Direct naar artikelinhoud

Wat ziet hij toch in die lelijke vrouw?

Om de drie maanden bedriegt hij haar. Dan slaat de angst toe. Ze moet van hem af, dat beseft ze wel. Maar dan kruipt er een duiveltje in haar hoofd.

De dagen dat hij op zakenreis is, zijn het ergst. Dan is hij met haar. Aanvankelijk lukt het wel om mij ervoor af te sluiten. Als ik les geef, heb ik zelfs plezier met mijn leerlingen. Maar zodra het uur is afgelopen en ik de gang inloop, op weg naar mijn kamer, word ik overvallen door een loodzware eenzaamheid. In mijn hoofd tollen steeds dezelfde patronen. Het is een reeks herhalende gedachten die niet te stoppen is, en die nooit leidt tot een inzicht of een conclusie. Als mijn werkdag erop zit, ga ik met een vriendin iets doen, maar vaker blijf ik gewoon thuis en open een fles wijn. Eén, twee dagen lukt het me om de wijze vrouw te zijn die het bedrog van haar man gladjes van zich laat afglijden. Maar dan ineens slaat de angst toe. Alsof iemand een sluis openzet.

De beelden die kort daarvoor nog abstract waren, worden ineens tartend concreet. Ik zie hen voor me, als op een foto. Hoe mijn man en zij verstrengeld door kleine straten lopen, de Française aan de arm die ik na vijfenendertig jaar huwelijk een beetje als mijn arm ben gaan zien. Het zou beter zijn me niet af te vragen hoe ze elkaar kussen; ik martel me ermee maar heb geen keuze. Hoe ziet die vrouw eruit? Is ze perfect gekleed, perfect geschoren, perfect gehumeurd? En draaien ze elkaar de wang toe als ze elkaar te midden van de andere zakenlieden weer groeten, of weet iedereen van hun geheim en knikt men de twee overspeligen glimlachend toe in een groot, gezamenlijk complot?

Ik doe mijn best niet nog meer details toe te laten. Te veel maakt misselijk. Maar verbeelding laat zich niet als een kraan dichtdraaien en zelfkwelling kan zelfs iets zoets hebben. Als een losse tand waar je niet van af kunt blijven. Uit de films die ik van haar achterhaal - ze manifesteert zich nogal pontificaal op internet - put ik een bijna obscene troost. Ze is lelijk en ze beweegt zich hoekig als een man. Hij is met mij veel beter af, denk ik dan, en schenk mezelf nog een glas rode wijn in en steek een sigaret op en bedwing mezelf om hem niet op datzelfde ogenblik te bellen en hem de huid vol te schelden.

Het is niet de schaamte over mijn tweederangspositie die mij dwars zit. Was het dat maar, dan was het simpel en kon ik na vijf jaar zijn overspel te hebben aangezien, woest mijn spullen pakken. Wat ons gegijzeld houdt, is het dubbele van onze liefde. Ik haat hem vanwege zijn gevoos met die vrouw, maar ik houd van hem op de momenten dat we samen zijn. Hij is gek op haar, maar weet dat het sprookje geen stand houdt als hij mij zou verlaten, dus blijft hij bij mij en verlangt naar haar. Op de goede momenten zijn we een perfect echtpaar. Ontspannen in een andere stad, of op een tentoonstelling, is het of zij niet bestaat. Geen schaduw van die vrouw, geen zwaarmoedigheid. We lachen en hebben elkaar lief en alleen als ik mij overmoedig toesta haar ter sprake te brengen, betrekt zijn gezicht en begint hij mij mijn onverdraagzaamheid en mijn achterdocht te verwijten. 'Hoezo,' kraait hij dan, 'ik doe toch mijn best met haar om te gaan als gewone kennis? Ik raak haar toch niet meer aan? Wat wil je nou nog meer? Jou is het nooit genoeg.' En meer van dat soort praat.

Ik weet dat hij liegt en ik een einde zou moeten maken aan dit huwelijk, uit morele overwegingen. We maken beesten van onszelf door ons te laten leiden door jaloezie en lust. Maar steeds als ik overweeg te verhuizen, kruipt er een duiveltje in mijn hoofd dat me verlamt en fluistert: 'Wat schiet je daar praktisch nu mee op? Straks woon je in een kleiner huis met minder geld, je vrienden zullen zich gedwongen voelen te kiezen tussen jou en hem. Je zult nog ongelukkiger zijn dan nu.'

Eén keer stond mijn besluit vast, ik had zelfs al een flat gehuurd. Maar hij praatte me om en ik was blij. Mijn zelfvertrouwen is door de hele affaire tot nul gereduceerd. Wat had er van me moeten worden op mijn zevenenvijftigste in m'n eentje in een flat? Ik houd van mijn leven net zoveel als van hem. Anderen kunnen wel zeggen: 'wat zie je er goed uit voor je leeftijd', maar mijn man geeft de voorkeur aan een andere vrouw, dus dan zal er toch wel iets aan mij mankeren.

Tegen het einde van zo'n driemaandelijkse zakenreis die meestal een week duurt, is er niets meer van mijn wijsheid over en veranderen angst en boosheid in paniek. Eén keer liep ik op een nacht de deur uit, naar het station waar ik tevergeefs wachtte op een trein. Geen idee waar ik naartoe wilde, misschien wilde ik er wel voor springen. Alles was goed als er maar een einde zou komen aan die gekmakende jaloezie en wanorde in mijn hoofd. Zelfmoord, moord, alle mogelijkheden zijn in die laatste donkere dagen van zijn verblijf met haar in het buitenland wel eens door mijn hoofd geschoten. Zijn overspel is een verslaving die ons allebei te gronde richt. Ik geloof werkelijk dat mannen en vrouwen die vreemdgaan geen idee hebben wat ze stuk maken. Want hij is net zomin gelukkig. Ik zie zijn onrust, hoe hij zich in duizend bochten wringt om zijn twee liefdes te kunnen behouden.

Ik had me deze periode in ons leven zo anders voorgesteld. Met kleinkinderen, reisjes, samen uit eten. Ik verlang terug naar de vertrouwdheid van een lange relatie, naar vroeger. Maar in zijn egoïstische verliefdheid neemt hij haar mee naar plekken waar we samen zijn geweest en bevlekt zo zelfs mijn herinneringen en ons verleden.