Direct naar artikelinhoud

'De mode is gericht op het korset, maar ik hou van sexy en verleidelijk'

Maar liefst 25 jaar liet de Nederlandse ontwerper Ronald van der Kemp labels als Céline en Wolford schitteren, terwijl hij zelf in de schaduw bleef staan. Maar die tijd is voorbij. Zijn eigen label is nu zijn kindje, en hoewel insiders een loep op zijn werk gericht houden, wil hij maar één ding: klein blijven.

Ronald van der Kemp heeft er een kwarteeuw in de mode op zitten. Achter de schermen, vooral. Hij was heel even artistiek directeur van het Parijse huis Guy Laroche, en tussen 1999 en 2003 had hij zijn eigen merk. Maar verder heeft de Nederlanse ontwerper altijd in de coulissen gewerkt, als consultant - creatieve huursoldaat, zeg maar - voor huizen als Céline, Escada en Wolford. Eerder dit jaar begon hij opnieuw een eigen label, RVDK, met een discrete presentatie in het Parijse appartement van fotografen Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin, tijdens de coutureweek (Van Lamsweerde, een ex-klasgenote, heeft vroeger nog de afstudeercollectie van Van de Kemp gefotografeerd). Met RVDK volgt Van der Kemp zijn eigen intuïtie. Hij gebruikt vintage stoffen, en combineert couturetechnieken met betaalbare, met eigen collages bedrukte T-shirts. En het liefst van al wil hij kleren op maat maken. Met toewijding. En liefde. With love, zoals de labels preciseren.

Ronald van der Kemp: "Ik heb in Amsterdam gestudeerd, aan de Rietveld Academie. Toen ik in 1990 afstudeerde, wilde ik heel graag naar New York. Daar was ik nog nooit geweest. Ik heb een beurs aangevraagd, en die heb ik gekregen. Alles heb ik achtergelaten, ben meteen vertrokken. Eerst kwam ik bij een stylingbureau terecht. Daar heb ik een maand gewerkt, en toen ben ik gaan zoeken naar een echte baan. Zo ben ik, na een sollicitatie, bij Bill Blass terechtgekomen. Ik heb vier jaar voor hem gewerkt. Daar heb ik het vak geleerd: ouderwetse couture, vakwerk, schouders.

"In New York had je in die periode de opmars van het minimalisme, met een ontwerper als Calvin Klein. In Europa was er niets vergelijkbaars. New York was fris, nog relatief nieuw als modestad. Het draaide toen ook nog echt om de kleren. Nu is alles gericht op de foto, het beeld, en als je de kleren dan in het echt ziet, blijft er vaak heel weinig van over. En dat geldt zeker voor de mode uit New York. Er is vaak niet genoeg nagedacht over het kledingstuk zelf. Het moet snel gemaakt worden en snel verkocht, en iedereen moet de hele tijd iets anders aan.

"Na Bill Blass heb ik vier jaar lang de collecties ontworpen voor Barneys New York, de grootwarenhuisketen. Er waren ambitieuze plannen voor dat label, en we kregen behoorlijk wat aandacht van de pers, onder meer van The New York Times. En zo werd ook mijn naam iets bekender in het milieu. Op een bepaald moment ben ik gevraagd voor Guy Laroche. Dat was mijn droomjob, dacht ik. Ik had acht jaar gewerkt en nu kreeg ik mijn grote kans: een Frans modehuis leiden. Maar toen kwam er een nieuwe CEO, en even later was ik verdwenen. Ik ben er negen maanden gebleven, heb één show gegeven, en niet echt de kans gekregen om veel te doen."

De heilige lunch

"Ik hou van de old school-stijl. Madame, weet je wel, maar dan wel op een moderne manier. Guy Laroche was het perfecte merk voor dat soort mode. Toen ik in New York wegging, dacht ik dat ik het allemaal wel wist. Ik dacht: als het in New York lukt, dan lukt het vast ook wel in Parijs. Terwijl het in feite een heel andere manier van werken is. De Fransen zijn veel minder direct. Je moet tussen de regels kunnen lezen, en dat had ik niet altijd door. Toen ik bij Laroche begon, stond er een heel team voor me klaar. Ze hadden daar het idee dat een artistiek directeur automatisch een soort diva is, maar dat ben ik helemaal niet. Nou, dat klikte dus niet helemaal. En dan was er nog het feit dat om klokslag één uur iedereen ging lunchen, ook als je heel druk ergens mee bezig was. Dat vond ik raar.

"Enfin, na die ervaring ben ik even heel erg in mijn schulp gekropen. En toen dacht ik: ik ga gewoon kleren maken, en dat ging best aardig. Ik heb mijn eigen collectie gelanceerd, en ik deed consulting voor merken. Ik heb voor Agnona gewerkt, de dameslijn van Zegna. Ik heb een bontcollectie ontworpen, en breicollecties. Ik zat heel vaak in Italië, vloog voortdurend heen en weer tussen Milaan en Parijs. Daarom ben ik toen even in Italië gaan wonen. Maar na 11 september ging alles minder, mijn eigen collectie inbegrepen.

"Michael Kors belde, met de vraag of ik hem met Céline wilde helpen in Parijs. Hij had net de financiers gevonden waarmee hij zijn eigen merk zou opbouwen tot de kolossus dit het sindsdien geworden is. En dus had hij eigenlijk geen tijd meer om voortdurend naar Parijs te reizen voor Céline. Ik heb hem geholpen voor zijn twee laatste collecties daar. Ik ging drie keer per seizoen naar New York, hij kwam naar Parijs voor de shows. Een heel leuke ervaring.

"Midden vorig jaar dacht ik: ik wil nu eindelijk nog eens iets doen dat echt van mezelf is. Ik zat daar al langer mee, maar ik twijfelde of mijn plan financieel haalbaar was. Eerst dacht ik: dit lukt nooit. En vervolgens: ik moet gewoon beginnen. En dat heb ik gedaan. Ik ben kleren gaan maken, heel intuïtief. Ik wilde niet zozeer een collectie maken, eerder een garderobe waar van alles in zit: prijzige stukken, maar ook heel betaalbare."

Leger des Heils

"Ik wil kledingstukken een langer leven laten leiden. Er worden te veel kleren gemaakt, en dat stoort me. Alles moet heel snel gaan. Er is geen tijd om kleren te maken, om ze te verkopen, en om ze te dragen. En er is ook geen tijd om na te denken over kleren. Over details of afwerking. Dat zie je zowel in de luxesector als bij goedkopere ketens. Je ziet heel vaak dingen die op elkaar lijken, en vaak liggen de kopies nog eerder in de winkels dan de originelen. Wat moet je daarmee als ontwerper? Het enige wat ik mezelf nog zag doen, was mezelf uitdrukken op mijn manier. Intuïtief, zonder plan. Ik ben niet iemand die de hele tijd hard zit na te denken. Ik ben niet conceptueel. Een verhaal heb ik wel, maar de kleren komen heel spontaan.

"In november had ik genoeg bij elkaar voor een collectie, en die heb ik aan wat mensen laten zien. De reacties waren enthousiast. Toen dacht ik: nu moet ik toch nog een stap verder. Ik ben dan met die collectie naar Parijs getrokken, tijdens de coutureweek. Ik heb een paar editors uitgenodigd, mensen met invloed. En die zijn gelukkig komen kijken. Ze bleken al even enthousiast. De Franse Vogue heeft een jurk gefotografeerd voor de couturespecial. Dan sta je tussen de Chanels en de Diors, en dan denk je: ze vinden het dus wel wat. Natuurlijk is dat leuk. Net zoals ik het leuk vind dat modesite Style.com meteen iets bracht. De volgende stap is winkels aanspreken. Ik ben met een aantal mensen in gesprek die mijn concept begrijpen. Dat is niet evident. Veel buyers willen meteen zien wat ze kunnen verkopen. Dan zien ze mijn kleren, en zie je ze denken: wat is dit voor een rare bende? Je moet dus mensen vinden die in je verhaal willen meegaan.

"Ik wil heel graag klanten uitnodigen in winkels en dan zelf mijn collectie tonen. Ik wil ook maatwerk doen, bijzondere stukken ontwerpen. Dat een vrouw een rok ziet en die prachtig vindt, en dan zeg je, nou, daar is er maar één van, maar kijk, ik heb deze stof, of deze stof, en daarmee kan ik iets maken dat alleen van jou is.

"Ik weet niet hoe groot mijn bedrijf kan worden. Of hoe het over vijf jaar moet zijn. Dat is nu nog niet aan de orde. In de mode moet je flexibel kunnen zijn. Ik wil geen kleren maken die niemand wil, of die niemand nodig heeft. Ik wil graag werken voor vrouwen die echt iets van me willen. Misschien heeft zo'n klant een oud bloesje van haar moeder waar ze erg aan gehecht is, maar dat ze zelf niet draagt. Ik kan dan bijvoorbeeld de knopen hergebruiken. Een kledingstuk dat met liefde is gemaakt en waar je zelf ook waarde aan hecht, dat lijkt me mooi. Mooier dan iets dat alleen voor een foto is gemaakt, of voor één avondje uit, en dat daarna voor eeuwig in de kast gaat, of in een zak voor het Leger des Heils.

"Toen ik voor het eerst mijn eigen merk had, werkte ik voornamelijk met jerseys, soms met wat leer erbij. Ik maakte een soort cocktailwear, maar dan wel travel-friendly. Ik kon nooit echt ver gaan met materialen of kleuren omdat je altijd grote hoeveelheden moet bestellen, en voor een kleine ontwerper is dat niet evident. Dat probleem tracht ik nu te omzeilen door vintage materialen te gebruiken. Met Bart Gorter, een Nederlandse kunstenaar, heb ik weefsels gemaakt op basis van oude stoffen. Je kunt tegenwoordig gemakkelijk van alles door elkaar gooien. En je hebt daar niet noodzakelijk een stoffenfabrikant voor nodig. Ik werk met wat ik vind, en als het op is, dan is het op. Die stoffen zijn er, en ze zijn prachtig. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor oude knoopjes. Het is heel moeilijk om de kwaliteit van vroeger te benaderen, zeker als je maar een klein bedrijfje hebt.

"Ik beschouw mezelf niet als een typisch Nederlandse ontwerper, omdat ik eigenlijk nooit in Nederland gewerkt heb. Ik heb overal gezeten, en daardoor kijk je toch op een heel andere manier naar de mode. Mijn stijl is altijd een beetje Fransig geweest, denk ik zelf. (lacht) Mijn ding, dat zijn de oude couturiers, de Ungaro's en de Givenchy's en de Saint Laurents. En vrouwen als Loulou de la Falaise, Paloma Picasso, Catherine Deneuve, of hun jongere versies: Lou Doillon, Kate Moss, Rihanna zelfs. Die kan ik me heel gemakkelijk voorstellen in een van mijn jurken."

In dienst van het effect

Couturiers had je vroeger ook in Nederland, maar dat was toch altijd een beetje namaak van Parijs.

"Wat ik op dit moment zo moeilijk vind in de mode, is dat alles zo gericht is op het korset, alles is heel ingehouden en krampachtig. Ik hou van sexy, en van verleidelijk. Maar ik vind het mooier als je zo'n effect op een meer natuurlijke manier bereikt. Er moet wel ergens een accent in je silhouet zitten, en bij mij is dat eerder de schouder. Ik heb in Nederland goede mensen gevonden die op de klassieke manier mouwen kunnen aanzetten, met de hand, zodat het heel mooi valt. Kenners zien dat.

"Ik vind dat er opnieuw meer aandacht moet zijn, voor alles. Nu staat alles in dienst van het effect, zodat iedereen onmiddellijk kan reageren op Instagram. Dat vind ik eigenlijk niet meer kunnen. Het is niet ethisch om op zo'n manier te werken. Vandaar dat ik het nu juist heel rustig probeer te doen, op mijn manier. Het is een lastige, langere weg, dat weet ik, en het is verleidelijk om gewoon mee te gaan in het hele circus. Maar ik wil het toch proberen.

"Zondag was trendwatcher Lidewij Edelkoort hier. Zij heeft onlangs een manifest geschreven over de dood van mode. Toen ik het las, dacht ik: dat heb ik net gedaan. En dus heb ik haar uitgenodigd. En ze zei: 'Nou ja, dit is precies wat er nu moet gebeuren.' Dit is het. Ik merk sowieso dat meer mensen op zoek zijn naar manieren om anders om te gaan met mode. Niemand is nog echt origineel, het is bijna onmogelijk om uit te pakken met iets dat nog nooit is gedaan. En dus kun je maar beter iets doen dat je zelf echt leuk vindt."