Direct naar artikelinhoud

'Ik heb mij nooit méér een man gevoeld dan toen'

Jan Leyers (55) is tussen twee reizen door even in het land om een nieuw tv-programma te maken. Maar nu reist hij naar Wenduine, naar de jaren van zijn jeugd. 'Mijn ouders gaven me het gevoel dat ik de beste was.' Griet Op de Beeck

Wat is de vervelendste en de vrolijkste herinnering aan Wenduine?

"Ik heb eens geweldig op mijn bakkes gekregen. Ik was een jaar of elf, en mijn neef en ik duwden onze fietsen door het mulle zand richting dijk na een tochtje langs de vloedlijn. Er kwamen twee gasten van pakweg zestien op ons af, ze begonnen ruzie te zoeken, en de een slaagde erin - dat vond ik dan wel weer knap - om met één zwaai de kap van mijn bel eraf te doen vliegen. Daarna heeft hij mijn fiets in de lucht gegooid en er kwam vechten van. Mijn neef en ik waren geen partij voor die gasten. Gevolg: bloed. Toen mijn moeder op het appartement vroeg wat er gebeurd was, loog ik iets over uitgeschoven en gevallen zijn. Ik wou blijkbaar toch mijn imago hoog houden (lacht).

"Het mooiste in Wenduine waren de paarden en de pony's. Je kon in die tijd op het strand een ritje te paard maken, tot aan de golfbreker en weer terug. Ik was gek op pony's en zat iedere ochtend al een uur voor ze arriveerden in het zand te wachten. Omdat ik daar dan een hele dag stond rond te draaien en drentelen, liet de paardenman mij na een week de haverzakken omhangen en mocht ik als begeleider tijdens het ritje het bit van de pony vasthouden. Ik heb mij nooit méér een man gevoeld dan toen."

Was je eerder vroegrijp of ben je lang naïef gebleven?

"Dat hangt ervan af op welk gebied. Ik was naïef in mijn omgang met mensen. Dat heb ik eigenlijk nog altijd. Als iemand zegt: ik zal dat doen, dan ga ik ervan uit dat het in orde komt. Op de rand van goedgelovig.

"Puur qua begrip was ik bij de rapperen. Als de meester voor de negende keer de staartdeling begon uit te leggen, viel ik bijna van mijn stoel van ellende."

Je was hoogbegaafd avant la lettre?

"Bwa, ik weet het niet met dat hoogbegaafd zijn. Vandaag hoor ik vooral mensen zeggen: 'Onze Finn kan niet lezen of schrijven, want hij heeft dyslexie, maar hij is hoogbegaafd.' 'Onze Finn kan niet tot honderd tellen, want hij heeft dyscalculie, maar hij is hoogbegaafd. Ik hoor nooit eens iemand vertellen: 'Onze 'Finn heeft A Midsummer Night's Dream in het Engels gelezen, maar ja, hij is hoogbegaafd' (lacht)."

Welke oplossingen heb je gevonden voor die slopende verveling?

"Ik droedelde en tekende veel: drumstellen, gitaren, stemsleutels van Fender Stratocasters. Ik bedacht opstellingen op het podium. Ik ben rond mijn tiende begonnen met muziek spelen, en ik wist heel snel: dit is mijn ding. Ik heb nog een tijdje getwijfeld tussen muziek en voetbal. Maar toen 'de Christiaensens' uit de vierde moderne bij een corner van ver achter mij kwam aangehold om een bal te koppen waarvan ik dacht: die is voor mij, om 'm dan een meter boven mij uit richting goal te koppen, toen besefte ik: ik schiet te kort."

Je vond toen al dat je echt goed moest zijn in dingen?

"Ja. Ik ben een hele slechte amateur. Elke dinsdagavond gaan pingpongen voor de gezelligheid is niets voor mij. Ik moet er iets in kunnen betekenen. Dat heb ik altijd gehad. Als ik in de gaten kreeg: dit wordt nooit wat, dan stopte ik ermee. Ik hoefde niet per se in alles de beste te zijn, maar het moest wel tot iets leiden. Iets doen om de tijd te passeren, heeft me nooit iets gezegd.

"Waar dat vandaan komt, geen idee. Misschien heeft het vooruitspringen op school er iets mee te maken. Ik ben in de derde kleuterklas na de krokusvakantie naar het eerste leerjaar gestuurd en ben na de zomer mee naar het tweede gegaan. Ik was dus mijn hele schooltijd een jaar jonger dan de rest van de klas. Dat emotionele verschil in leeftijd ben ik wel altijd blijven voelen. Ik herinner me een schoolreis naar Londen. Een jongen van mijn klas had Abbey Road van The Beatles gekocht. In de bus haalde hij die uit de hoes, en ik wou er meer over weten, waarop die gast zegt: 'Dat ken jij tóch niet.' Ik weet nog dat ik toen dacht: wacht maar. Ik moest voortdurend op mijn tenen gaan staan, misschien was dat een goeie lont."

En de liefde? Was je als kleine jongen ook degene die daarin het onderste uit de kan wist te halen?

"Hoegenaamd niet. Een van de mogelijke titels van mijn autobiografie zou kunnen zijn: The Book of Missed Opportunities. Ik maakte eens een fietstocht naar Duitsland met wat gasten van de klas. We waren veertien, vijftien. We zitten op een terras in de buurt van Trier en er komt een meisje naar mij die naar mijn cola wijst en vraagt: 'Darf ich ein Schluck?' Ik dacht: koop jij eens je eigen cola.

"Ik heb ook meer dan eens met een meisje op haar kamer naar een cassette zitten luisteren om daarna te vragen: 'Heb je nog cassettes?' Ik had nooit in de gaten dat er van mij iets anders werd verwacht."

En wat heeft dat dan doen kantelen?

"Ik denk dat ik nog altijd een beetje zo ben."

Echt waar?

"Ja, ik neem de dingen voor wat ze zijn. Weet je wat het is? De timing zit zo zelden juist. Toen ik jaren aan een stuk vaak op tournee ging door Duitsland, heb ik dikwijls gedacht: waar zitten jullie nu, meisjes die een slok willen? (lacht)"

Wat zijn de belangrijkste dingen die je ouders je hebben proberen bij te brengen?

"Ik weet dat mijn vader altijd zei: 'Wat je nooit mag doen, is rejoindre la légion des malcontents'. Ik zou haast zeggen: 'In het Frans, want zo had hij dat ergens gelezen', maar dat kan niet, want ik heb hem nooit met een boek gezien. Vreemd, want hij wist alles: de bijnamen van de hertogen van Bourgondië, data van oorlogen, schilderijen van Titiaan tot El Greco... Het is mij nog altijd een raadsel waar hij het vandaan haalde.

"Maar dat motto van 'niet zeveren, niet klagen, doen!', zit nog altijd diep. Ik heb een overontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel. Ik trek de dingen altijd naar mij toe. Dat probeer ik af te leren, want zoiets komt irritant over, maar echt goed lukt me dat niet. Want als ik dan zit toe te kijken, frustreert het mij toch maar."

Wat heb je van je moeder meegekregen?

"Dat je niks of niemand mag veroordelen. Doe wel en zie niet om. Ik maak me alleen druk om dingen waar ik zelf last van heb. Zoals dat stresserende overgereguleer van deze tijd. Ooit kon je 's avonds thuiskomen en met een gerust hart denken: ik ben heelhuids hier geraakt, nu is alles goed. Vandaag zit je je toch af te vragen: zou ik nergens geflitst zijn? Ik heb echt mijn best gedaan, maar misschien reed ik op dat rechte stuk toch 33 per uur.

"Vroeger dronk ik na het optreden graag nog een pint, afijn, een paar pinten: geen elf, maar vier. En dan reed ik naar huis. Technisch gesproken dus dronken, maar niet naar mijn gevoel, en ik ben in al die jaren ook nooit ergens tegenaan gereden. Nu ga ik meteen naar huis en trek ik daar een Duvel open, want ik kan niet op café vijf cola's drinken. Niks aan te doen, maar relaxter is het er allemaal niet op geworden."

Op welke ouder lijk je het meest?

"Van mijn vader heb ik mijn dionysische en impulsieve kant. Ik kan geweldig uit mijn krammen schieten. En van mijn moeder het discrete, het introverte."

Met wie van de twee ouders was je het meest close?

"Met allebei, eigenlijk. Mijn vader was vaak van huis, maar dat maakte naar mijn gevoel geen verschil. Nu ja, close... Dat is sowieso relatief. Bij ons werd niet over intieme dingen gesproken. Ik heb bijvoorbeeld nooit verteld dat ik verliefd was. Als de tijd daar was, liet je je lief eens zien, omdat het anders raar werd. Maar verder..."

Dat heb jij met je dochters nu wel, denk ik.

"Mijn kinderen vertellen zelf veel, ja. Soms in die mate dat ik kan denken: dit hoefde ik nu écht niet te weten. En ik heb er vier, hè. Ik ben geneigd om in elk verhaal over elke nieuwe jongen mee te gaan, maar als je dan voor die ene gewonnen bent, krijg je de week daarop te horen dat het alweer over is. Etienne Vermeersch heeft ooit gezegd: 'Als de trouwdatum vastligt, mag het lief met Kerstmis komen eten'. Daar zit iets in. (lacht)"

Lijk je als vader op de voorbeelden die je thuis gekregen hebt, of zijn er dingen die je manifest anders aanpakt?

"Wat zeker overeenkomt, is de onuitgesproken verwachting dat kinderen zonder veel gecommandeer moeten aanvoelen wat de grenzen zijn. Er zijn gezinnen waar ze tegen de ijskast lijstjes plakken met regels en sancties voor als er iets fout gaat, beklemmend vind ik dat. Net zoals ik wegkijk als ik een vrouw hoor oreren: 'Ik heb met mijn man duidelijke afspraken'. Waar duidelijke afspraken beginnen, houdt voor mij de liefde op.

"Maar mijn ouders hebben me geen trauma's bezorgd. Ze gaven mij het gevoel dat ik de slimste en de beste was. Dat was natuurlijk niet zo, maar het is aangenaam als iemand je dat gevoel geeft. Ik heb mijn kinderen ook een goed gevoel over zichzelf proberen mee te geven. Niks erger dan te zien hoe ouders het zelfvertrouwen van hun kinderen wetens en willens beschadigen. 'Och, jij kan dat niet.' Daar kan ik echt kwaad van worden."

Begrijp ik het goed dat jij geheel onbeschadigd uit je jeugd bent gekomen?

"Er zit natuurlijk een andere kant aan de medaille. Zeker als je dan ook nog eens van je achtste tot je negentiende bij de jezuïeten hebt gezeten. Zinnen als 'ik kan dat niet' of 'dat lukt mij niet', staan niet in hun woordenboek. Je wordt verondersteld te zorgen dat het in orde komt. Dat je delivert.

"Vandaag kan ik nog altijd moeilijk opstaan en wegwandelen als een situatie mij eigenlijk niet bevalt. Ik blijf plichtsbewust zitten en doe wat van mij verwacht wordt. Ik ga ook alles aan wat op mijn pad komt. Ik wil niemand de kans geven om te zeggen: dat heeft-ie toch niet gekund of gedurfd."

Wie wil je dan niet teleurstellen: jezelf of de anderen?

"Da's een moeilijke. De anderen, wellicht."

Ook na alles wat jij al bewezen hebt, heb je nog last van bewijsdrang?

"Er is één ding nog erger dan iemand horen zeggen: 'Jij kunt geen nummer-1-hit schrijven', en dat is: 'dat kun je niet nog een keer'. Het verwijt dat je op je retour bent is veel heftiger dan het verwijt dat je er nooit zal raken."

Je zegt vaak: ik wil pieken op mijn zeventigste. Alles wat je al hebt gedaan was nog niet goed genoeg?

"Toch wel. Maar je moet blijven klimmen. Het idee op pensioen te zijn is voor mij echt een gruwel. Ik ben een haai, ik moet blijven bewegen of ik sterf. Ik ben ook iemand die er wil uithalen wat er in zit. Op alle fronten. Het idee dat ik bijvoorbeeld een plaat maak en bij de klank van een gitaar denk: dat is het niet helemaal, maar ik bijt me er niet in vast, omdat loslaten ook een kunst is, en als er dan vijf jaar later iemand tegen mij zou zeggen: 'Goeie plaat, maar in dat ene nummer klinkt die gitaar toch niet goed', en ik zou dus weten dat hij gelijk heeft, dat zou ik echt niet kunnen verdragen."

Je klinkt als iemand die de dingen graag in handen neemt, maar kiezen, dat kun je dan bijvoorbeeld weer niet goed.

"Mij overkomt het regelmatig: ik ben alleen thuis, ik krijg honger en ik rijd naar de stad. Zin om gezellig iets te gaan eten, maar waar? Ik stap uit, zie een Italiaan, denk: hmm, misschien, ik loop door, Chinees anders? Of een slaatje in dat kleine restaurantje? En dan vertrek ik uiteindelijk drie kwartier later weer naar huis om daar een blik makreel open te trekken. Bijna pathologisch niet kunnen kiezen, behoorlijk vermoeiend. Maar hoe ik dat ook verafschuw, soms, ook in deze: ik kan niet anders dan zijn wie ik ben."

Je gelooft, neem ik aan, wel in een zekere evolutie. Waarin voel je verschil ten opzichte van je jonge jaren?

"Ik ben zeker relaxter dan vroeger. Op mijn vijfentwintigste moest alles nog gebeuren, en de drang was groot, ik stond echt met de kop tegen de deur te bonken. Nu ben ik dezelfde voetballer, maar ik heb wel drieduizend matchen gespeeld. En die spelervaring helpt. Ik weet beter welke gevechten ik wil aangaan. En je leert dat veel dingen zichzelf oplossen.

"Ik lees soms mensen die zeggen: 'Ik doe alleen nog wat ik graag doe.' Ik doe al jaren niks anders, dus daar kan ik geen bocht in maken. Ik zou in het klooster kunnen gaan."

Daar verwijs je wel vaker naar. Dat contemplatieve is iets wat je fascineert, blijkbaar?

"Ik denk dat er niet zo veel verschil is tussen jongens onder mekaar in de tourbus of in het klooster. Het is een andere invulling, maar het zijn allebei manieren om te ontsnappen aan de besognes van het burgerbestaan. Een Duitse rabbi zei me ooit: 'In het jodendom gaat het er niet zozeer om of je wel of niet gelooft, maar of je naar het geloof lééft. Het heilige zit 'm in de kleine alledaagsheid.' Ik weet dat hij gelijk heeft, maar het valt me zwaar. De man die in alle rust en vrede pompoenen kweekt, blijft wellicht veel bespaard, maar ik zou het nooit kunnen."

Welke prijs betaal jij voor je onrust?

"Er komt zo zelden een pay off-moment. Een kwartier waarin je denkt: hèhè, goed gedaan, klaar, rust. Ik heb een reis gemaakt en ik vraag me al af: waarheen voert de volgende? Anderzijds heb ik dan weer weinig of geen concrete carrièreplannen of ambities. Zo werkt het voor mij niet. Ik wou de wereld veroveren met mijn gitaar, dat is de enige ambitie die ik heb gehad. De rest is het resultaat van toevalligheden. En van weten waar je 'nee' tegen moet zeggen.

"Ik herinner me mijn tijd bij een BTK-project (Bijzonder Tijdelijk Kader, red.), dat hadden ze in de jaren tachtig bedacht om jonge mensen na hun studie uit de werkloosheid te houden. Ik zat op een bureau en had amper iets te doen. 'De man die werk vond', die sfeer. Maar toen ze daar merkten dat ik een brief kon schrijven zonder fouten en de telefoon kon opnemen zonder te stotteren, boden ze mij aan om in Antwerpen politiek secretaris van de schepen van de haven te worden. Iedereen die het goed met me voorhad, vond dat ik zo'n kans niet mocht laten schieten. Maar ik voelde: als ik dat doe, moet ik de rest van mijn leven vroeg opstaan en een plastron dragen, en ik heb gepast.

"De vrijheid pakken, dat heb ik wel heel bewust gedaan, en daar ben ik nog altijd geweldig blij om."