Direct naar artikelinhoud

'Eenheidsstatuut zal arbeiders benadelen'

Door het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden dalen de ontslagkosten voor bedienden, maar onvoldoende om echt competitief te worden. Tegelijk wordt de kostprijs bij de arbeiders fors duurder. 'Zeker voor laaggeschoolde arbeiders zal dit nefast zijn.'

Een bediende ontslaan wordt met 30 tot 40 procent goedkoper dan tot nog toe het geval was. Voor arbeiders komt het prijskaartje daarentegen drie tot vier keer hoger uit. Dat is het gevolg van de wet op het eenheidsstatuut, die sinds begin dit jaar in voege trad. De impact op de effectieve kostprijs daarvan was lange tijd onduidelijk. Het advocatenbureau Laga maakte nu een berekening op Europees vlak.

Dat de bedienden een stukje moesten inleveren, was van meet af aan duidelijk. Het was binnen Europa nergens zo duur om een bediende te ontslaan als in ons land, enkel in Italië was het nog duurder. Door de nieuwe regeling zakt ons land naar de zevende plaats.

Het zal echter enkele jaren duren vooraleer werknemers volledig in het nieuwe systeem belanden, en de ontslagfactuur effectief wordt. Er is een overgangsregeling ingevoerd omdat verworven rechten - de opgebouwde opzegrechten tot 31 december 2013 - behouden blijven. Zolang bedienden hun langere opzegtermijnen uit het verleden met zich meedragen, zullen de totale ontslagkosten hoger (blijven) liggen.

Voor arbeiders is het plaatje anders. Voor een gemiddelde arbeider zal het kostenplaatje voor de werkgever liefst drie tot vier keer hoger liggen bij een ontslag. Al spelen de overgangsmaatregelen hier wel mee. Doordat arbeiders voortaan ontslagrechten opbouwen in het nieuwe systeem, zullen de werkgevers de ontslagkosten geleidelijk zien oplopen.

In ons land heeft zo'n 58 procent van de loontrekkenden een bediendenstatuut, 42 procent is arbeider. Alvast Fa Quix, de gedelegeerd bestuurder van industriële beroepsfederatie Fedustria ziet het plaatje negatief. "Als we kijken naar de kostprijs voor de bedienden zakken we wel wat, maar blijven we nog ver uit de buurt van onze voornaamste buurlanden, die belangrijk zijn voor de loonnorm. Dus op het vlak van competitiviteit winnen we daar niets. Helemaal erg is het echter voor de arbeiders. In sectoren zoals de hout- en textielindustrie ligt de verhouding op 80 procent arbeiders en 20 procent bedienden. Binnen drie jaar gaat het kostenplaatje voor de arbeiders maal twee, tegen 2020 zelfs maal drie. Dat betekent dat een werkgever die moet herstructureren, wat binnen een volatiel industrieel domein heel normaal is, de kost niet meer kan dragen. Ik krijg nu al werkgevers aan de lijn die schrikken van de kostprijs om mensen te ontslaan. Het gevolg zal zijn dat een doorstart na een herstructurering niet meer zal lukken, en ze dus in faling moeten gaan."

Interimarbeid

Ook voor de aanwervingen gaan werkgevers op de rem staan, voorspelt Quix. "Voor hogere bedienden of gespecialiseerde arbeiders zal dit geen effect hebben. Maar lagere bedienden of laaggeschoolde arbeiders zullen het gelag betalen. Werkgevers zullen een aanwerving uitstellen, wegens te duur. Of ze gaan naar tijdelijke contracten en interimarbeid grijpen. Met andere woorden, er zijn geen winnaars aan dit verhaal."

Jan Denys, arbeidsmarktdeskundige bij Randstad houdt een slag om de arm. "Dat er meer naar uitzendarbeid zal gegrepen worden lijkt een te verwachten optie, maar dat moeten we nog zien. Pas na het eerste kwartaal zullen we een effect kunnen opmeten."