Direct naar artikelinhoud

De na zoveel jaar nog altijd niet zo ‘nationale’ ploeg

Een nationale ploeg vertegenwoordigt per definitie een natie, maar in Spanje ligt dat enigszins anders. Terwijl steeds meer Madrilenen de nationale ploeg maar niets vinden omdat die zoveel Barça-trekjes heeft, wordt in Catalonië lustig verder gedroomd van een eigen nationale ploeg. De Europese titel van twee jaar geleden heeft de brokken die Franco achterliet blijkbaar niet gelijmd. Misschien kan een wereldtitel dat straks wel. Spanje start zijn WK vanmiddag tegen Zwitserland.

Catalaanse en Baskische kwesties blijven de achterban van de Spaanse Selecciónverdelen

U had het moet zien, de aankomst van de Spanjaarden vorige week vrijdag op Thambo Airport, Johannesburg, ’s ochtend. Als laatste WK-team zetten ze voet op Zuid-Afrikaanse bodem, maar dat was niet de reden waarom zoveel inwoners van dit land plots zo uit de bol gingen. Hier en daar werd er al eentje verpletterd. Ook omdat de veiligheidsmensen een persoonlijke agenda hadden: zij wilden evengoed zo dicht mogelijk bij de vrienden van Torres komen.

De Selección is Europees kampioen en één van de, om niet te zeggen dé topfavoriet om dit WK te winnen: in Johannesburg wordt voor veel minder gek gedaan. Een lokale krant had de volgende dag een dubbele pagina vol foto’s over de fameuze aankomst. Groot nieuws.

Maar ondertussen in Catalonië... waren ze toch met iets anders bezig. Aan de 7-jarige ambtstermijn van Juan Laporta als Barcelona-voorzitter is dit weekend een einde gekomen. Een verkiezing heeft ondertussen een opvolger opgeleverd. De 46-jarige Sandro Rosell haalde 61,35 procent van de stemmen.

Dat ze in Catalonië net als in het Baskenland en Andalusië niet bezig zijn met dit WK, is meer dan overdreven. Maar dat de Europese titel van twee jaar geleden ervoor heeft gezorgd dat het land nu als één man, vrouw of kind achter de nationale ploeg staat, is dat evengoed. En anderzijds is er ook scepsis en achterdocht vanuit de hoofdstad. Dat werd niet zo lang geleden bewezen, toen Barça-middenvelder Xavi op 2 mei overal in het nieuws verscheen. Een spierblessure aan het linkerbeen, daar maakte de hele natie zich zorgen over. Het WK van dé draaischijf op het middenveld kwam immers in gevaar. Een scheur van drie centimeter.

In Barcelona werd gekeken, gepraat, en beslist. Hij zou het seizoen uitspelen en een poging wagen om met de Catalaanse voetbaltrots de titel binnen te halen. In de rest van het land, en vooral in de hoofdstad werd gevloekt, verwenst en geschreven (commentaarstukken, dus). Xavi zette met die beslissing zijn deelname aan het WK op het spel. En zo kwam de oude vete weer boven. Xavi was Catalaan en de nationale ploeg kon hem niet schelen. Het enige wat voor de Catalanen telt is Barcelona. Met die overtuiging leefden ze in Madrid.

Barça-coach Guardiola noemde Xavi dan ook nog eens “een voorbeeld”, wat het alleen nog maar erger maakte. Dezelfde Pep’ probeerde wat later duidelijk te maken dat de middenvelder zijn WK helemaal niet op het spel zette, maar dat lukte dus niet meer. Ook al had hij dan gelijk.

Een week later speelde Xavi zijn laatste match voor de kampioen en deed dat blijkbaar zonder problemen. Achteraf: “Ik ken mijn lijf. Heel Spanje was bezorgd, maar ik ben in orde.” Hij vloog mee naar Zuid-Afrika, maar voor hij op het vliegtuig stapte, moest hij eerst nog iets anders regelen. Hij ondertekende een contract dat hem tot 2016 - eigenlijk voor de rest van zijn carrière - aan Barcelona verbindt. Even was er sprake van dat hij zou weggaan, maar daar komt dus niets van in huis.

Zo staat de teller van het aantal Barça-vertegenwoordigers in het eerste elftal van de Spaanse nationale ploeg netjes op vijf. Net niet de helft van het hele team, en

niet meteen op minderwaardige posities. Piqué en Puyol vormen het centrale duo achterin, Iniesta en Xavi zullen straks een paar middenvelden onder de voet lopen en voorin moet nieuwkomer David Villa mee voor de goals zorgen.

Villa en Iniesta zijn geen Catalanen, maar dat zijn middenvelders Fàbregas en Sergio Busquets en keeper Víctor Valdés dan weer wel. Madrilenen zullen het niet graag horen, maar eigenlijk is de kern van de huidige nationale ploeg gevormd in de schaduw van Camp Nou. Op de jeugdacademie van Barcelona. Dat staat op z’n zachtst gezegd toch wat haaks op de geschiedenis: de nationale ploeg is Madrid, Franco, symbool van de centrale macht. Maar de spelers zelf maken daar helemaal niets van. “Wij Catalanen doen gewoon ons best voor de nationale ploeg”, aldus Piqué. “Als speler droom je gewoon om een nationaal shirt te dragen en het op te nemen tegen de rest van de wereld. En dat gaan we ook doen.”

Xavi: “Een voetballer begrijpt de politiek niet. Het enige wat voor ons telt, is gewoon winnen.” Nu, Piqué en Xavi mogen zeggen wat ze willen, daarom denkt de rest van Catalonië er nog altijd niet zo over (en wie weet doen zijzelf dat ook niet). Er is echt wel een reden waarom er nu ondertussen al negentien jaar lang geen interland is gespeeld in Camp Nou.

Amper drie jaar terug ontbrandde er een hevige discussie op het Iberische schiereiland over de vertegenwoordiging van Catalanen en Basken op EK’s, WK’s en op de Spelen. Regionalisten zagen een voorbeeld in Schotland en Wales. De Baskische afgevaardigde Aitor Esteban uit Bilbao hield een vurig pleidooi in het Spaanse parlement en haalde daarbij zelfs het voorontwerp van een truitje boven. “Franco is het in veertig jaar niet gelukt om de Basken een Spaans gevoel op te leggen, een ander zal daar ook niet in slagen”, klonk het.

Een Catalaans parlementslid, Josep Maldonado, waarschuwde dat “miljoenen burgers zich nog verder zouden afkeren van Spanje”, maar samen met collega Esteban werd hij uiteindelijk wel wandelen gestuurd. In hetzelfde jaar stak nog een andere discussie op, in Engelse media benoemd als het ‘sock-gate’-schandaal. Zowel Puyol als Xavi hadden in de interland tegen Letland hun sokken omgeslagen, waardoor het Spaanse vlagje dat erop was gestikt niet langer zichtbaar was. “Een belachelijke discussie”, vond Xavi zelf meer dan terecht, maar ondertussen was het wel weer heisa.

In de tussentijd won Spanje het EK in Zwitserland en Oostenrijk. En ja, in Bilbao en Barcelona werd op 29 juni hier en daar met Spaanse vlaggen gezwaaid. Voor de eerste keer sinds lang was het clubvoetbal ondergeschikt aan de nationale ploeg, ook dat was on-Spaans. Maar twee jaar later kan moeilijk worden beweerd dat die Europese titel het land aan elkaar heeft gelijmd. De roep naar Catalaanse onafhankelijkheid is er niet stiller op geworden, en wordt ook gevoed vanuit het instituut FC Barcelona.

Eind dit jaar, als er in Spanje nieuwe parlementsverkiezingen zijn, zal dat zelfs een hoogtepunt bereiken. Laporta, de nu ex-Barça-voorzitter, wil in de politiek stappen. Hij zou zelfs een eigen partij willen opstarten. De vrees bij de traditionele partijen is dat de man ook wel eens veel kiezers zou kunnen aantrekken van ver buiten Catalonië. Laporta is een separatist. Onlangs nog liet hij dat niet mis verstaan, in voetbaltermen dan. “Ik voel niets voor de Spaanse nationale ploeg. Het maakt zelfs niet uit dat er zes spelers van Barcelona in zitten.”

Wat Laporta wil is dat de Catalaanse nationale ploeg van bondscoach Johan Cruijff straks gewoon kan deelnemen aan een WK en EK. Voorlopig blijft het bij oefeninterlands, zoals in december vorig jaar tegen Argentinië. Cruijff kon toen een elftal aan de aftrap brengen dat zeker achterin sterk leek op de ploeg die vanavond in Durban zijn WK start tegen Zwitserland.