Direct naar artikelinhoud

Een international zonder werk

Dat het wat raar is, vindt hij zelf ook. Wesley Sonck zoekt nog altijd een club, en stelt zich ondertussen vragen. Veel vragen. Hierover bijvoorbeeld. ‘Waarom wordt gezegd dat ik te duur ben? Wie vertelt dat? Waarom wordt daar zomaar gegokt over mijn loon? Waarom gelooft iedereen dat? En wat is te duur?’ Over Club Brugge, waar hij vertrok, zou niets worden gezegd, maar erover zwijgen lukt dus niet. ‘Ik wilde niet dat Koster mijn fin de carrière om zeep zou helpen.’

De zomer die spits-zonder-club Wesley Sonck in makelaarsland doorbracht in plaats van bij een voetbalclub

Een verhaaltje, om meteen in de sfeer van het voetbalwereldje te komen. Sonck vertelt. “Op een dag belt een makelaar. Ik kan naar een club en kan daar 100 euro verdienen. ‘Aha’, antwoord ik, ‘dat is interessant’. Ik zeg dat ik wel eens wil praten, en zo eindigt het gesprek. Ik zou nog van hem horen. Een dag later krijg ik opnieuw telefoon. Van een andere makelaar. ‘Weet je’, zegt die. ‘Je kunt naar die club’, dezelfde als de dag voordien, ‘en je kunt daar 150 euro verdienen.’ Waar gaat die resterende vijftig euro bij die eerste makelaar naartoe, denk je? Juist, in zijn zakken.” Met dat soort ‘zaken’ houdt Sonck zich nu ongeveer al een hele zomer bezig. “Vijftig makelaars hebben mij al gebeld met het nieuws dat ze een club voor mij hebben. Ik vraag iets op papier, en dan stopt het. Ze willen alleen een mandaat om te onderhandelen, om een dikke commissie op te strijken. Verschillende makelaars bellen ook voor dezelfde club. Neem nu Standard, in januari nog. Drie verschillende contactpersonen. Maar er bestaan ook wel degelijk makelaars die je willen helpen.” Nu, er zijn gelukkig nog andere ‘zaken’ om mee bezig te zijn.

Het terras naast het zwembad van Ninove, deze week. Zoonlief wil snoep en vervolgens naar huis, dochterlief neemt de iPhone in beslag en toont dat het plastic omhulsel er met reden omheen zit. Wesley Sonck is ‘de papa’, en dat verveelt niet. De dagen zijn gevuld, club of niet. “Tot 1 september zal ik me zeker niet vervelen. Erna misschien wel, maar ja, tegen dan heb ik wel een ploeg.” En er is ook meer dan de nanny-taak. Er wordt getraind, dagelijks, en hard. “Ik loop veel, ik doe aan stabiliteitstraining, in het zand, op het veld,... ik volg een programma bij Lieven Maesschalck. Ik heb een tijdje samengewerkt met Fellaini, op het einde van zijn revalidatie. Hij heeft me aangenaam verrast. Ik wist dat die jongen ook wel met zijn vak bezig was, maar niet op die manier. Hij was altijd op tijd, deed alles wat hij moest doen... en wat een beest, jong. In die zandbak, man: een monster is het. Het ligt echt aan hemzelf dat hij zo snel terug is.”

Ongeacht dat labeur en de zichtbaar fitte status is Sonck niet klaar om morgen 90 minuten te voetballen en een wedstrijd met een halve omhaal te beslissen in de 91ste. “Ik heb veel getraind, ik sta op mijn gewicht, maar ik mis ritme. Wie verwacht dat ik er meteen sta: sorry, dat kan niet.” Nu, zover is het dus nog niet. Eerst een club vinden. Moeilijk, blijkbaar. In een zoektocht naar redenen, wordt vaak hetzelfde geconcludeerd: als het over euro’s gaat, is hij te veeleisend. Zelf ontkent hij. “Weet je wat ik raar vind in België? Het eerste wat ze je zeggen als ze je opbellen, is dat ze geen geld hebben. Hoezo, geen geld? Ze kunnen wel transfers doen? En ik ben gratis.” Dat laatste is uiteraard relatief. Een transfersom moet niet worden betaald, maar er is nog loon en tekengeld. “Dat laatste vraagt iedereen.”

Het salaris, dan maar. Veel clubs zouden Sonck al gepolst hebben, en zijn eisen te hoog hebben gevonden, maar hij valt uit de lucht. “Waarom wordt gezegd dat ik te duur ben? Wie vertelt dat? Waarom wordt daar zomaar gegokt over mijn loon? Waarom gelooft iedereen dat? En wat is te duur? Hoeveel Belgische spitsen die in hun carrière al zoveel goals gemaakt hebben, kunnen nu zeggen dat ze tien à vijftien keer gaan scoren?”

Sonck wordt bijgestaan door een buitenlandse makelaar, de Ier Eamon Mcloughlin. “Ik heb iemand gevonden die werkt zoals ik wil werken. Niet voor de clubs, maar voor mij. Dat is misschien het grote probleem hier.” Kan zijn, maar ook over de grens blijkt het niet te lukken. “Er waren club uit Europa waar geen ambitie was, waar geen geld was, waar niks was... En veel ploegen komen al op voorhand met een veto. Ze zeggen dan dat ik snel moet beslissen. Dat wil ik niet. Als ze zeggen dat ze de volgende avond een antwoord willen, geef ik dat antwoord meteen: ‘Nee’. Ik heb een vrouw en kinderen. Een goeie school en woonst zijn prioriteiten. Daarom ging ik ook niet naar Azerbeidzjan of China.”

De zoektocht gaat door, maar zo stilaan mag ook wel eens de vraag worden gesteld of hij geen spijt heeft dat hij heeft bedankt bij Club voor een contractverlenging van een jaar - “een contract dat geen enkele Belgische club behalve Anderlecht had kunnen betalen. Of misschien Standard, als ze echt wilden...”

“Nee”, is het antwoord nog voor die vraag helemaal is gesteld. “Hoe kan dat als daar iemand zit die je niet moet hebben, je geen kans geeft, je werk afpakt (voor de duidelijkheid: hij heeft het over Club-coach Adrie Koster, KW). Dan zeg je toch nooit ‘ja, ik doe dat hier’. Ik word een jaar ouder. Ik kon gebleven zijn, ja, maar dan liep ik het risico dat ik nog een extra jaar uit beeld zou zijn. Clubs kijken naar cijfers, zeker buitenlandse. Ga het dan maar eens uitleggen. Ik wilde niet dat Koster mijn fin de carrière om zeep zou helpen. Ik wil nog zeker drie à vier jaar voetballen. Wat Degryse - ik weet het, een veel betere voetballer dan ik - nog heeft betekend voor Gent en Germinal Beerschot, zo zou ik ook afscheid willen nemen... Nu wil ik gewoon twee jaar zekerheid, en daarna zien we wel. Maar dat kon Club Brugge mij dus niet geven. Ik had ook kunnen zeggen dat ik een jaar zou blijven voor een derderangsrol om zo nog wat poen te pakken, maar daar heb ik helemaal geen zin in. Voetbal is ook een plezier voor mij. Ik moet dat hebben, ik moet bezig zijn. Van maandag tot vrijdag mijn job doen en de zaterdag neerzitten, dat wil ik niet.”

Sonck vindt ondertussen dat hij al genoeg heeft gezegd over zijn laatste jaar bij Club. Onder meer over het gebrek aan discipline, waar hij het even geleden in Humo nog over had, weigert hij nog iets te zeggen. Maar één iets steekt duidelijk nog. “Tegen Valencia staan we 1-0 voor en in de tweede helft brengt hij als tweede spits Lestienne in. Dat gastje had zeven wedstrijden gespeeld bij Moeskroen en heeft geen scorend vermogen - een actie, dat wel. Dan vraag ik me af wat daar achter zit. Dat soort vragen zijn onbeantwoord gebleven, maar ik moet de antwoorden nu ook niet meer hebben... Nu, ik ga zwijgen over Club. Ik wil iedereen bedanken die mij daar heeft geholpen. Roger van het materiaal, Christel, de mensen die de velden onderhielden, mensen van het secretariaat, de medische staf, de supporters, Pascal Plovie en Luc Devroe... die wil ik echt bedanken.”

Met de laatste heeft Sonck nog regelmatig contact. Dat Devroe vorige week nog liet verstaan dat de wereld er anders had kunnen uitzien mocht Sonck die ultieme kans tegen Valencia hebben afgemaakt, is dan ook snel vergeven. “Ik kan zo’n dingen begrijpen. Hij zit in een club en verdedigt die. Ik ben er zeker van dat hij niet meende wat hij daar zei. Heel zeker zelfs. Ik hoop ook gewoon dat Club Brugge het dit jaar beter zal doen.”