Direct naar artikelinhoud

Jezus Christus, het is maar een beeld

Hoe katholiek moet je zijn om een Christusbeeld uit te roepen tot wereldwonder? Cristo Redentor staat op een pittoreske bergtop en is best fotogeniek, maar veel mirakel komt daar niet aan te pas. Het echte wonder ligt aan zijn voeten en heet Rio de Janeiro.

De zon gaat vroeg onder ten zuiden van de evenaar. In Rio de Janeiro wintert het, mijn taxichauffeur draagt zelfs een dikke jas. Dat heeft natuurlijk niets te maken met de subtropische buitentemperatuur, maar met de airco, die ingesteld is op 15 graden. Het regent in Rio, maar toch hoop ik vanuit de taxi al een blik op te vangen van de Cristo Redentor. Ik verwacht dat die als een titaan zal uittorenen boven zijn stad, een beeld dat je van overal kunt zien, maar ik heb er nog geen idee van hoe uitgestrekt Rio is - en hoe petieterig de Mensenzoon. De Verlosser toont zich niet.

Wellicht had ik hier niet op een slechter moment kunnen arriveren, want het wereldkampioenschap voetbal is in het land. Dat betekent dat ik niet alleen af te rekenen zal krijgen met de gewone toerist, maar ook met voetbalfans die tussen twee matchen door wat toerisme komen bedrijven. Gegarandeerd zal elke supporter die thans in Rio logeert een bezoek willen brengen aan het Jezusbeeld.

Mijn hotel staat aan het strand, van op het dakterras kan ik heel Copacabana overschouwen, maar de Cristo blijft zich wegsteken. Ik zie wel de kegelvormige contouren van bergen die lukraak tussen woonwijken gedropt lijken. Copacabana ligt geprangd tussen die bulten en de Atlantische Oceaan.

Aangezien ik er maar één straat voor hoef over te steken, begin ik de volgende dag met een strandwandeling. De golven krullen hoog en onstuimig, ik krijg zowaar zin om te surfen, maar met mijn jeans en cowboybotten ben ik er niet op gekleed. Enkele zonnebaadsters stallen hun bips uit, want in Rio gaat er niets boven een vrouw met een achterkasteel. Dat zie je ook aan de zandsculpturen langs de dijk: het vrouwelijke lichaam wordt er gereduceerd tot een partij billen, meer moet dat niet zijn. Het is nauwelijks verholen propaganda voor anale seks, naar verluidt een geliefkoosd tijdverdrijf in deze contreien.

De zon heerst in de benedenstad, maar op de bergen ligt een dik, grijs tapijt. Op een van die bergen houdt Christus zich schuil achter een wolk. Daarom verkies ik eerst het Suikerbrood te bezoeken, een steile rots met een markante vorm. Het is een kegel van graniet van haast 400 meter hoog, bijna volledig omgeven door water. Tegen één flank beukt de Atlantische Oceaan, aan de andere kant kabbelt het vervuilde water van de Baai van Guanabara.

Eén bruisend kluwen

Ik koop een ticket voor de kabelbaan, want zonder die gondel kun je de top van het Suikerbrood niet bereiken. Het eerste deel kun je wel te voet doen, al klimmend door de jungle. Dat het regenwoud nooit ver weg is, maakt Rio de Janeiro zo fantastisch. Op amper een paar honderd meter van het drukke stadsverkeer zie je al struikgewas dat wemelt van de aapjes. Als ik mijn opzoekwerk secuur uitgevoerd heb, zijn het penseelaapjes, pluizenbollen met aan weerszijden van hun snoet een witte waaier. De dieren zijn afkomstig uit het hart van het Amazonewoud en zijn een plezier om gade te slaan.

Al bij het eerste panorama slaat Rio de Janeiro je met verstomming. Het valt niet te bevatten hoe groot en uitgestrekt de stad is. Woonwijken zijn uitgesmeerd over vlakke stukken land langs de kusten en eilandjes in de baai. En hoewel er een 'Centro' is, valt vanuit de hoogte niet uit te maken wat nu eigenlijk het middelpunt is van dit kluwen.

Vanop de heuvel naast het Suikerbrood vertrekt de kabelbaan naar de top, die af en toe zijn mutsje van wolken afzet. Als ik uit de cabine stap, word ik verwelkomd door atonaal gezang: Jezus Mina, het loopt hier vol voetbalsupporters die hun nationale hymne oneer aandoen. Allemaal geloven ze er nog in dat hun team met de wereldbeker naar huis zal gaan, voor het gemak vergetend dat enkel Duitsers superieur zijn.

Maar zelfs voetbalfans worden plots stil als ze het uitzicht zien dat de Suikerbroodberg te bieden heeft. De bootjes op de baai, de vliegtuigen die erover scheren, de stad die zich heeft geschikt naar de grillige natuur van de kustlijn, de favela's die zich tegen bergwanden aanschurken: dat alles samen is een wereldwonder, daar heb je geen Jezus Christus voor nodig. Als hij zich nog lang in de wolken wegsteekt, gaan de mensen op den duur nog aan zijn bestaan twijfelen. Niemand zal geloven dat hij daar werkelijk staat.

Het is niet mogelijk een blitzbezoek te brengen aan het Suikerbrood. Zomaar wegwandelen gaat niet, want Rio nodigt je met veel aandrang uit om te blijven kijken. Deze stad wil bewonderd worden, zij weet dat haar vorm bekoort en haar elegantie beklijft. Pas als de zon onder is, neem ik de kabelbaan weer naar beneden.

Kolibries

De wolken hebben zich de volgende dag uit de voeten gemaakt, de zon werpt haar stralen ter aarde neer. Vandaag treedt Brazilië aan op het WK, ik hoop dat alle voetbalfans zich vastgeketend hebben aan hun televisie, zodat ik de Mensenzoon ongehinderd een bezoekje kan brengen.

Langs de lagune die tussen Ipanema en de bergen ligt, wandel ik naar het Parque Lage, een stukje jungle dat enigszins in toom gehouden wordt opdat ook ouderen erdoor kunnen wandelen. Het park gaat naadloos over in het regenwoud en een grote kapucijnaap wijst mij de weg naar het pad dat zich omhoog slingert tegen de bergwand.

Bij een waterval houden enkele zwaar bewapende manschappen van de militaire politie de wacht, alsof het hier elk moment tot hevige rellen kan komen. Een agent met een mitrailleur zit tussen de wortels van een boom op zijn smartphone te klooien. Ik let erop dat ik niet uitglijd, want deze agenten zien eruit alsof ze je bij de minste misstap arresteren.

De helling wordt steiler en steiler, grote stukken van het pad zijn weggespoeld, zodat je omhoog moet glibberen langs een zompige geul. Wanneer ik even op adem kom, valt mijn oog op een bloem die enkele meters boven de grond hangt. Er lijkt een groot insect voor te zweven. Maar het is geen insect, het is een kolibrie. Te wauw, daar valt je mond van open.

Ik kruis de sporen van het treintje waarmee 99 procent van de toeristen de top bereikt en algauw zie ik Cristo Redentor opdoemen boven het gebladerte. Zelfs als je dichterbij komt, weet de Verlosser niet echt te imponeren. Ja, het is een mooi art-decobeeld, maar Jezus Christus, het is ook máár een beeld.

Om effectief naast het beeld te gaan staan heb je een ticketje nodig dat je bij het treinstationnetje kunt kopen. Helaas loopt het er vol luidruchtige idioten in voetbaltruitjes. Moeten die gasten niet in een café naar tv kijken, de wedstrijd begint zo meteen!

Mijn respect voor de Messias is groot, zeker nu ik zie hoe stoïcijns hij de massa supporters aan zijn voeten verdraagt. Bijna iedereen kopieert zijn pose van barmhartigheid voor de foto, maar hoor je hem klagen? Ik zou die kloefkappers allang van mijn berg geschopt hebben. Ze verpesten de ervaring met hun gebral, ze scheppen teleurstelling waar triomf had moeten zijn.

Alweer roepen de Colombianen het hardst, maar ook de Mexicanen geven van jetje, wat mij doet overwegen om mijn bezoek aan het Mexicaanse Chichen Itza te schrappen en eigenhandig een nieuw zevende wereldwonder te verkiezen, bij voorkeur in een land met supporters die mij niet lopen te irriteren.

Dat zal niet Nederland zijn, want ook hier staan er Nederlanders hoog van hun toren te blazen. "Zullen we even 'Holland!' scanderen?", stelt een Nederlandse vrouw voor aan haar reisgezelschap. "Als er één begint, gaat de rest volgen."

Het oog van Maracanã

Het landschap waar de Verlosser over uitkijkt, is niet mis. Meer zelfs: zonder dat landschap was de Christus nooit tot wereldwonder verkozen. Maar als ik hem was geweest, had ik mij toch wel bovenop het Suikerbrood geïnstalleerd, want daar heb je een nog indrukwekkender zicht op Rio de Janeiro. Ik kan me uit de catechese niet meer herinneren wie er nu weer onfeilbaar was, de paus of de Mensenzoon, maar één van hen heeft hier toch een inschattingsfout gemaakt.

Onder de voeten van de Christus zit een kapel. Meestal ben ik voor ontheiliging van christelijke monumenten, maar als dat gebeurt door voetbalsupporters heb ik toch ook mijn bedenkingen. De kapelaan moet zowaar mee op de foto met enkele Colombianen. Het priesterambt wordt hier besmeurd, ver beneden ons in de stad blinkt het duivelsoog van het Maracanãstadion boosaardig.

Een Duitse supporter vindt de spirituele moed voor een schietgebedje. "Now we pray for Germany", prevelt hij. "Dear God, let Germany win the World Cup." Meer moet dat niet zijn. Zelfs bidden doen Duitsers met dodelijke efficiëntie, zo zal binnen enkele dagen blijken.

Er komen steeds meer wolken over de bergflanken gekropen. Mistige klauwen vinden elkaar en omgorden de toppen. De bewolking wordt zo dicht dat zelfs Christus niet meer te zien is, zelfs al sta je aan zijn voeten. "Cristo, allez!", roept een bezoeker ontgoocheld. Christus heeft het gehad met deze bijgelovigen, deze dwazen die de farizeeërs van de internationale voetbalbond achternahollen.

Ik keer de Heiland de rug toe en verlos me uit zijn omarming. Weg van hier, denk ik wanneer een treintje vol joelende voetbalsupporters me passeert. Steek veertig mannen met hetzelfde voetbaltruitje in een benepen ruimte en om de een of andere reden kunnen ze niet aan de drang weerstaan te beginnen juichen en zingen.

Terwijl ik naar beneden glijd, moet ik aan mezelf bekennen dat ik niet zozeer de Verlosser, maar die minuscule kolibrie het hoogtepunt van de beklimming vond. Dat vogeltje was het onverwachte dat ik niet verwacht had.

Ik arriveer in een verlaten stad. In de straten rijden enkel nog taxi's en bussen. De wedstrijd van Neymar en co. begint zo meteen, de Brazilianen zitten nog vol zelfvertrouwen en hebben er geen idee van welke vernedering er hen te wachten staat, hoe diep ze nog zullen wegzinken van schaamte.

Aan het strand van Copacabana zitten de terrassen barstensvol. Uit volle borst zingen de Carioca's (de inwoners van Rio) hun volkslied mee. Zelfs de wind en de golven delen in het enthousiasme en steken een tandje bij. Er hangt feest in de lucht. Ja, vanavond zal Brazilië winnen en zullen duizenden mensen dat vieren op het strand. Maar Christus zal uiteindelijk geen verlossing brengen, er zal geen wereldwonder geschieden in Rio de Janeiro. Heeft Jezus genoeg barmhartigheid in zijn binnenzak om het Braziliaanse volk er weer bovenop te helpen?