Direct naar artikelinhoud

Geachte heer Mulder, beste Jan,

JULES HANOT steekt elke week een schermgezicht een hart onder de riem (of een dolk in het hart)

Dat het ondanks alle sociale onvrede in dit land momenteel vooral om voetbal draait, valt niet te ontkennen. De verschrikkelijke zijspiegelhoesjes zijn terug, bij de overbuur wappert vol verwachting de driekleur en de eerste voetbalgekken kruipen versierd met pruik en/of gewapend met opblaasbare drietand uit hun holen. De belangrijkste bijzaak ter wereld eist met veel toeters en bellen haar rechten op en zal ongetwijfeld ook nu weer even voor een broze illusie van tous ensemble zorgen.

Op het scherm struikel je over de analisten. Een amalgaam van door elkaar kakelende en zichzelf bijzonder interessant vindende voetbalprofessoren die meestal zo slaapverwekkend doceren dat de meeste van hun studenten tussen twee wedstrijden besluiten om hun colleges te brossen en de drank- en voedselvoorraad aan te vullen.

Maar voor jou blijf ik zitten, Jan. Voor de met stijl gerijpte krasse knar die zichzelf zelden ernstig neemt omdat hij in hart en hoofd het jongetje is gebleven dat het vertikte om zijn talent door ideale looplijnen te laten gijzelen. In tegenstelling tot veel zelfverklaarde specialisten onvervangbaar als virtuoze Sturm und Drang-midvoor in een middelmatig team. Onberekenbaar, luid, provocerend, rebels en meer dan een tikkeltje arrogant. Hollandse bluf en branie te koop, maar als a man you love to hate wel de vedette voor wie het publiek een kaartje koopt.

Zelf ben ik al een halve eeuw een hevige supporter en volgde ik vol bewondering hoe je naadloos van de ene succesvolle carrière in de andere stapte. Halverwege de jaren 60 als beloftevol spelertje bij Winschoten weg- gekocht door Anderlecht, om als import-Nederlander met grote mond en scorende voeten in geen tijd de hoofdstad te veroveren.

In je van weemoed druipende boek Chez Stans las ik hoe je je bijna onvoorwaardelijke liefde aan Brussel verklaarde in het besef "dat het nooit meer zo mooi zou worden als toen".

Jammer genoeg ben je door een rotte knie bij Ajax nooit de wereldspeler geworden die je had kunnen en misschien wel moeten zijn. Een loopbaan brutaal in de knop gebroken en jij veroordeeld, zo leek het, om als zovele ex-sporters in een diep zwart gat en de anonimiteit terecht te komen.

Maar je liet je ook door tegenslag niet wegspelen en stortte je enthousiast op de wereld der letteren met pareltjes van columns waarin je het zweet, de kameraadschap en de na-ijver van de kleedkamer kon ruiken. Via het literaire circuit doorgegroeid tot een amper nog weg te denken mediafenomeen dat met zorg het imago cultiveerde van een bevlogen en knorrig buitenbeentje dat op simpel verzoek zijn chronisch ongenoegen ventileerde. Als een allang pensioengerechtigd kwajongensachtig zondagskind van 71 nog steeds hotter dan hot bij de vrouwelijke helft van de bevolking. Door mijn dochter ("Ik zie die ouwe graag bezig"), mijn verloofde ("Een vent met tijdloze klasse") en mijn hoogbejaarde poetsvrouw ("Mulderke kan mij nog altijd krijgen") gekoesterd als een kruising tussen een ontwapenende knuffelbeer en een brommende professor.

Hoewel zelfs idolen niet te dicht bij mijn vrouwen moeten komen, heb ik tegenover jou nooit enige afgunst gevoeld. Sommige mensen worden nu eenmaal als vedette geboren. Bovendien ken ik mijn plaats en heeft het geen enkele zin om Barcelona met pakweg SK Vliermaalroot te vergelijken.

Het stemt me dan ook droef dat niet iedereen zich bij jouw natuurlijke superioriteit wil neerleggen. Sommige soortgenoten durven je zelfs een versleten karikatuur of een pretentieuze aansteller te noemen, en onlangs nog las ik dat je praatzieke ex-collega René van der Gijp nijdig naar je uithaalde in een poging om je - "Ik denk dat Jan niet goed meer is, want uit die man komt enkel nog onzin" - op een goedkope manier belachelijk te maken. Daar doe ik dus niet aan mee.

Voor mij blijf je een held en de schrik sloeg me dan ook om het hart toen je, nota bene op de sterfdag van de grote Johan Cruijff, door een lichte beroerte - "Dit is het einde dacht ik, maar ik voelde me heerlijk" - werd geveld.

Gelukkig ben je weer alive and kicking. Zoals je overtuigend bewees tijdens de niet bepaald geruststellende generale repetitie van de Duivels vorige zondag tegen Noorwegen, toen je - "Die jongen is helemaal geen leider, hoogstens een hardwerkende bediende" - Radja Nainggolan met een venijnige verbale tackle onderuithaalde. Amusante heiligschennis die meer spijkers met koppen sloeg dan al het wollige gewauwel van je collega-analisten samen.

Jij kent mij niet. Ik jou wel. Vorig jaar heb ik je in Deurne nog vluchtig de hand geschud tijdens het feest voor je 70ste verjaardag en regelmatig zag ik je als literair performer aan het werk tijdens Saint Amour. Met onverholen bewondering stelde ik vast dat de jonge voetbalgod van toen zich had verpopt tot een bejaarde versie die op de bühne zo mogelijk nog meer rock-'n-roll uitstraalde dan op het veld. En ik kan het weten, want in een grijs verleden moest ik meermaals machteloos toekijken hoe je samen met andere Anderlecht- iconen als Jef Jurion en Paul Van Himst de verdediging van mijn geliefde La Gantoise op een hoopje speelde.

La Gantoise is AA Gent geworden, maar jij bent Jan Mulder gebleven. De geboren spits die - "Het stelt allemaal niet zoveel voor" - vals bescheiden blijft hunkeren naar applaus en niet van plan is te rusten voor hij in elk doel heeft gescoord. Allang niet meer het ambitieuze jongmens dat de (voetbal)wereld wilde veroveren, maar een eigenzinnige romantische cynicus met een verweerde karakterkop die zowel chronische weltschmerz als moeizaam ingehouden spot uitstraalt.

Ik zie je graag bezig als nukkige tafelheer in De wereld draait door, keek met verbazing toe hoe je als luis in de pels met enkele dwangneuroten naar Thailand reisde in het bizarre Dwangers en was er getuige van hoe je tijdens een bezoek van Ben Crabbé voor één keer je dekking liet zakken en een klein beetje - "Ik ben hondstrouw in de liefde maar niet in de seks" - in je hermetische ziel liet kijken.

Nog steeds geniet ik van de fijne verhaaltjes waarvoor je naar verluidt zo'n riante vergoeding wist te bedingen dat je van een toptransfer mag spreken. Een Hollander blijft nu eenmaal een Hollander.

Maar het is je oprecht gegund. Zolang je maar het norse buitenbeentje blijft dat koppig buiten de krijtlijnen kleurt, onze koningin "een beetje dom maar wel lekker" durft te noemen en je mateloos blijft opwinden over belangrijke zaken als slecht gepoetste schoenen, lelijke truitjes, kleurboeken voor volwassenen of smerige verdedigers met een rotkop.

Probeer vooral gezond te blijven, zodat je als verkondiger van het destijds door Raymond Goethals gepredikte nie zievere, speile!-evangelie nog lang tegen zo veel mogelijk schenen kunt schoppen. Iemand moet het doen en dan liefst iemand zoals jij, die in topvorm voor elke defensie ongrijpbaar blijft.

Zoals jij is er maar één, Jan. Houden zo.

Met hartelijke groeten,

Je vriend Jules