Direct naar artikelinhoud

Groeilanden snoepen autoproductie af van VS en Duitsland

De voorbije jaren is het zwaartepunt van de autoproductie duidelijk verschoven. Traditionele grote autobouwers als de Verenigde Staten, Duitsland en Japan moeten plaats ruimen voor opkomende landen.

China zag de autoproductie in vijf jaar tijd meer dan verdubbelen en sprong daarmee over de traditionele kampioenen Verenigde Staten en Japan. Ook de andere BRIC-landen, Brazilië, Rusland en India, zagen de binnenlandse autoproductie flink aantrekken. Daarnaast hebben Mexico en Thailand zich de voorbije jaren op de kaart gezet.

De reden is niet dat de automarkt wereldwijd gekrompen is: ondanks de financiële en economische crisis is de autoproductie met 15 procent gestegen in vijf jaar tijd. De westerse landen zagen dat de groei werd ingepikt door fabrieken in groeilanden.

Terwijl de Verenigde Staten en Canada de schade nog enigszins konden beperken, deelde Europa zwaar in de klappen. Duitsland leed sterk onder de neergang van Opel en de Europese Ford-divisie, maar kon nog terugvallen op de premiummerken Audi (Volkswagen), BMW en Mercedes-Benz. Spanje en Frankrijk, de thuisbasis van Seat, Renault en PSA Peugeot-Citroën, verloren bijna een derde van hun volume. Italië, met als vlaggenschip Fiat, donderde in korte tijd zelfs van plaats 15 naar 21.

België, waar de autofabrieken van Volkswagen (Vorst) en Opel (Antwerpen) werden stilgelegd en de productie bij Ford Genk verminderde, verloor zijn status als belangrijke autoproducent. Met de aangekondigde sluiting van Ford Genk blijven er enkel nog de assemblagefabrieken van Audi (Vorst) en Volvo Cars (Gent) over.

Australië, dat in de jaren 70 nog in de top 10 stond, zag de productie al geruime tijd afkalven. Met de aangekondigde fabriekssluitingen zouden er binnen vijf jaar geen wagens meer worden geproduceerd.