Direct naar artikelinhoud

Wanneer de meesten nog 'vriendjes van Jezus' zijn

'Mocht ik nog gelovig zijn, ik zou me doodergeren', tweette moraalfilosoof Patrick Loobuyck over 'onverschillige' ouders die hun kinderen hun communie laten doen. Maar is het wel altijd de schuld van de ouders?

De tweet van de moraalfilosoof was binnen de kortste keren goed voor een ellenlange discussie op het sociaal medium. Het blijft dan ook een grote paradox: elk jaar rond deze tijd laten ouders die nauwelijks of nooit naar de kerk gaan hun kindjes hun eerste of plechtige communie doen. "Sociale druk", "voor de show, het zicht van de buren en de cadeautjes". De twitteraars hadden er allemaal wel een mening over.

Maar moeten we die 'onverschillige' ouders waar Loobuyck naar verwees wel zo zwaar aanpakken? Neen, meent Ellen De Boeck, praktijklector bij de Academische Lerarenopleiding Theologie en Godsdienstwetenschappen van de KU Leuven. "Zeker niet bij eerstecommunicantjes. Die kinderen geloven vaak heel oprecht en willen meestal zelf écht graag hun communie doen. Zulke jonge kinderen hebben nog geen vooroordelen tegenover religie. Ze krijgen in de godsdienstles vooral mooie verhalen te horen en dat spreekt hen erg aan. Kinderen houden vooral van het magische in die verhalen."

Mooie traditie

Er is dan ook niets mis mee om je kind zijn of haar communie te laten doen, vindt ook priester Raymond Decoster. Zelfs als je zelf niet gelooft. Decoster is diaken in Halle en Lennik en gaat al meer dan veertig jaar communievieringen voor. "De eerste communie wordt in katholieke scholen in de klas voorbereid. Kinderen, zeker jonge, willen daar graag deel van uitmaken. En ouders willen hun kind dat ook gunnen, zelfs al geloven ze niet. Ze zien het dan eerder als een mooie traditie, als een familiefeest. Persoonlijk heb ik daar geen probleem mee."

Gelovig of niet-gelovig zijn ook termen die vele ladingen dekken, meent Lief Versteele-Lauryssens, die al vele jaren vormselcatechese geeft aan kinderen in Veurne. "Vroeger had je gelovigen en niet-gelovigen. Maar nu heb je verschillende varianten: erg gelovigen, gelovigen die niet praktiseren, ongelovigen die niet per se atheïstisch zijn en ruimdenkenden die van de rituelen houden. Daarom mogen we niet langer in die termen denken. Mensen die nooit naar de kerk gaan, kunnen toch gelovig zijn. En mensen die voor de buitenwereld erg gelovig overkomen, kunnen dat ook niet zijn. We moeten voorzichtig zijn met een oordeel, want we kunnen niet in de harten van de mensen kijken."

Al reageert niet iedereen zo gematigd. Er zijn verhalen genoeg bekend van ouders die bij de inschrijving voor een communie een reprimande krijgen van meneer pastoor omdat ze nooit naar de kerk gaan. Of die tijdens de viering zelf nog eens een veeg uit de pan krijgen. Decoster begrijpt de frustraties van zijn collega's, maar bekijkt het anders. "Als ik per viering één zin of zelfs maar een woord zeg dat blijft hangen en die ouders kan raken, dan heb ik mijn doel bereikt. Een priester plant zaadjes. De meeste gaan verloren, sommige groeien uit tot een mooi plantje."

Te letterlijk

Eerstecommunicantjes vragen vaak zelf om hun communie te mogen doen, want ze willen graag 'vriendjes zijn met Jezus'. Bij vormelingen ligt dat al een stuk moeilijker. Een twaalfjarige is kritischer dan een kind van zeven of acht jaar. Maar er is meer. Ook het godsdienstonderwijs in de lagere school speelt een rol, meent onderzoeker Ellen De Boeck. Samen met collega's van de KU Leuven onderzocht ze enkele jaren geleden wanneer en vooral waarom kinderen in de basisschool die switch maken.

"Je kunt op meerdere manieren omgaan met godsdienstlessen", legt De Boeck uit. "Aan jonge kinderen wordt het vooral verhalend gegeven. Jezus die wonderen verricht of die vissen en brood vermenigvuldigt. Maar die verhalen zijn symbolen en de wonderen van Jezus zijn een manier om uit te leggen dat hij een belangrijk iemand was. We zien dat leerkrachten in de lagere school de verhalen te lang verhalend brengen, omdat ze denken dat kinderen de symbolische uitleg nog niet aankunnen. Maar uit ons onderzoek bleek dat kinderen van het vijfde en zesde leerjaar daar wel degelijk toe in staat zijn."

En die onderschatting van de kinderen heeft wel degelijk gevolgen, meent de onderzoeker. Een deel van de kinderen voelt tegen het vijfde leerjaar al aan dat er iets niet klopt, in de eerste jaren van het middelbaar gooien ze hun geloof zelfs vaak helemaal overboord. "Ze voelen zich soms echt voorgelogen", meent De Boeck. "Ze komen namelijk te weten dat wat hen jaren lang verteld is, niet zo gegaan is. Daar moeten we met het godsdienstonderricht toch wel meer aandacht voor hebben."