehouder is 31 centimeter hoog, zeer fijn uitgewerkt en heeft middenin een horizontale cilindervormige buis. Het schrijn zou voor de diefstal nog relikwieën van Sint Paulus en Sint Petrus hebben bevat. “De cilinder werd leeg teruggevonden”, zegt Marc Vuidar, adjunct-curator van het museum van Notre Dame à la Rose. “Het gebeurt vaak dat dieven een gestolen werk minder identificeerbaar proberen te maken door een opmerkelijk aspect te verwijderen. Los daarvan is het schrijn gelukkig niet beschadigd. Het is zelden dat gestolen stukken in zo’n uitstekende staat worden teruggevonden.” De waarde van het schrijn wordt geschat op minimum 50.000 tot 150.000 euro. “Het gaat hier echt om een merkwaardig, uniek stuk met een enorme historische waarde”, aldus Vuidar. “We waren dan ook verrukt dat net dit prachtige schrijn weer boven water is gekomen. Waar het precies zal worden ondergebracht, is nog niet duidelijk. Als het gerechtelijk onderzoek is afgerond zullen we daar met de stad, het museum en de parochies over praten. Eigenlijk is het schrijn in bezit van de parochie, maar uit die hoek heb ik al vernomen dat zij het jammer zouden vinden dat het nu ergens in een koffer zou worden opgeborgen. Mocht het toch in ons museum terechtkomen, dan zullen we wel de nodige veiligheidsmaatregelen nemen.”

Miljoenenbusiness

Jaarlijks worden er tussen de 250 en 300 kunstdiefstallen gemeld bij de centrale dienst Kunst en Antiek van de federale politie. Voor de hervorming in 2002 waren dat er een duizendtal. “De informatiedoorstroming loopt niet zoals het zou moeten”, legt Verhaegen uit. “Ons doel is dat alle kunstroven op termijn meteen bij ons worden gemeld. Tussen 7 en 11 procent van de gestolen voorwerpen wordt teruggevonden. Het is wel zo dat we in België meer gestolen stukken afkomstig van het buitenland terugvinden dan omgekeerd. België blijft een draaischijf voor de internationale illegale kunsthandel, wellicht door onze ligging. Het gaat hier over een miljoenenbusiness. Opsporen van gestolen kunstvoorwerpen blijft echter verschrikkelijk moeilijk. In 40 procent van de gevallen ontbreekt een foto van het kunstwerk. Bovendien hebben we te maken met buitenlandse transacties, waarbij het stuk zo vlug mogelijk van eigenaar wordt gewisseld. Omdat het om aangebrande kunst- en religieuze werken gaat, trachten de dieven ze ook zo lang mogelijk verborgen te houden tot de publiciteit is geluwd en de verjaring in zicht is. Vaak worden ze pas na tien jaar op de markt gebracht.”