Direct naar artikelinhoud

Noorse populisten betalen prijs voor Breivik

De rechts-populistische Vooruitgangspartij heeft bij regionale en lokale verkiezingen in Noorwegen een zware nederlaag geleden. De partij zakte van 18,5 procent naar 11,4 procent van de stemmen. Anders Breivik, de rechts-extremist die op 22 juli een bloedbad aanrichtte op het eiland Utøya en een bomaanslag pleegde in Oslo, was tot 2006 lid van de Vooruitgangspartij.

Bij de dubbele terreuraanslag kwamen 77 personen om het leven en raakten 151 gewond, onder wie veel jongeren van de regerende Arbeiderspartij. Volgens Siv Jensen, de leider van de Vooruitgangspartij, is de teleurstellende uitslag van zijn partij te wijten aan de nationale verontwaardiging over het bloedbad door Breivik. Al sluiten politieke waarnemers niet uit dat veel Noren de Vooruitgangspartij ook de rug hebben toegekeerd vanwege een seksschandaal rond partijster Trond Birkedal. Deze voormalige burgemeesterskandidaat van de stad Stavanger werd in maart opgepakt omdat hij stiekem partijgenoten in hun blootje zou hebben gefilmd en seks zou hebben gehad met een 16-jarige.

De regerende Arbeiderspartij, dat door aanslagpleger Breivik verantwoordelijk werd gehouden voor het Noorse immigratiebeleid en waartegen hij naar eigen zeggen oorlog voerde, won bij de lokale verkiezingen. De centrumlinkse partij van premier Jens Stoltenberg werd opnieuw de grootste partij van Noorwegen met bijna 32 procent van de stemmen. Voor de aanslagen van Breivik stond de Arbeiderspartij in de peilingen nog op verlies. De Noren lijken dus zeer te spreken over het optreden van premier Stoltenberg na het bloedbad.

Toch moest de Noorse premier met lede ogen toezien hoe zijn coalitiegenoot Socialistisch-Links van Kristin Halvorsen de slechtste score haalde sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 1979. Commentator Harald Stanghelle van de Noorse krant Aftenposten verwacht daarom dat de verkiezingen "grote politieke gevolgen" zullen hebben en voorspelt zelfs "het begin van het einde van de huidige coalitie".

Conservatieven

Grote winnaar bij de verkiezingen in 430 Noorse gemeenten en negentien districten was overigens de Conservatieve partij. De oppositiepartij van Erna Solberg zag haar aanhang toenemen met 8,8 procent en kwam uit op 28 procent van de stemmen.

De winst van de Conservatieven ging vooral ten koste van de Vooruitgangspartij.

De opkomst bij de verkiezingen was met 66 procent de hoogste bij alle verkiezingen in Noorwegen sinds 1991. De Noren lijken daarmee gehoor te hebben geven aan een oproep van premier Stoltenberg, die zei dat de Noren op de aanslagen op Utøya en in Oslo moesten reageren met "meer democratie".

Sobere campagnes

Alle partijen hadden na het bloedbad door Breivik in juli afgesproken korte, sobere campagnes te voeren. Zo liet de jongerenafdeling van de Conservatieve partij haar oude campagneslogan 'beter dood dan rood' wegens de aanslagen vallen. En riep de Vooruitgangspartij campagnemateriaal terug waarop een gebroken roos stond - een verwijzing naar de Arbeiderspartij.